Inleiding
Of je metro 54 neemt naar de Amsterdam ArenA of met de 51 naar Amstelveen vertrekt, de Amsterdamse metro valt anno 2018 niet weg te denken uit de stad en het straatbeeld. Ook van de vertraging van de Noord/Zuidlijn kijkt niemand meer op. Desalniettemin besloot de gemeente al een halve eeuw terug om de eerste Amsterdamse metro aan te leggen, de zogeheten Oostlijn. Deze metrolijn zou beginnen bij het Centraal Station en moest het stadscentrum verbinden met Amsterdam-Zuidoost. Toen de gemeente in 1968 haar plannen omtrent de Oostlijn bekendmaakte, ontstond er echter omvangrijk verzet. Ten tijde van de woningnood en de opgekomen kraakbeweging, kwamen verschillende actiegroepen bijeen. Zij maakten zich met name zorgen over de grootschalige ontruiming van de Nieuwmarktbuurt, waar de Oostlijn doorheen moest lopen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de Nieuwmarktbuurt op ongekende schaal beschadigd geraakt. In de voormalig Joodse wijk was het merendeel van de huizen totaal vergaan, waardoor de Amsterdamse gemeente dacht er goed aan te doen de meeste panden gereed te maken voor de sloop. Ook waren er andere grootschalige veranderingen in en om de Nieuwmarktbuurt gaande. Zo werd de IJ-tunnel aangelegd en waren er plannen om het Amsterdamse stadhuis naar het Waterlooplein te verplaatsen. Dat een groot deel van de Nieuwmarkt zou worden gesloopt voor het aanleggen van de Oostlijn, was voor de bewoners de druppel die de emmer deed overlopen.
Binnen deze context kwamen Aktiegroep Nieuwmarkt, buurtcentrum De Boomspijker, de sectie woon- en leefklimaat van het Wijkcentrum D’Oude Stadt en buurtbewoners die op de gemeentelijke metroroute woonden, samen en zij protesteerden tegen de aanleg van de metrolijn. In deze bronanalyse wordt daarom hun stuk ‘het alternatieve metrotracé’ geanalyseerd. Deze bron heb ik uitgekozen omdat de standvastigheid van de Amsterdamse buurtbewoners sterk naar voren komt. Ook biedt de bron een unieke inzage in de activistische mentaliteit van de krakers. In deze bronanalyse wordt om te beginnen ingegaan op de totstandkoming van de bron en de motivatie van de auteurs. Vervolgens wordt er gekeken naar wat andere auteurs schrijven over de bron. Tot slot bepalen we de historische waarde van de bron en worden er vragen gesteld voor een mogelijk vervolgonderzoek.
De totstandkoming van ‘het alternatieve metrotracé’
‘Het alternatieve metrotracé’ is een verzoekschrift en is geschreven door verschillende partijen. De auteurs van ‘het alternatieve metrotracé’ noemen zichzelf ‘binnenstadsbewoners’ en zijn onder andere lid van de Aktiegroep Nieuwmarkt en de sectie Woon- en Leefklimaat van het Wijkcentrum d’Oude Stadt (in de volksmond: de Sectie). Op de voorkant van de bron wordt ook nog buurtcentrum De Boomspijker genoemd als één van de auteurs. Krakersexpert Eric Duivenvoorden noemt in zijn boek ‘Een voet tussen de deur’ dat de Aktiegroep Nieuwmarkt vooral bestond uit een bundeling krakers en dat de Sectie alle andere kritische buurtbewoners vertegenwoordigde. Ook waren er leden uit het opgeheven CPN-comité aangesloten bij de Sectie.
Voor het schrijven van ‘het alternatieve metrotracé’ hebben de Aktiegroep Nieuwmarkt en de Sectie de handen ineen geslagen. In hun stuk bieden zij een alternatief idee voor de aanleg van de metro tussen het Centraal Station en het Waterlooplein. De bron geeft de lezer in principe informatie uit eerste hand, maar de auteurs noemen in de inleiding ook dat er gebruik is gemaakt van deskundige hulp. Ondanks dat het onduidelijk is waar en waarvoor deze hulp is gebruikt, zou sommige informatie kunnen worden bestempeld als afkomstig uit tweede hand.
De bron komt uit november 1972, wat wordt vermeldt boven de inhoudsopgave. In een artikel uit het NRC Handelsblad uit november 1972 wordt het voorstel van de actievoerders genoemd en wordt hun plan toegelicht met de kop ‘Actiegroep komt met alternatief metroplan’. Met behulp van dit krantenartikel kunnen we de datum van uitgave van het verzoekschrift preciezer dateren, in plaats van enkel uit te gaan van de vermelde maand en het jaartal op de bron. Het krantenartikel is gepubliceerd op 2 november 1972, wat dus betekent dat het verzoekschrift aan het begin van de maand is uitgebracht.
Aangezien de bron ingaat op de situatie in een specifiek Amsterdamse buurt, kunnen we er van uit gaan dat de bron ergens in de Nieuwmarktbuurt is gecreëerd. Het beoogde publiek is opmerkelijk: zowel de Amsterdamse gemeenteraad als de Amsterdamse bevolking wordt genoemd als geadresseerde. Dit betekent dat de auteurs graag ook hun medestadsbewoners willen wijzen op de ontwikkelingen in de buurt.
In de inleiding wordt duidelijk gesteld dat de auteurs van de bron niet vóór het aanleggen van de metro zijn. De motivatie van de auteurs is met hun alternatief dan ook een minder slechte oplossing bieden voor de gemeentelijke plannen. Echter nog belangrijker vinden de auteurs dat de Amsterdamse buurten niet verder verwoest mogen worden en dat er een eind moet komen aan alle onzekerheid waar de bewoners nu in leven, aangaande hun woonplaats. De auteurs behartigen dus de belangen van de Nieuwmarktbewoners en protesteren met hun stuk tegen de sloop van allerlei huizen. Daarbij wordt ook genoemd dat met hun alternatieve voorstel de dreigende afbraak van de Brouwersgracht, de Jordaan, de Kinkerbuurt, de Dapperbuurt en het centrum kan worden voorkomen. Het is dus belangrijk om in gedachte te houden dat de actiegroepen zich niet alleen verzetten tegen de sloop van de Nieuwmarkt, maar zich tevens willen weren tegen een groter probleem: de afbraak van de Amsterdamse binnenstad.
De bron is op een duidelijke manier opgebouwd. Na een voorkant, inhoudsopgave en voorwoord, wordt er begonnen met de geschiedenis van het gemeentelijk metrotracé. Dit kan zijn bedoeld om de Amsterdamse bevolking – niet voor niets geadresseerde van dit verzoekschrift – te informeren over de verschillende plannen die in de loop der jaren zijn opgesteld. De auteurs vervolgen hun stuk met de argumenten van de gemeente voor de metrolijn, waarna de actiegroepen het plan voor hun alternatieve tracé voorleggen en de voordelen hiervan opsommen. Er wordt afgesloten met hun verzoeken op een rij, een bronnenlijst en foto’s van het gemeentelijk metrotracé en het alternatieve metrotracé.
De biografie van ‘het alternatieve metrotracé’
Het is belangrijk om te onderzoeken hoe de bron zich tot de historiografie verhoudt. Dit doen we door te kijken naar wat andere auteurs over het stuk hebben geschreven. Om te beginnen is het van belang te noemen dat de protesten en het activisme rondom de aanleg van de Oostlijn een bijzondere plaats innemen in de zowel de geschiedenis van Amsterdam als in het nationale verleden. Ginette Verstraete, hoogleraar Comparative Arts and Media, noemt in haar artikel ‘Underground Visions’ verschillende redenen dat deze periode zo goed gedocumenteerd is in de stadsgeschiedenis. Allereerst noemt ze ondemocratische manier van handelen van de gemeente en benadrukt ze de gewelddadig acties van de krakers, die ook werden opgepikt door de nationale pers. Tevens stelt ze dat de activisten zich zowel politiek, sociaal en cultureel uitdrukten en dat via hun bewonderingswaardige informatienetwerk veel afbeeldingen, pamfletten en geluidsopnames zijn achtergelaten. Hierdoor droegen de activisten bij aan het collectieve geheugen van de jaren zeventig. Tot slot noemt Verstraete dat de protesten ook bekendheid verkregen omdat de krakers deel uitmaakten van een nog grotere sociale beweging, die al een decennium terug was ontstaan. Hierbij doelt ze op de Provo. Ondanks dat Verstraete ‘het alternatieve metrotracé’ niet expliciet noemt als bron, gaat haar artikel wel over het belang van de protesten tegen de metro en de verhouding tussen de activisten en de Amsterdamse gemeente. De bron zou in dit geval beschouwd kunnen worden als illustratie van de beschreven historische context.
‘Het alternatieve metrotracé’ past tevens heel goed in de theorie van sociaal geografe Virginie Mamadouh. In haar boek ‘De stad in eigen hand’ beschrijft zij de theorie omtrent stedelijke sociale bewegingen. Mamadouh definieert het concept stedelijke sociale bewegingen als groepen of individuen die (buitenparlementaire) acties voeren die gericht zijn op ruimtelijke en maatschappelijke veranderingen. Deze gewenste veranderingen zijn gebaseerd op alternatieve ideeën over de herinrichting van de stad. Zo zijn de stedelijk sociale bewegingen uit op verandering van de bestemming van ruimte, maar ook op verandering van de machtsverdeling in een stad. De actievoerders van ‘het alternatieve metrotracé’ willen bijvoorbeeld niet dat de macht om te beslissen over de verandering van de Nieuwmarktbuurt ligt bij de gemeente. Als kenmerken van zo’n stedelijke sociale beweging noemt Mamadouh onder andere dat de deelnemers zijn georganiseerd in actiegroepen of collectieven, zoals ook het geval is bij de auteurs van ‘het alternatieve metrotracé’. Evenals Verstraete noemt Mamadouh ook het belang van een goedlopend informatienetwerk van de actiegroepen. Daarbij wordt genoemd dat stedelijke sociale bewegingen bepaalde activiteiten uitoefenen, zoals informeren, argumenteren, demonstreren of werken aan de totstandkoming van een alternatief, waar ‘het alternatieve metrotracé’ perfect in past. Ook Mamadouh noemt de bron niet expliciet, maar haar theorie is wel van toepassing op het stuk. Dit kan enerzijds zorgen voor het beter begrijpen van het concept stedelijke sociale bewegingen, maar anderzijds ook bijdragen aan de bestaande kennis over de Nederlandse kraakbeweging.
Ten slotte noemt ook historicus Herman de Liagre Böhl dat Aktiegroep Nieuwmarkt en wijkcentrum d’Oude Stadt op 1 juni 1970 tezamen kwamen voor een vergadering over de metroplannen. Daarbij schrijft hij dat de actiegroepen voorlichtings- en discussieavonden organiseerden voor de buurtbewoners, wat De Liagre Böhl laat aansluiten op Mamadouhs criterium van een stedelijk sociale bewegingen, namelijk het ‘informeren’. Ook geeft hij een voorbeeld van de acties die vallen onder ‘argumenteren’, namelijk bezwaarschriften schrijven samen met het wijkcentrum en deze adresseren aan de gemeenteraad. Hier sluit de bron ‘het alternatieve metrotracé’ op aan, omdat dit precies was wat de actievoerders samen hebben gedaan.
De historische waarde van ‘het alternatieve metrotracé’
Bij het maken van een bronanalyse wordt er heel nauwkeurig naar verschillende aspecten van een bron gekeken. Waar het bij normaal brongebruik vaak gaat om een passage uit de tekst of een enkele afbeelding, wordt bij deze opdracht de bron in feite op z’n kop gezet. Tevens houden we rekening met de gedachte achter de tekst en de bedoeling van de auteurs. Zo noemt ook hoogleraar en literatuurcriticus Catherine Belsey in haar artikel ‘Textual Analysis as a Research Method’ dat enkel onderzoek doen wel informatie biedt, maar dat tekstuele analyse daadwerkelijk vragen oplevert die een onderzoek kan beantwoorden. Belsey stelt dan ook dat onderzoekers het best een bron kunnen benaderen zonder gebruik te maken van hun bestaande kennis, of zonder op te zoek te gaan naar wat andere geleerden hebben geschreven over deze bron.
Mijn algemene beeld van de krakers is door het analyseren van ‘het alternatieve metrotracé’ enigszins veranderd. De bron biedt een uniek kijkje in de gedachtegang en de manier van handelen van de actievoerders. Zo verbaasde het mij dat er geprobeerd werd een diplomatieke consensus te bereiken tussen de actiegroepen en de gemeente en dat er daadwerkelijk onderzoek werd gedaan naar andere mogelijkheden. Wellicht zou daarom gesteld kunnen worden dat deze bronanalyse bijdraagt aan de beeldvorming van de krakers en dat de stereotypering van krakers als militante activisten – onterecht – de geschiedschrijving domineert.
Bij het doen van groter historisch onderzoek zou het interessant zijn om de nadruk te leggen op de correspondentie tussen de gemeente en de actiegroepen over de Oostlijn. In de inleiding van het verzoekschrift wordt gesteld dat de mening van de actievoerders al meerdere malen bekend is gemaakt aan de gemeente, waaruit kan worden opgemaakt dat er reeds contact is geweest over de gemeentelijke plannen. Misschien zou ik deze bron beter begrijpen als ik de voorafgaande correspondentie tussen de twee partijen ook had bestudeerd. Tevens ben ik benieuwd hoe de gemeente heeft gereageerd op dit verzoekschrift en wat er is gedaan met het voorstel van de actievoerders.
De volgende twee bronnen zouden eventueel bruikbaar zijn voor nader onderzoek. Herman de Liagre Böhl beschouwt in ‘Amsterdam op de helling’ het socialiseren van het woningbezit als de belangrijkste erfenis van het actiewezen in de Nieuwmarktbuurt. Hiertegenover staat echter de historicus Bart van der Steen. In zijn artikel ‘Eerst de krakers, dan de cocktailbars’ noemt hij dat de Amsterdamse stadsbestuur bang was voor een grote leegloop en dat de stad zou verpauperen. Om deze redenen moest de stad beter bereikbaar worden voor auto’s en moest er meer kantoorruimte komen om werkgelegenheid te creëren. Om dit te bewerkstelligen, moest bijna elke wijk op grootschalige wijze worden vernieuwd. Volgens Van der Steen is het juist te danken aan de krakers dat dit niet volgens plan is verlopen. De historicus noemt dat een groot deel van de bevolking achter de krakers kwam te staan en hen meehielp met het verdedigen van de historische panden in de binnenstad. Hierdoor vertraagde de vernieuwingsplannen van de gemeenteraad. In een vervolgonderzoek zou ik graag kijken naar het socialiseringsproces en willen onderzoeken in hoeverre de krakers daadwerkelijk hebben bijgedragen aan de wijziging van de vernieuwingsplannen.
Voor dit vervolgonderzoek – of eigenlijk bij elke soort historisch onderzoek – zijn vanzelfsprekend bronnen nodig. Deze kunnen afkomstig zijn uit een archief, zoals ook het gebruikte ‘alternatieve metrotracé’. Historici Simon Gunn en Lucy Faire beschrijven in hun boek ‘Research methods for history’ dat het van belang is rekening te houden met enkele zaken bij het doen van archiefonderzoek. Zo noemen Gunn en Faire dat historici hun werkwijze in het archief zouden moeten toelichten en dat ze hun gemaakte keuzes moeten verantwoorden. Gunn en Faire zijn van mening dat er te weinig discussie is over het archiefonderzoek. Bij een vervolgonderzoek zou ik met deze methode in mijn achterhoofd het archief in gaan.
Conclusie
Met hun ‘alternatieve metrotracé’ uit november 1972 hoopten de actievoerders van Aktiegroep Nieuwmarkt en de Sectie de Amsterdamse gemeenteraad op een ander idee te brengen. Ze wilden voorkomen dat de Oostlijn de gehele Nieuwmarktbuurt zou verwoesten en brachten met hun verzoekschrift een alternatief. De bron is onder meer interessant omdat het stuk geadresseerd is aan de Amsterdamse bevolking, maar tegelijkertijd de belangen van de buurtbewoners behartigt.
De theorie van Virignie Mamadouh over stedelijke sociale bewegingen is van toepassing op de bron. De actiegroepen verzetten zich tegen de ruimtelijke en maatschappelijke veranderingen van de binnenstad. Daarbij hebben ze andere ideeën over de machtsverdeling in Amsterdam. De krakers zijn georganiseerd in actiegroepen en maken gebruik van een goedlopend informatienetwerk, wat ook wordt genoemd door Ginette Verstraete. Volgens Mamadouh informeren de actievoerders hun achterban en hebben ze gewerkt aan de totstandkoming van een alternatief, wat bevestigd wordt door Herman de Liagre Böhl.
Geconcludeerd kan echter wel worden dat de bron ‘het alternatieve metrotracé’ niet expliciet wordt genoemd door andere auteurs. Dat betekent niet dat de bron geen toevoeging is aan de bestaande kennis over de Nederlandse kraakbeweging. De bron kan worden beschouwd als onderdeel van een uitgebreider bronnencorpus aan voorbeelden over de oproer in de Nieuwmarktbuurt, die bijdragen aan zowel de stadsgeschiedenis als het nationale verleden. Ook draagt de bron bij aan de beeldvorming over de krakers en wordt duidelijk dat krakers niet enkel uit waren op extreme acties of agressief verzet.
Bibliografie
Primair bronmateriaal
‘Actiegroep komt met alternatief metroplan’, NRC Handelsblad (2 november 1972).
Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), Staatsarchief, inv.nr. SAVRZ028, doos 1B, map 1.1. ‘Het alternatieve metrotracé’, november 1972.
Secundair bronmateriaal
Belsey, Catherine, ‘Textual Analysis as a Research Method in English studies’, in: G. Griffin, Research methods for English studies (Edinburgh 2013).
Duivenvoorden, Eric, Een voet tussen de deur: Geschiedenis van de kraakbeweging 1964-1999 (Amsterdam 2000).
Gunn, Simon en Lucy Faire, ‘Introduction: Why bother with method?’, in: Research methods for history (Edinburgh 2012).
Hellema, Duco, Nederland en de jaren zeventig (Amsterdam 2012).
Liagre Böhl, de, Herman, Amsterdam op de helling: De strijd om stadsvernieuwing (Amsterdam 2010).
Mamadouh, Virginie, De stad in eigen hand. Provo’s, kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging (Amsterdam 1992).
Verstraete, Ginette, Paris-Amsterdam Underground: Essays on Cultural Resistance, Subversion, and Diversion (Amsterdam 2013).
Steen, van der, Bart, ‘De papieren van de revolte: De kraakbeweging en haar geschiedschrijving’, in: Tijdschrift voor Stadsgeschiedenis 9:2 (2014).
Steen, van der, Bart, ‘Eerst de krakers, dan de cocktailbars’, in: De Groene Amsterdammer (6 januari 2010).