Roze en Aktiegroep Nieuwmarkt

Roze en Aktiegroep Nieuwmarkt

“Wie es eigentlich gewesen ist”. Dit zijn de befaamde woorden die aan de basis liggen van het moderne historisch onderzoek. Deze woorden werden uitgesproken door zijn vader, Leopold van Ranke. Hij wilde de echte gebeurtenissen achterhalen door een middel tot vandaag de dag het wapen is van historici. Bronnen. Nu alle historici met het noemen van die naam in katzwijm zijn gevallen kunnen we verder. Net zoals historisch onderzoek heeft gedaan. Historici hebben de neiging altijd overal context bij op te zoeken, maar hierdoor kijken zij soms te snel over kleine details in bronnen heen die zo belangrijk willen. Daarom zegt Catherine Belsey in haar Textual Analysis as a Research Method dat het juist zo belangrijk is om naar een bron te kunnen kijken zonder te gaan interpreteren met heel veel context.

Dit is precies wat in de stuk gaat worden uitgevoerd. Daarom zal er ook niet meer verteld worden in deze inleiding. Heel gedetailleerd wordt er gekeken naar een bron uit het staatsarchief voor kraakgeschiedenis. Hierbij wordt een kleine, maar artificiële tweedeling gemaakt tussen het uiterlijk van de bron en het innerlijk. De eerste categorie is eigenlijk de bron bekijken alsof het in zijn geheel een afbeelding is waar je een blik op werpt. Hier worden ook de kleine tekstjes die duidelijk geen onderdeel zijn van de hoofdtekst bekeken. Vervolgens wordt het innerlijk van de bron de hoofdtekst en de afbeeldingen. Hier wordt ook al wat meer geïnterpreteerd op basis van zaken die eerder opgevallen zijn. Het onderscheidt is wat artificieel, want innerlijk en uiterlijk beïnvloeden elkaar natuurlijk. Het verschil zit hem dan ook meer in er naar kijken al was het met een snelle blik en er naar kijken alsof je hem ook echt gaat lezen.

De smachtende bron

De bron lijkt op het eerste oog een normaal a4-pamflet met wat tekst en afbeeldingen. De vouwlijnen en de drie kolommen tekst verraden echter dat het ooit waarschijnlijk de vorm van een folder had. Hij is dubbelzijdig geprint met voornamelijk tekst en afbeelding op relatief stevig papier. De bron verkeert dan ook nog steeds in goede staat, niet verkeerd voor een stuk van 44 jaar oud. Zowel tekst als papier zijn beiden in grotendeels in zwart-wit afgedrukt en trekken niet gelijk de aandacht. Dit geeft een geweldig contrast met enkele andere onderdelen van de folder. Dezen zijn geprint in een kleur die het midden houdt tussen zuurstok roze en lichtpaars. Dit zorgt ervoor dat bij een eerste oog opslag de blik gelijk naar deze plekken wordt getrokken. Het mag dan ook niet verbazen dat de auteurs links bovenaan de titel van de folder in ander en groter font hebben afgedrukt. ‘WAT KLOPT ER VAN DE ARGUMENTEN VAN DE GEMEENTE OM EEN METRO AAN TE LEGGEN’ leest het. Dit zorgt dat de potentiële lezer meteen weet waar de folder over gaat. Deze opmaak wordt in minder mate doorgezet in de subkopjes die roze onderstreept zijn. Het stuurt de ogen van de lezer actief door het stuk heen.

Dit leidende roze wordt echter ook voor twee andere elementen gebruikt in de folder. Zij kunnen ons meer vertellen over de datering en productie van de bron. Aan de achterkant staat er rechts onderin iets wat lijkt op een kleine stempel met een logo, maar belangrijker nog een markering van de datum. In dit geval is dat januari 1975, maar in hetzelfde archief is een andere versie te vinden die ongemarkeerd is. Deze alternatieve versie is ook op net ander papier geprint en de afbeeldingen zijn iets zwarter en beter zichtbaar. Het lijkt erop dat de folder op verschillende plekken en/of tijden is geproduceerd. Helaas worden veel dubbele exemplaren niet bewaard, waardoor het moeilijk is een goed beeld te krijgen van oplage en mogelijk verschillende producties. Een datering, die met de context belangrijk wordt,  van productie rond eind 1974 tot begin 1975 lijkt waarschijnlijk. Dit wordt versterkt door het tweede element in leidende roze.

Aan de voorkant van de folder bevindt zich helemaal links in het kader, drie regels met tekst. Hierin worden zowel de adresgegevens van de Aktiegroep Nieuwmarkt vermeld als het feit dat het gaat om een overdruk uit ‘Het metrorapport van de nieuwmarkt’. Dit geeft ons verdere informatie over oorspong van dit stuk. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de folder door Aktiegroep Nieuwmarkt is gecreëerd op basis van een eerder rapport, ook van hun hand. Er wordt namelijk vermeld dat de folder een overdruk is oftewel een deel van het eerdere rapport dat nu losstaand is uitgebracht. Dat was ook geen slecht idee, want het oorspronkelijk rapport werd in 1974 uitgebracht en telde meer dan 50 pagina’s. Het was enigszins een kakofonie van precieze uiteenzetting van de feiten, afbeeldingen, kaarten en geopinieerde stukken. Hierin midden in op pagina 21 en 22 bevindt zich het oorspronkelijke artikel. De verschillende versies zijn vrijwel hetzelfde en op tekstueel niveau zelfs helemaal. Het belangrijkste verschil zit hem in het ontbreken van de roze accentuering in de versie uit het rapport. Een klein doch cruciaal verschil ten opzichte van de folder. Want hoewel de inhoud van de folder ook een interessant perspectief biedt, vertelt deze bron ook veel over de manier waarop de informatie werd verspreid. De auteurs van de folder hebben actief gekozen om van dit stuk tekst uit het rapport een folder te maken. Ze lijken hiermee te sturen op een groter publiek dat logischerwijs niet het hele rapport van 50 pagina’s gaat lezen. In dit proces hebben zij ervoor gekozen om de roze accentuering toe te voegen wat een lezer helpt zijn weg vinden in de folder. Er lijkt gestuurd te zijn om de folder toegankelijker en aantrekkelijker voor een groter publiek te maken dan het orgineel.

De bron heeft dus in zijn productieprocess twee verschillende fases gehad. Ten eerste toen de tekst werd geschreven om in het rapport te plaatsen. Vervolgens begon de tweede fase toen de tekst gebruikt is om de folder mee te creëren. De tekst in het rapport kan dus ook gezien worden als een stap in het productieproces. Dit bekent dat het niet zeker is of de auteurs van de tekst iets van doen had met de auteurs van de folder. Het zouden verschillende mensen binnen de Aktiegroep kunnen zijn geweest. De bron die hier wordt bekeken is echter de folder dus is het niet zozeer belangrijk wat de oorspronkelijke auteurs met hun tekst wilden in het rapport, maar wel wat de auteurs van de folder met de tekst wilde in de folder. Hoewel ze beiden deel waren van Aktiegroep Nieuwmarkt, gaat het over verschillende werken en is het dus een relevant punt om te bespreken.

De tekst zelf weerlegt, zoals aangekondigd in de titel, vijf argumenten van de gemeente betreffende de hoeveelheid te vervoeren mensen,  effect op auto’s , snelheid van de metro, werkgelegenheid gecreëerd door de bouw en de kosten voor de reiziger. Per argument, die roze onderstreept zijn, wordt in een korte alinea. Deze hebben een duidelijk opbouw waarin de tekst uiteen zet waarom de opvatting van de gemeente in hun ogen incorrect is. Daar tegenover zetten de auteurs wel een oplossing die hun voorkeur verkrijgt. De auteurs gebruiken tegelijkertijd beeld om hun standpunten kracht bij te zetten. Hiervoor worden drie spotprenten gebruikt die lege stad voor kantoren en rijken tonen. De auteurs gebruiken beeld en geluid in tandem om kort en overtuigend de plannen van de gemeente aan te vallen.

Het gebruik van beeld en taal brengen niet alleen inhoudelijk een boodschap over, maar maken de folder ook toegankelijk voor een groot publiek. De redeneringen worden nog gemakkelijker om te volgen doordat de auteurs gebruik maken van vrij informeel en eenvoudig taalgebruik. Technische termen lijken daarom vermeden en regelmatig wordt de ‘we’  vorm ingezet. De tekst per argument is ook vrij compact met een duidelijk opbouw en resulteert in vijf ‘hapklare’ argumenten tegen het gemeentebeleid. Dit maakt het toegankelijk om te lezen én te gebruiken voor een groot publiek ongeacht opleidingsniveau. Het beoogde publiek van de tekst is dus zeer breed. Het sloot alleen complete leken op dit onderwerp uit door direct in te gaan op argumenten zonder inleiding. Aan de andere kant van het spectrum was het voor doorgewinterde actievoerders niet veel nieuws onder de zon. Hiertussenin zat echter een hele grote groep voor wie de tekst interessant was. Dit sluit aan bij het uiterlijk van de bron, waarbij ook lijken te mikken op breede beoogde doelgroep.

De bron vertelt zelf dus al heel veel over zijn productie en de intenties van de auteurs. Moeilijker is echter te achterhalen waarom werd besloten op dat moment deze bron voort te brengen. Context over de periode en auteurs is noodzakelijk. Voor deze bron is dat de strijd om de Nieuwmarkt en zoals de bron toonde Aktiegroep Nieuwmarkt.

De geboorteplaats en ouders van de bron

Dit conflict heeft zijn wortels in de tweede helft van de jaren zestig. Dit was een roerige tijd voor Nederland, maar met Amsterdam als het meest in het oog springende voorbeeld. De nieuwe generatie babyboomers begonnen zich actiever af te zetten tegen de maatschappelijke orde.  Deze oude paternalistische orde van de ‘golden age’ van de naoorlogse wederopbouw boette steeds verder aan gezag in. Op straat uitte dit zich in groeiende burgerlijke ongehoorzaamheid in het begin veelal in de vorm van protesten. In Amsterdam was Provo het uithangbord van deze beweging. Het organiseren van bijeenkomsten en kraken van panden leidde tot enkele conflicten met de politie. Hoewel geweld niet afwezig was bij deze conflicten vermeden gezagsdragers verdere geweldsescalatie koste wat het kost. Een ander middel dat Provo en andere inzette was kraken.

In deze onrustige context was er een ander probleem ontstaan in Amsterdam. De stad in de jaren 60 te maken met een extreme demografische verandering. Veel groep, waaronder jonge gezinnen, besloten weg te trekken uit de stad naar de betere leefomstandigheden van het suburbane wonen. Tegelijkertijd was er ook een grote instroom van jongeren die zich aangetrokken voelden tot de grote stad. Er was tegelijkertijd sprake van veel leegstaande en vervallen panden als van woningnood. De gemeente wilde de vervallen panden het liefst slopen en vervangen met nieuwbouw. Er werden door Publieke Werken (PW) grootse plannen gemaakt voor grootste stedelijk vernieuwing. De Amsterdamse binnenstad moest zich ontwikkelen om economisch relevant te blijven. Hiervoor zouden de oude woonwijken aan de rand moesten plaatsmaken voor kantoren en infrastructuur.

De Nieuwmarktbuurt lag in deze vuurlinie. In 1968 werd door de gemeenteraad besloten dat metro er zou komen. Het tracé van de lijn liep dwars door de Nieuwmarktbuurt en zou de sloop van een groot deel van de buurt betekenen. Dit schoot in het verkeerde keelgat bij zowel de buurtbewoners als de woningzoekenden. Het duurde ook niet lang voordat er groot protest ontstond in de buurt. Die organiseerde zich in de Nieuwmarktbeweging om de sloop van de buurt en komst van de metro tegen te houden. Het wordt ook wel beschreven als een strijd tussen de functionalistische gemeente die de stad vooral ziet als een economische motor en hem zodanig wil inrichten. Hiervoor zou de Nieuwmarkbuurt moeten wijken. En de ‘romantici’ van de Nieuwmarktbeweging die de Nieuwmarkbuurt wilde behouden als plek voor mensen om gezamenlijk te wonen, te werken en sociale contacten aan te gaan. Binnen de ‘romantische’ protestbeweging speelde Aktiegroep Nieuwmarkt een cruciale rol. Een organisatie waar tientallen mensen aan meewerkt. De Aktiegroep vormde het zenuwcentrum van de buitenparlementaire acties zoals kraken vanaf 1970. Het bedient zich echter net zo als de andere groeperen van drukwerk in de vorm van actiebladen en affiches om hun ideeën en overtuigingen te verspreiden. Het begint vanaf 1972 ook zijn eigen onderzoek te doen naar alternatieven voor de metro en maken hier actief plannen van. Een trend waar de vader van deze bron, het metrorapport uit 1974, bij hoort. Deze werd zelf in november 1974 ingediend bij een raadsvergadering.

Deze organisatie stond dan ook vooraan toen eind 1974, na jarenlange relatief vreedzame protesten, de vlam in de pan sloeg. Op 12 december 1974 trachtte de gemeente panden aan de Dijkstraat te ontruimen toen het tot hevige conflicten kwam tussen kraker, onder andere de Aktiegroep, en de politie. Dit zou de opmaat zijn naar verdere conflicten in 1975. In januari van dat jaar rammen krakers nog in op politieagenten. Begin 1975 is er dus opeens sprake van open geweld tussen de Aktiegroep en de politie.

Dit is de directe context waarin Aktiegroep Nieuwmarkt besloot de bron te produceren in januari 1975. Ze hadden dus een hele directe aanleiding om een folder te creëren die hun argumenten tegen de metro nog eens extra duidelijk maakte. Bij een conflict zoals die van 12 december kwam de schijnwerper op de Nieuwmarktbuurt te staan. Hierdoor zal er meer interesse zijn geweest van een breed publiek. Tegelijkertijd willen de actievoerders natuurlijk laten weten dat ze niet zonder reden geweld gebruiken. Hoewel er niet direct bewijs voor te vinden is, heeft het een zekere logica dat Aktiegroep Nieuwmarkt een manier zoekt om haar kant van het verhaal naar buiten te brengen naar het grotere publiek. Laat dit nou net de doelgroep van de folder zijn! Hiermee wordt het aannemelijk dat dit belangrijk was in de overweging de folder uit te brengen.

De bron als wetenschappelijk object

De bron is een vreemd object in het onderzoek. Hij was de enige folder in de verzameling over Aktiegroep Nieuwmarkt van het IISG. In de literatuur zijn de folder en het rapport niet terug te vinden. Bij het onderzoek naar de actievoerders in de Nieuwmarkt wordt vaak gebruikt gemaakt van pamfletten, affiches, bezwaarschriften/brieven of krantjes van de actievoerders. Van deze bronnen komt een pamflet of een brochure het dichtst bij deze bron qua opbouw met voornamelijk tekst en eventueel wat afbeeldingen. In het meeste onderzoek, maar zeker ni

et in elk, wordt deze bronnen worden gebruikt om opvattingen van bepaalde groep te peilen. In het geval van deze bron zal het weinige verbazen dat Aktiegroep Nieuwmarkt geen voorstander van de metro en geen fan van de CPN was. Op twee andere manieren is de bron echter van grotere waarde.

In haar boek uit 1992 bespreekt Virginie Mamadouh theoretische frameworks voor het bestuderen van groeperingen als Provo, de kabouters en krakers. Haar framework draait om het sleutelbegrip van stedelijke sociale bewegingen, waar alle drie onder zouden vallen. Zij omschrijft het begrip als volgt: ‘een stedelijke sociale beweging is een netwerk van groeperingen en individuen die bewust (buitenparlementaire) actie voeren en gedurende langere tijd gericht zijn op de totstandkoming van ruimtelijke en maatschappelijke veranderingen op grond van alternatieve opvattingen over de herinrichting van de stad’. Hoewel Mamadouh de krakers ook onder dit begrip schaart, helpt deze bron om dit specifieker te bekijken voor Aktiegroep Nieuwmarkt.

Om flauw te beginnen valt een pamflet en dus een folder is onder een vorm van buitenparlementaire actie. Bovendien proberen de auteurs van de folder met tekst heel duidelijk hun eigen visie te plaatsen ten opzichte die van de gemeente. Dit is het natuurlijk al helemaal het geval met het metrorapport en de eerdere alternatieve plannen voor de metro die zijn gemaakt door Aktiegroep Nieuwmarkt. De Aktiegroep heeft duidelijk haar eigen visie voor de herinrichting van de stad.  Het feit dat er zekere organisatie achter zat en een langere tijd in beslag nam, blijkt uit de andere toevoeging aan bestaande kennis die de bron te bieden heeft.

De bron biedt namelijk de unieke mogelijkheid om een beetje achter de schermen te kijken van naar productieproces van Aktiegroep Nieuwmarkt. De bron is immers in twee stappen ontstaan met als eerste de creatie van de tekst voor het rapport en vervolgens de transformatie naar een foldervorm. Hieraan is te zien dat de auteurs actief bezig waren met verpakken van de tekst, in een foldervorm met een opvallende kleur, voor een nieuw breder publiek. Het geeft daarmee een inkijk in hoe de Aktiegroep bezig was met het aanpassen van hun boodschap voor een ander publiek. Weliswaar is dit als folder een unieke bron die niet helemaal regulier ontstaan, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat Aktiegroep Nieuwmarkt hun werkwijze plots zouden hebben veranderd voor deze ene productie.

Conclusie

De folder van Aktiegroep Amsterdam is unieke bron, zowel letterlijk als figuurlijk. Door het gebruik te maken van de Textual Analysis as a Research Method en dus eerst goed naar de bron te kijken, kan een historicus dus heel veel uit de bron zelf halen zonder eindeloos veel context nodig te hebben. In dit geval resulteerde dat in het feit dat de manier van produceren vanzelf naar voren als een opvallende punt. Dit is dan ook precies waar de bron nieuwe inzichten kan verschaffen. De bron bewijst niet in een keer dat de Aktiegroep Nieuwmarkt inderdaad onder de begrip stedelijke sociale beweging valt, maar maakt het wel op een paar punten waarschijnlijk. Bovendien licht het een tip van de sluier op over de overwegingen die worden gemaakt in het productieproces van Aktiegroep Nieuwmarkt.

Literatuurlijst

Secundaire literatuur

  • B. van der Steen, ‘De papieren van de revolte: De kraakbeweging en haar geschiedschrijving’, in: Tijdschrift voor Stadsgeschiedenis 9, nr. 2 (2014) 166-181.
  • C. Belsey, ‘Textual analysis as a research method in English studies’, in: G. Griffin, Research methods for English studies (Edinburgh 2013) 160-178.
  • D. Hellema, Nederland en de jaren zeventig (Amsterdam 2012).H. de Liagre Böhl, Amsterdam op de helling: De strijd om stadsvernieuwing (Amsterdam 2010).
  • J.C. Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw: Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995).
  • K. Davids, ‘Sporen in de stad: De metro en de strijd om ruimtelijke ordening in Amsterdam’, Historisch Tijdschrift Holland 32 (2000) 157-182.
  • V. Mamadouh, De stad in eigen hand. Provo’s, kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging (Amsterdam 1992).

Primaire literatuur

  • Internationaal instituut voor sociale geschiedenis (IISG), Archief Aktiegroep Nieuwmarkt (AAN), invr.nr. SAVRZO28, doos 2, map 3, ‘Wat klopt er van de argumenten van de gemeente om een metro aan te leggen’ , januari 1975.
  • Internationaal instituut voor sociale geschiedenis (IISG), Archief Aktiegroep Nieuwmarkt (AAN), invr.nr. SAVRZO28, doos 2, map 4, ‘Metrorapport van de Nieuwmarkt’’,  1974.
  • Internationaal instituut voor sociale geschiedenis (IISG), Archief Aktiegroep Nieuwmarkt (AAN), invr.nr. SAVRZO28, doos 2, map 2, ‘Wat klopt er van de argumenten van de gemeente om een metro aan te leggen’.

 

Een gewelddadige greep op de stad?

Het blauw in de stad

Vanuit een sociaal perspectief wordt de jaren zeventig vaak geassocieerd met verloedering. Hierbij past ook de leegloop van binnensteden. Begin jaren zeventig vond in Nederland een grote toename plaats van ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’. Er was onvrede over de democratie en daarnaast voelden veel burgers zich niet langer verbonden met traditionele partijen. De stadsvernieuwing in Amsterdam leidde tot veel protest. Deze protesten werden vaak gevoerd door buurtbewoners, maar ook door krakers. Het is echter niet meer dan logisch dat de liberale plannen voor stadsvernieuwing, lege kantoorpanden gepaard met woningnood en krakers onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Zoals Eric Duivenvoorden zegt: ‘er zou nooit gekraakt zijn als er geen woningnood was geweest.’ In de hoofdstad stond er door cityvorming een specifieke situatie: “In Amsterdam deed zich de paradox voor dat woningnood en leegstand van panden hand in hand gingen”. Stadssanering was langzaam de nieuwe ontwikkeling geworden. Langzamerhand werd in de binnenstad van Amsterdam in de jaren zeventig steeds meer plek gecreëerd voor kantoorkolossen, terwijl de bevolking naar buitenwijken werd gestuurd. Kraken werd zo langzaam een politiek middel, met name door de Aktiegroep Nieuwmarkt, en werd onderdeel van de bredere context van stadssanering en cityvorming.

Lees meer…

Wat was er loos op het Waterlooplein?

Wat was er loos op het Waterlooplein?

‘De Waterloopleinmarkt gaat op de schop’ aldus Het Parool in december 2016. Stadsdeel Centrum had plannen om het aantal marktplaatsen te halveren en het plein opnieuw in te richten. Tot nu toe is er op het Waterlooplein nog weinig te merken van deze plannen. Toch laat de website van gemeente Amsterdam zien dat er wel degelijk over wordt vergaderd. De protesten van de marktkooplui tegenover de saneringsdrang van de gemeente lijken wel een déjà vu. Halverwege de jaren zeventig stond de herinrichting van het Waterlooplein ook al op de agenda van de gemeente Amsterdam. Dit leidde toen eveneens tot hevig protest van verschillende partijen. Eén van die partijen was Aktiegroep Nieuwmarkt. In dit essay zal een protestkrant van Aktiegroep Nieuwmarkt worden geanalyseerd. De titel WATisERLOOsPLEIN is al meteen een goede indicatie van de houding van Aktiegroep Nieuwmarkt. Maar op welke wijze brengt de actiegroep haar standpunt over? En heeft de oproep tot protest geleid tot het verwachte en gehoopte resultaat?

Om erachter te komen wie de auteurs van deze bron waren en waarom zij deze bron hebben gepubliceerd is het belangrijk om in de eerste plaats de historische context van de bron te achterhalen. Alleen op die manier kan een goed beeld worden gevormd van de bron. In de buurt rond de Nieuwmarkt en het Waterlooplein had de Tweede Wereldoorlog de meeste sporen achtergelaten. De huizen in deze voormalige Jodenbuurt waren geplunderd tijdens de hongerwinter en wat er nog overeind stond was onbewoonbaar geworden. Deze leegstand kwam de gemeente Amsterdam eigenlijk goed uit. Zij had namelijk de ambitie om alle oude panden te slopen en te vervangen door nieuwbouw. Dit proces wordt in meerdere bronnen aangeduid als ‘cityvorming’. Voorafgaand aan de sloop stonden de panden echter lang leeg, waardoor Amsterdam zich kon ontwikkelen tot een ‘krakersparadijs’. Eén van de ‘prestige projecten’, die onderdeel waren van de cityvorming, was de aanleg van een metronetwerk. Met name de Oostlijn stuitte op veel weerstand, omdat voor de constructie van die lijn alle woningen op de metroroute moesten worden gesloopt. De krakers voerden enerzijds actie tegen de sloop van de woningen in tijden van woningnood en anderzijds tegen het geld wat de gemeente in hun ogen ‘verspilde’ aan overdreven ‘prestige objecten’. Te midden van deze protesten in de Nieuwmarktbuurt vond Aktiegroep Nieuwmarkt haar oorsprong.

Acties door de Aktiegroep

Aktiegroep Nieuwmarkt past binnen de definitie die doctor Virginie Mamadouh geeft van een ‘stedelijke sociale beweging’: ‘een stedelijke sociale beweging is een netwerk van organisaties, groeperingen en individuen die bewust (buitenparlementaire) actie voeren en gedurende langere tijd gericht zijn op de totstandkoming van ruimtelijke en maatschappelijke veranderingen op grond van alternatieve opvattingen over de herinrichting van de stad’. Aktiegroep Nieuwmarkt bestond namelijk vooral uit een groep krakers die door gedeelde hervormingsidealen samen waren gekomen. Deze idealen hadden, zoals Mamadouhs definitie aangeeft, betrekking op ruimtelijke en maatschappelijke veranderingen. Naast het aankaarten van de woningnood streefden de krakers naar het verbeteren van de wereld en naar alternatieve bestuursvormen binnen de maatschappij. Ook bestonden de protestmiddelen van Aktiegroep Nieuwmarkt uit voornamelijk buitenparlementaire acties.

Eén van die buitenparlementaire acties was het verstrekken van informatie aan het publiek via protestkrantjes. WATisERLOOsPLEIN uit oktober 1975 is één van die protestkrantjes. Zoals hierboven al werd vermeld, is dit krantje geproduceerd door Aktiegroep Nieuwmarkt. Het redactieadres is Zwanenburgwal 54/56. In die tijd werd er inderdaad gekraakt aan de Zwanenburgwal. Het is erg lastig om te achterhalen wie de auteurs van deze bron zijn geweest, maar eigenlijk doet dat er niet zoveel toe. Hier geldt hetzelfde als wat kraakhistoricus Eric Duivenvoorden over de actieaffiches schrijft: ‘het actieaffiche werd zozeer ervaren als de uitgave van een organisatie, een actiegroep of een collectief dat het vermelden van enkel een ontwerper überhaupt niet aan de orde was’. Wat echter wel kan worden vastgesteld door alleen naar de bron te kijken is dat er waarschijnlijk zowel schrijvers als kunstenaars in de redactie hebben gezeten. Veel van de teksten zijn met behulp van een typemachine gemaakt. De spotprenten en kaartjes zijn los daarvan geproduceerd en daarna als eindproduct samengevoegd met de teksten. Een groot gedeelte van de informatie is algemene kennis over het Waterlooplein en het omringende gebied. Daarnaast bevatten de pagina’s 6 en 7 interviews met een aantal marktkooplieden. Deze informatie is vermoedelijk uit de eerste hand. De chronologische tijdlijn op de pagina’s 8 en 9 is daarentegen informatie uit de tweede hand. Tot slot kan worden vastgesteld dat de makers wel enige vorm van opleiding moeten hebben gehad. De schrijfstijl is toegankelijk, maar goed onderbouwd en duidelijk gestructureerd. Daarnaast is het duidelijk dat de auteurs goed ingelicht waren over de situatie en dat ze persoonlijk belang hadden bij de inhoud van het krantje en het informeren van de lezers. Zo schrijven ze: ‘We hoeven niet langer af te wachten of stadsbestuurders en gemeenteraadsleden hun gedane beloften waar zullen maken. Als we een leefbare binnenstad willen zullen we daar gezamenlijk zélf voor moeten zorgen’.

Het publiek

De motivatie tot het schrijven van deze bron is het protest tegen de bouw van een nieuw stadhuis, kantoorgebouwen en het operagebouw op het Waterlooplein. In het krantje wordt het publiek geïnformeerd over de aankomende bijeenkomst van Aktiegroep Nieuwmarkt op 23 oktober in het Mozeshuis aan het Waterlooplein. Hierbij wordt vermeld dat deze avond bedoeld zal zijn om ‘te proberen hoe we samen wat tégen de dreigende plannen en voor de opbouw van een leefbare buurt kunnen doen’. De rest van het krantje bevat artikelen en spotprenten die de visie van Aktiegroep Nieuwmarkt op het debat rond het Waterlooplein onderbouwen en uitleggen. Eén van de sterkste argumenten bevindt zich op pagina 3. Er is een kaartje van de Nieuwmarkt- en Waterloopleinbuurt te zien waarop zeven verschillende gebieden worden onderscheiden. Per gebied wordt vervolgens in het artikel toelichting gegeven over de bestemmingsplannen en eventuele wijzigingen die daarin zijn aangebracht via ‘voorbereidingsbesluiten’. Voor zowel de Nieuwmarkt (gebied 1) als Uilenburg (gebied 2) zijn de plannen voor respectievelijk kantoren en universiteitsbouw gewijzigd dankzij protestacties. Beide gebieden zullen een woonfunctie krijgen. Ook de geplande universiteitsbouw in Valkenburg (gebied 3) gaat volgens dit artikel niet door. Wanneer we deze gedachtegang op logische wijze volgen komen we bij het cruciale gebied 4: Waterlooplein. Het bestemmingsplan voor Waterlooplein, ‘stadhuis met bijbehorende erven’, stamde uit 1955. De auteur van dit artikel betoogde daarom: ‘Het plan is nu 20 jaar verouderd. Het wordt tijd dat voor dit gebied door het afkondigen van een voorbereidingsbesluit een nieuw bestemmingsplan voorbereid wordt’. Op deze manier wordt geïmpliceerd dat het de krakers hoogstwaarschijnlijk ook dit keer weer zal lukken om hun wil door te drukken: nieuwe woningen op het Waterlooplein in plaats van kantoren en een stadhuis.

 

Naast hun eigen belang bij een betaalbare woning produceerden de krakers van Aktiegroep Nieuwmarkt deze bron ook in het belang van zowel de marktkooplieden als de buurtbewoners. De lezer wordt direct aangesproken en de auteurs maken in de inleiding veel gebruik van ‘we’. Daarnaast ontving de redactie al voor het verschijnen van dit krantje reacties van marktkooplieden en buurtbewoners die een bijdrage wilden leveren aan dit krantje. Het lijkt er dus op dat dit krantje is samengesteld door Aktiegroep Nieuwmarkt met input van de belangen van het publiek. De eerste oplage was 2000 exemplaren. Deze krantjes waren verkrijgbaar bij onder andere koffiebar Roodmerk, Boekhandel Atheneum en Stichting Wonen. Koffiebar Roodmerk was sinds 1970 een ontmoetingsplek van allerlei linkse en anarchistische groepen. De doelgroep van de auteurs van WATisERLOOsPLEIN bevatte dus in ieder geval de vaste klanten van koffiebar Roodmerk. Professor Ginette Verstraete stelt dat de leden van Aktiegroep Nieuwmarkt over een uitstekend distributie en informatie netwerk beschikten. Hierdoor konden de ideeën van de actievoerders snel en effectief onder een groot publiek worden verspreid.

Vergeten parel?

Het lijkt erop dat de bron WATisERLOOsPLEIN niet eerder voor een onderzoek is gebruikt. Er is veel literatuur verschenen over de Nieuwmarktrellen en het protest tegen de aanleg van de metro. Over het protest tegen de herinrichting van het Waterlooplein halverwege de jaren zeventig is echter nog maar weinig gepubliceerd. De bronnen die in dit essay worden gebruikt noemen het debat rond het Waterlooplein alleen tussen neus en lippen door. Bijvoorbeeld: ‘”prestige items”, which included the new combined city hall and opera and the new metro, which the state seemed to prefer over actually trying to solve the problems of the average citizen’. En ‘in de jaren zestig krijgt de buurt te maken met vier grootschalige projecten die Amsterdam in de vaart der volkeren moeten opstoten: behalve de IJ-tunnel, die in 1968 in gebruik wordt genomen, worden er voorbereidingen getroffen voor een stadhuis op het Waterlooplein, een vierbaanssnelweg en een metro van de Bijlmer naar het Centraal Station, dwars door de buurt’. Het protest tegen het nieuwe stadhuis wordt dus wel genoemd in verschillende bronnen, maar er wordt niet ingegaan op de wijze van het protesteren, wie erbij betrokken waren en wat de uitkomst van het protest is geweest.

Het krantje WATisERLOOsPLEIN bevat veel waardevolle informatie. In de eerste plaats geeft het ons een beeld van de wijze waarop werd geprotesteerd tegen de herinrichting van het Waterlooplein. Zoals hierboven al werd gezegd, bestaat er weinig literatuur over de wijze van protest in het debat rond het Waterlooplein. Deze bron zou een aanknopingspunt kunnen zijn voor verder onderzoek naar de protestwijze. Daarnaast  geeft deze bron ons belangrijke informatie over het zelfbeeld van de anonieme Aktiegroep Nieuwmarkt. Ondanks dat deze actiegroep bestond uit allerlei verschillende individuen, deelden zij allemaal dezelfde idealen en wensen. Deze sterk gedeelde mening op het gebied van woningnood en de toekomst van de stad Amsterdam wordt in ieder artikel in deze bron heel duidelijk geuit. Verder vertelt de bron ons op heldere wijze dat Aktiegroep Nieuwmarkt er echt in geloofde dat zij het verschil kon maken en haar wensen kon doordrukken. Zoals hierboven al werd gesteld, bevat pagina 3 het interessante artikel over de bestemmingsplannen. In dit artikel komt heel duidelijk naar voren dat de actievoerders er vanuit gingen dat het hun dit keer ook weer zou lukken om het bestemmingsplan van de gemeente te wijzigen en de woonfunctie terug te geven aan het Waterlooplein. Al deze informatie staat niet letterlijk in de bron, maar kan tussen de regels door worden gelezen wanneer er heel aandachtig wordt gekeken naar de manier waarop de auteurs de informatie presenteren. Deze onderzoeksmethode wordt door professor Catherine Belsey Textual analysis genoemd: ‘Textual analysis as a research method involves a close encounter with the work itself, an examination of the details without bringing to them more presuppositions than we can help’.

Deze bron zou onderdeel kunnen zijn van een groter historisch onderzoek naar de wijze waarop werd geprotesteerd tegen de herinrichting van het Waterlooplein. Het krantje bevat een aantal citaten uit een interview met marktkooplieden, maar het zou interessant zijn om op zoek te gaan naar dagboeken of brieven van buurtbewoners. Hieruit kan vervolgens worden afgeleid of de buurtbewoners inderdaad zo betrokken waren bij het debat rond het Waterlooplein, of dat Aktiegroep Nieuwmarkt dat alleen beweerde om hun argumentatie kracht bij te zetten. Verder zou het interessant zijn om bronnen van de gemeente te raadplegen. Als er daadwerkelijk openlijk geprotesteerd is op en rond het Waterlooplein, moet dat wel ergens gedocumenteerd zijn. Het gebrek aan gepubliceerde literatuur over protesten tegen de herinrichting van het Waterlooplein in de jaren zeventig roept vragen op over het effect van protestacties zoals het krantje WATisERLOOsPLEIN. Is dit één van de weinige bronnen? Of is er tot nu toe weinig belangstelling geweest voor dit onderwerp? Krijgen de Nieuwmarktrellen meer aandacht en publiciteit omdat deze acties uiteindelijk ‘geslaagd’ zijn, terwijl de krakers de strijd om het Waterlooplein ‘verloren’?

Met een finalistische blik kan worden vastgesteld dat het protest rondom Waterlooplein anders is gelopen dan de krakers hadden gehoopt en verwacht. Het protestkrantje WATisERLOOsPLEIN roept anno 2018 veel vragen op. We missen een groot gedeelte van het verhaal: het gedeelte tussen de publicatie van dit krantje in oktober 1975 en de start van de bouw van de Stopera in juli 1982. Waarom kregen de actievoerders van Aktiegroep Nieuwmarkt hun zin niet wat betreft het Waterlooplein? Wanneer we de beweringen van de historicus James Kennedy over het beleid van de Nederlandse overheid in die tijd lezen, wordt deze vraag alleen maar interessanter. Hij schrijft het volgende over de wijze waarop de Nederlandse overheid omging met de protestacties in de jaren zeventig: ‘Twee conventies binnen de Nederlandse politieke cultuur kunnen deze houding [van de Nederlandse overheid] nader verklaren. Ten eerste hekelden de Nederlandse gezagsdragers het gebruik van geweld en waren bereid tot het uiterste te gaan om dit te vermijden.’ Daarnaast ‘waren [in Nederland] de tolerantie en flexibiliteit in het omgaan met recht en orde veel groter [dan in andere delen van Europa].’ Omdat de Nederlandse overheid liever ‘een beetje chaos toestond’ dan de confrontatie opzocht, werden veel van de wensen van de actievoerders uiteindelijk gerealiseerd. Als Kennedy gelijk heeft, zou het niet vreemd zijn geweest wanneer de Nederlandse overheid ook gehoor had gegeven aan de protestacties rondom Waterlooplein. Dit zou ook aansluiten bij de beredenering van de actievoerders zelf in het artikel op pagina 3. De wensen van Aktiegroep Nieuwmarkt omtrent de toekomst van het Waterlooplein zijn echter uiteindelijk niet vervuld, terwijl deze protestacties toch binnen de hoogtijdagen van de krakers vielen.

Conclusie

Dankzij deze bronanalyse is duidelijk geworden wat de motivatie was van Aktiegroep Nieuwmarkt om deze protestkrant te publiceren. Daarnaast is er een beeld ontstaan van de beoogde doelgroep: een links publiek van zowel studenten als marktkooplui en buurtbewoners. Verder is gebleken dat het krantje WATisERLOOsPLEIN nog niet eerder is gebruikt in onderzoek. Dit sluit aan bij de constatering dat er nog maar weinig is gepubliceerd over het protest tegen de herinrichting van het Waterlooplein. Dit zou een interessant onderwerp kunnen zijn voor verder onderzoek. Er zijn namelijk nog veel onbeantwoorde vragen. Enerzijds over de beschikbaarheid van andere bronnen over het protest rond het Waterlooplein en anderzijds over het resultaat van de protestacties. Dat resultaat was namelijk lang niet zo rooskleurig als Aktiegroep Nieuwmarkt had gehoopt. Hopelijk zullen er in de toekomst antwoorden worden gevonden voor deze vragen, zodat we er eindelijk achter kunnen komen wat er loos was op het Waterlooplein.

 

Ella Botter

studentnummer: 11055448

 

Bibliografie

Primaire bron:

  • IISG Amsterdam, Aktiegroep Nieuwmarkt, IISG ZK 37965 (1975)1

Secundaire bronnen:

  • Belsey, C., ‘Textual analysis as a research method’ in: Gabriele Griffin ed., Research methods for English studies (Edinburgh 2013) 160-178.
  • Bosscher, D., ‘Geen woning, toch een kroning’, in: P. de Rooy e.a. (red.), Geschiedenis van
  • Amsterdam: Tweestrijd om de hoofdstad 1900-2000 (Amsterdam 2007).
  • Duivenvoorden, E., Een voet tussen de deur: Geschiedenis van de kraakbeweging 1964-1999
  • (Amsterdam 2000).
  • Duivenvoorden, E., Met emmer en kwast: Veertig jaar Nederlandse actieaffiches 1965-2005
  • (Amsterdam 2005).
  • Kennedy, J.C., Nieuw Babylon in aanbouw: Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995).
  • Mamadouh, V., De stad in eigen hand. Provo’s, kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging (Amsterdam 1992).
  • Owens, L., Cracking under pressure: Narrating the decline of the Amsterdam squatters’ movement (Amsterdam 2009).
  • Rose, G., Visual methodologies: An introduction to the interpretation of visual materials (London 2007).
  • Verstraete, G., ‘Underground visions: strategies of resistance along the Amsterdam metro lines’ in: Christoph Lindner en Andrew Hussey eds., Paris-Amsterdam underground: Essays on cultural resistance, subversion, and diversion (Amsterdam 2013) 77-95.

Kinderen van Mokum in de voetsporen van de krakers van de Keijser

‘Te hoge huren? De student kraakt weer’ was de titel van een artikel op nrc.nl op 19 januari jongstleden. De Kinderen van Mokum, een groepje Amsterdamse jongeren, kraakten vier verdiepingen van een pand aan de Prinsengracht in Amsterdam. De kraak is een vorm van protestuiting tegen de te hoge kamerprijzen. In Amsterdam betaalt men gemiddeld 31 euro per vierkante meter in een studentenkamer ten opzichte van 24 euro in de rest van het land. Bang om eruit gezet te worden zijn ze niet. ‘Amsterdam ontruimt niet voor leegstand’, aldus kraker Abel. De gemeente ontruimt pas als er een concrete bestemming is voor het pand. Dit beleid voert de gemeente al jaren en doet terugdenken aan de jaren zeventig en tachtig. Ook toen was er een woningnood en kraakten de hoofdstedelingen leegstaande panden. Hoe was de situatie toen?

De woningnood nu en de gebeurtenis aan de Prinsengracht laten ons nadenken over hoe er in het verleden omgegaan is met dergelijke situaties. Het is daarom relevant om het archief in te duiken en oude bronnen op te sporen. In dit artikel zal er gekeken worden naar een specifieke gebeurtenis uit de krakersgeschiedenis, de bezetting van de Groote Keijser. Een buurtkrant uit de Dapperbuurt schreef hier een artikel over. Andere bronnen die worden bekeken zijn adviezen van hoogleraren aan de burgermeester. Deze adviezen hebben betrekking tot het al dan niet medewerking verlenen bij het ontruimen van de Groote Keijser. Deze bronnen zijn allemaal terug te vinden in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam.

Allereerst zal er een historische context geschetst worden om de situatie in die tijd beter te begrijpen. Daarin wordt er onder andere gekeken naar het werk van Eric van Duivenvoorden en van Lynn Owens. Daarna worden de gevonden bronnen ontleed en gekoppeld aan bestaande theorieën en opvattingen. Dit laatste is belangrijk voor een historicus. Volgens Simon Gunn en Lucy Faire behoort een historisch onderzoek een methode hebben die ‘ruwe’ materialen in verband brengt met theorie. Dat heeft te maken met het feit dat methodologie in verband staat met epistemologie, de kennisleer. Een discipline die niet op kennis is gebaseerd is nauwelijks meer een discipline te noemen. Als laatste wordt er in dit artikel vooruit gekeken naar eventueel verder onderzoek.

In zijn boek Een voet tussen de deur schetste Eric van Duivenvoorden, oud-kraker en oprichter van het archief van de krakersbeweging, de situatie omtrent de krakersbewegingen en woningnood in Amsterdam van de jaren zestig tot en met de jaren negentig. Hij beschreef in zijn eerste hoofdstuk onder andere dat de woningnood niet ontstond bij gebrek aan woningen, maar door een gebrek aan beschikbare en leefbare woonruimtes. Er waren genoeg leegstaande panden voorhanden die uiteindelijk dan ook gekraakt zouden worden door woningzoekenden. Eerst gebeurde dit voorzichtig, maar na verloop van tijd werd er openlijk gekraakt als protestactie tegen de woningnood.

De Groote Keijser

Een zestal panden aan de Keizersgracht groeide uit tot een nationaal symbool van krakersprotest. Deze panden stonden bekend onder de naam de Groote Keijser. Een groep krakers kraakten in 1978 deze panden en aanvankelijk was daar niks bijzonders aan. Totdat op een bepaald moment het ontruimingsbevel kwam en krakers uit de hele stad besloten de Groote Keijser te gaan verdedigen. Zij maakten van de Groote Keijser een goed bewapend fort met onder andere molotov cocktails, rookbommen en zelfs keukenapparatuur dat van het dak gegooid kon worden. Iedereen wilde op de hoogte gehouden worden, vandaar dat er vanuit de kelder de piratenzender ‘De Vrije Keijser’ werd uitgezonden. Deze zender liet de mensen weten wanneer het ontruimen zou gaan beginnen, zodat de luisteraars konden bijspringen om het fort te verdedigen. De gebeurtenissen rondom de Groote Keijser waren volgens Lynn Owens, schrijver van een boek over de neergang van de krakers in Amsterdam, Cracking under pressure, een keerpunt voor de krakers. Zij voelden zich niet meer enkel slachtoffers, maar zagen zichzelf als een erkende eenheid.

 

Geen ontruiming maar ontOgeming

Een artikel in Dappernieuws, ‘Geen ontruiming, maar ontOgeming’ deed verslag over de gebeurtenissen rondom de Groote Keijser. Deze bron is te vinden in het IISG in Amsterdam. Dappernieuws was een lokale krant die werd opgericht door Aktiegroep De Sterke Arm in de Dapperbuurt in Amsterdam. Deze Aktiegroep was er voor bedoeld om inspraak te eisen bij de bestemmingsplannen van de gemeente. In 1978 werd deze groep opgeheven. Vanaf dat moment zetten de Samenwerkende Groepen Dapperbuurt (SGD) het buurtoverleg voort. Zij bleven ook Dappernieuws uitgeven. De krant had als doel om de bewoners in te lichten over de plannen van de gemeente en richtte zich met name op de Dapperbuurt, Transvaalbuurt en de Oosterparkbuurt. De mensen die deel uitmaakten van Aktiegroep De Sterke Arm waren bewoners uit de Dapperbuurt zelf. Na enkele jaren van felle acties werden zij in 1973 erkend als gesprekspartner.

Dappernieuws van 26 januari 1980. Bron: IISG in Amsterdam

De tekst in de buurtkrant was vrij simpel en zeer leesbaar geschreven. Dit had waarschijnlijk als doel om het voor de buurtbewoners toegankelijk te maken om het te lezen. De vraag blijft echter wat voor achtergrond de makers precies hadden. Het waren buurtbewoners die begaan zijn met de stedelijke ontwikkeling in hun omgeving, maar of zij hooggeschoold waren of welk beroep zij uitoefenden blijft in het ongewisse. Ondanks de naam en het doel van de krant stond er toch een artikel in over de Groote Keijser. Dit krakersbolwerk ligt bijna vier kilometer buiten de Dapperbuurt. Veel mensen hielden zich echter bezig met de situatie rondom de Groote Keijser. Vandaar dat ook Dappernieuws er aandacht aan besteedde.

In het artikel stond dat de panden aan de Keizersgracht in handen waren van OGEM, een energiebedrijf. De OGEM spande een kort geding aan om de panden ontruimd te krijgen. De krakers wonnen dit kort geding echter, ondanks de inspanningen van een door OGEM ingehuurde spion, Paul van Wisse. Deze deed zich voor als kraker om zo de namen van de krakers te achterhalen. OGEM ging wel in hoger beroep en ditmaal wonnen zij wel. Aan het einde van het jaar 1979 plakte de deurwaarder het officiële ontruimingsbevel op de gevel. De krakers reageerde door de hal van het hoofdkantoor van OGEM in Rotterdam korte tijd te bezetten en met affiches en spandoeken duidelijk te maken dat zij niet weg zouden gaan uit de Groote Keijser. Een paar dagen daarna gingen zij ook nog eens demonstreren in de raadszaal van het Amsterdamse Stadhuis. ‘De gemeente werd laksheid verweten in de onderhandelingen met OGEM en het zorgen voor een goed huisvestingsbeleid in het algemeen.’ Na afloop gooiden de krakers ook nog wat rookbommen naar binnen om hun woorden kracht bij te zetten.

Het beoogde effect van dit artikel wordt duidelijk na het lezen van de laatste alinea. Naast dat de auteurs van het artikel de geïnteresseerde buurtbewoners op de hoogte wilden houden, spoorden zij de lezers ook aan tot actie. Op diezelfde dag was er om 14.00 een demonstratie gepland op het Amstelveld in Amsterdam. Enkele gemeenteraadsleden hadden aangegeven het ontruimen willen uit te stellen en eerst weer in debat willen gaan. De sympathisanten van de Groote Keijser vertrouwden echter niet op een goede afloop en hadden daarom deze demonstratie gepland. De auteurs van Dappernieuws, de Samenwerkende Groepen Dapperbuurt  stonden duidelijk aan de kant van de krakers.

De SGD hield zich veel bezig met wat er speelde in de buurt. Door inspraak te hebben geëist in de bestemmingsplannen van de gemeente waren zij actief bezig met het vormen van hun buurt. Volgens de theorie van Virginie Mamadouh konden zij als ‘stedelijke sociale beweging’ gezien worden. Mamadouh beschrijft in haar boek De stad in eigen hand uitgebreid wat zij met dit begrip bedoelt en past dit begrip toe op verschillende bewegingen zoals de provo’s, de krakers en de kabouters. Een definitie die zij aan stedelijke sociale bewegingen geeft is: ‘het zijn sociale bewegingen die gericht zijn op stedelijke sociale veranderingen, met name op veranderingen van de bestemming van ruimte, de distributie van voorzieningen en de machtsverdeling in de stad. De SGD hield zich duidelijk bezig met de veranderingen van de bestemming van ruimte in hun buurt. Zij deden dit het meest direct door met de gemeente in gesprek te gaan en inspraak te hebben op de bestemmingsplannen. Daarnaast demonstreerden zij mee met de demonstratie op het Amstelveld tegen de ontruiming van de Groote Keijser.

 

Gemeentebesluit (om het niet te doen)

In het artikel stond vermeld dat de burgermeester van Amsterdam, Polak, advies had gekregen van enkele hoogleraren en van de Rechtswinkel in Amsterdam omtrent het verlenen van het verzoek om agenten in te zetten bij de ontruiming. Deze adviezen zijn terug te vinden in het archief van het IISG in Amsterdam. Een van die hoogleraren die de burgermeester van advies voorzag was C.J. Enschedé. Hij was hoogleraar Strafrecht en strafvordering aan de Universiteit van Amsterdam en tevens raadsheer in de Hoge Raad. Zelf had hij geen belang bij de situatie bij de Groote Keijser. Het advies was dus objectief. Hij gaf in zijn advies aan dat ‘het aan te wenden geweld, in het bijzonder dat tegen personen, zonder schade aan de doelmatigheid van de operatie zoveel doenlijk beperkt zal moeten blijven. Maar het gevaar dat er slachtoffers vallen is nooit geheel uit te sluiten, omdat het afhangt van de vraag in hoeverre de bezetters uiteindelijk in hun verzet zullen volharden.’ Volgens prof. Enschedé mag de burgermeester zelf weten of hij agenten wilt inzetten en hoeveel manschappen. De burgermeester kan zelfs bepalen uiteindelijk gebruik te maken van de Koninklijke Marechaussee of ander krijgsvolk als hij dat nodig acht. Prof. sluit af met ‘de hoop dat ze [de bezetters] op het laatste moment voor rede vatbaar zullen zijn.’

Poster van de krakers in De Groote Keijser

De heren prof. A.M. Donner en G.J. Wiarda deden ook hun uitspraak over deze kwestie. Prof. Donner was hoogleraar van het staatsrecht aan de Universiteit van Groningen en dhr. Wiarda was oud-president van de Hoge Raad. Beide heren hadden niets te maken met de situatie in Amsterdam. Zij konden dus onbevooroordeeld hun advies geven. Samen stelden zij in hun advies dat de burgermeester ‘de rechtsplicht heeft om mee te werken aan de uitvoering van een ontruimingsvonnis.’ Net als Enschedé gaven Donner en Wiarda aan dat mocht de politiemacht niet toereikend zijn, hij gebruik zal moeten maken van alle vormen van assistentie die de Politiewet mogelijk maakt. Mocht de situatie echter dreigen te escaleren, moet de mogelijkheid worden overwogen om het ontruimen uit te stellen. ‘Afstel van de medewerking aan de executie zou dit nooit moeten betekenen.’ De aansprakelijkheid voor de burgermeester blijft namelijk bestaan.

Volgens het artikel in Dappernieuws had de burgermeester inderdaad besloten medewerking te verlenen met het uitvoeren van de ontruiming van de Groote Keijser. Op donderdag 17 januari werd de ontruiming verwacht. Aan de vooravond stuurde burgermeester Polak echter nog een brief waarin hij de bezetters opriep tot bezinning. Hij schreef ‘dat het gemeentebestuur op korte termijn bereid was tot overleg over alle konstruktieve voorstellen die ‘met handhaving van de rechtsorde (ontruiming dus, red.) tot een bevredigende oplossing zou kunnen leiden.” De bewoners van de Groote Keijser wezen het voorstel tot overleg af. Tot een confrontatie kwam het niet bij de Grote Keijser. De krakers wachtten maanden lang op de ontruiming, maar de autoriteiten kozen ervoor om een gewelddadig conflict te vermijden. De gemeenteraad ging op zoek naar alternatieve plannen om het probleem op te lossen.

Dat de gemeente conflicten probeerden te vermijden was niks nieuws. Kennedy beweerde in zijn boek Nieuw Babylon in aanbouw dat vanaf de jaren zestig de Nederlandse autoriteiten geprobeerd hadden een imago op te bouwen dat vriendelijker en minder autoritair was dan voorheen. De Amsterdamse gemeente trachtte in elke situatie het conflict te vermijden. Al bleek dit soms onmogelijk. Bij de rellen op de Dam en de Nieuwmarkt kwamen de burgers en de politie toch met elkaar in conflict. Desondanks bleef er een tolerant klimaat in Amsterdam heersen. Loco-burgermeester Koets zei: ‘Als je tijdig ziet de tekenen des tijds, dan loopt de zaak niet uit de hand.’ Het gebruik van geweld was niet alleen moreel afkeurenswaardig, het werkte ook nog eens averechts. De gemeente ging hun beleid aanpassen op de moderne gevoeligheden. ‘Een beetje chaos leek een beperkte prijs voor het op afstand houden voor een onaanvaardbaar peil van wanorde.’ Deze achtergrond zou kunnen hebben meegespeeld bij het besluit van burgermeester Polak om geen geweld te gebruiken voor de ontruiming van de Groote Keijser. Hij had in ieder geval de zege van verschillende hoogleraren om wel geweld te gebruiken.

Bart van der Steen kwam met een aanvullende verklaring. ‘Gerechtelijke bevelen, zoals de ontruiming van de Groote Keijser aan de Keizersgracht, konden door de gemeente niet worden uitgevoerd, omdat er gevreesd werd voor dodelijke slachtoffers.’ Van der Steen schreef in zijn artikel ‘De papieren van de revolte’ over de ontwikkeling van de onderzoeken naar en de visies op het kraken als politieke beweging. Hij keek hierbij niet alleen naar Nederland, maar betrok ook de rest van Europa erbij. Op meerdere plekken in voornamelijk Noordwest-Europa kwamen jongerenbewegingen in opstand. In Amsterdam kwam het nu geregeld tot rellen en opstootjes tussen krakers en de politie. Journalist Hofland omschreef de situatie in Amsterdam als ware ‘stadsoorlog.’ Deze algehele ontwikkeling in Europa had waarschijnlijk een rol gespeeld bij de gemeente om de situatie omtrent de Groote Keijser niet te laten escaleren.

 

Hoe nu verder?

De situatie rondom de Groote Keijser is al door meerdere auteurs behandeld, maar toch ging dit artikel in op deze specifieke gebeurtenis. Dat heeft te maken met het feit dat de focus nu lag op wat de gemeente besloot om te doen en waarom precies. In het artikel van Dappernieuws die behandeld is in dit artikel kwam de mening van de burgermeester niet erg naar voren. Wel werd duidelijk dat de burgermeester liever geen geweld wilde gebruiken ondanks de mogelijkheid die het recht hem hiertoe gaf. In een groter historisch onderzoek zou ik willen kijken naar de precieze beweegredenen van de burgermeester om al dan niet geweld te gebruiken bij ontruimingen. Bij de ontruiming van Lucky Luijk in 1983 gebruikte de politie wel geweld om het pand te ontruimen. Wat maakte deze situatie anders in de ogen van de gemeente. Om antwoord te krijgen op deze vragen zou ik in het gemeentearchief moeten kijken naar briefwisselingen en besluiten van het college B&W. Daarnaast ben ik geprikkeld door het artikel van Van der Steen. Wat voor invloed heeft de algehele situatie in Europa gehad op de krakers in Nederland? Bestaat er überhaupt een verband tussen de krakers in bijvoorbeeld Duitsland en die in Amsterdam? Daarvoor is het misschien handig om krakers te spreken uit die tijd. Die zouden mij kunnen vertellen wat ze allemaal meekregen van de situatie in de rest van Europa.

‘Amsterdam ontruimt niet voor leegstand’ beweerde kraker Abel vanuit het gekraakte pand aan de Prinsengracht een paar weken terug. De situatie rondom de Groote Keijser is daar een goed voorbeeld van. Al speelde er nu wel andere zaken een rol. De angst voor een te heftige confrontatie zorgde ervoor dat de gemeente besloot om de Groote Keijser niet te ontruimen. Uiteindelijk kocht de gemeente de panden op en liet er leefbare woonruimtes in bouwen. Het is te hopen dat de Kinderen van Mokum misschien wel hetzelfde effect kunnen bewerkstelligen bij de gemeente als de krakers van de Groote Keijser destijds.

 

 

 

Literatuurlijst

Duivenvoorden, Eric van, Een voet tussen de deur (Amsterdam 2000).

Kennedy, James, Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995).

Mamadouh, Virginie, De stad in eigen hand. Provo’s, kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging (Amsterdam 1992).

Owens, Lynn, Cracking under pressure. Narrating the decline of the Amsterdam squatters’ movement (Amsterdam 2009).

Steen, Bart van der, ‘De papieren van de revolte. De kraakbeweging en haar geschiedschrijving’ in: Stadsgeschiedenis 9 (2014) 166-181.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aktiegroep Nieuwmarkt, uitschot of stad verbeteraar?

 

Inleiding

Het college van burgemeester en wethouders presenteerde in januari 1953 een plan voor wederopbouw van de Nieuwmarktbuurt. De buurt zou naar een hoger niveau getild worden, het zogeheten ‘cityvorming’. Dit zou betekenen dat er veel kantoren en andere bedrijven de Nieuwmarktbuurt binnen zouden trekken. Daarnaast zou de bouw van de IJ-tunnel, die ten oosten van de buurt uit de grond zou komen, ervoor zorgen dat er veel meer verkeer door de wijk zou gaan rijden. Voor deze toename in verkeer moest een oplossing gezocht worden. B & W vond deze oplossing in de aanleg van een vierbaansweg en een metrolijn dwars door de Nieuwmarktbuurt. Na dit besluit werd er begonnen met het onteigenen van de panden, de sloop van deze panden liet echter op zich wachten. Door het aanhoudende woningtekort in Amsterdam werden deze panden al snel gekraakt. Pas in de jaren zeventig werd het plan om de metro aan te leggen echt doorgezet. De bron die in deze analyse bestudeerd zal worden stamt uit deze latere periode. Het betreft een brief gericht aan de gemeente-arbeiders die mee moesten gaan helpen aan de metrolijn. De bron zal geanalyseerd worden aan de hand van verschillende methodes. De methodes die gebruikt worden in deze analyse komen uit de boeken van Gillian Rose en Catherine Belsey. Verder zullen in deze analyse de gebeurtenissen die geleid hebben tot het tot stand komen van de bron aan bod komen. Hoe de eerste plannen werden gemaakt voor de metro en daarna het opgangkomen van het protest met de gekraakte panden als gevolg.

Een ander gevolg van de aanleg van de metro was het ontstaan van een buurtstrijd in de Nieuwmarktbuurt. Bovendien speelde deze strijd een belangrijke rol in de ontwikkeling van de krakersbeweging. Tijdens deze strijd kwamen de krakers achter het feit dat het kraken van panden niet alleen een kortstondige protestactie hoeft te zijn, maar een aanklacht kan zijn tegen misstanden in de maatschappij. Het doel van deze analyse is een andere kant te laten zien van de krakers. Al vanaf dat het eerste pand in de Nieuwmarktbuurt gekraakt werd bestond er een negatief beeld over de krakers. Dit kwam mede doordat de krakers vooral bekend waren van de kroningsrellen van prinses Beatrix. Daarbovenop kwam dat het Sanerings- en Begeleidingscomité indertijd de krakers verweet de huizen in de Nieuwmarktbuurt in rattenholen te veranderen.

 

De brief aan de gemeente-arbeiders (bron: IISG)

 

Paragraaf 1

De Tweede wereldoorlog had een groot gat geslagen in de Nieuwmarktbuurt. Naast de grote hoeveelheid joden die uit de buurt was gedeporteerd en niet meer was teruggekeerd, hadden meer dan driehonderd huizen de oorlog niet overleefd. Daarnaast weigerden veel huiseigenaren om de panden die de oorlog wel hadden overleefd op te knappen. Pas in de jaren zestig kwam de gemeente met plannen om de verpauperde buurt aan te pakken. Er werden vier bouwprojecten gepresenteerd die de Nieuwmarktbuurt moesten laten opbloeien. Naast de IJ-tunnel, die vanaf 1968 in gebruik zou worden genomen, waren er plannen voor een stadhuis op het Waterlooplein, een vierbaansweg dwars door de buurt en een metrolijn. Na enkele jaren van onderzoek werd in 1968 een plan gepresenteerd voor de metrolijn, de zogeheten oostlijn. Nadat de Nieuwmarktbuurt de vierbaans autoweg had overleefd, vanwege een monument op de route dat niet gesloopt mocht worden. Dook er nu een tweede gevaar op, de metro. In het plan van B & W zou de oostlijn van de Amsterdamse metro dwars door de buurt gaan lopen. Dit zou betekenen dat er alsnog veel panden gesloopt zouden worden, in die tijd werd de metroschacht namelijk nog vanaf boven in de grond gelegd. Deze nieuwe plannen zorgden voor veel tegenstand onder de bewoners. De bewoners dwongen de gemeente de sloopwerkzaamheden uit te stellen, tot er daadwerkelijk begonnen zou worden met de bouw van de metro.

In deze tijd kwam de Nieuwmarktbeweging op, een groep van jonge krakers die probeerden met het kraken van leegstaande panden de sloop hiervan tegen te gaan en zo ook de metrolijn tegen te houden. Deze groep krakers trad voor het eerst openlijk naar buiten op een vergadering georganiseerd door het wijkcentrum d’Oude Stadt. Dit deden zij onder de naam Aktiegroep Nieuwmarkt. Voordat de Aktiegroep publiekelijk naar buiten was getreden kraakte en knapte de groep voornamelijk onbewoonbare panden in de Nieuwmarktbuurt op, zodat de huizen weer bewoonbaar waren. De acties van de Aktiegroep uitten zich in het begin voornamelijk door het kraken en gekraakt houden van panden die op de slooplijst stonden. Naast deze acties organiseerde de groep ook voorlichtings- en discussieavonden. Op deze avonden propagandeerde de Aktiegroep een nieuw soort kraken. De Aktiegroep probeerde de krakers zover te krijgen dat zij niet verder trokken naar een ander pand als het gesloopt dreigde te worden, maar in plaats daarvan te blijven zitten en mocht het nodig zijn zelfs het huis te verdedigen tegen de slopers.

 

“Wij zijn tegen de autoritaire plannenmakers, die over de hoofden van de betrokkenen heen een wijk plat walsen ….. Die grond uit woonbuurten voor een spotprijs verkopen aan projectontwikkelaars, die er dure kantoren neerzetten.”
Aktiegroep Nieuwmarktbuurt

 

Naast de Aktiegroep Nieuwmarkt was er nog een grote groep actief in de Nieuwmarktbuurt. De begin 1970 opgerichte Sectie Woon- en Leefklimaat van het Wijkcentrum d’Oude Stadt, kortom de Sectie. De Sectie bestond uit buurtbewoners en oud leden van het Sanerings- en Begeleidingscomité. Dit comité was in 1965 opgericht om de buurtbewoners zo soepel mogelijk te laten verhuizen uit de buurt, dit gebeurde meestal naar nieuwe wijken zoals de Bijlmer. De leden van de Aktiegroep en de Sectie opereerden vaak samen, zo vergaderden de krakers van de Aktiegroep mee in Wijkcentrum d’Oude Stadt en buurtbewoners die fysiek in actie wilden komen deden mee met de Aktiegroep. Naarmate de tijd vorderde ontstond er een taakverdeling tussen de twee groepen. De parlementaire acties, zoals brieven naar de gemeente, gebeurde uit naam van de Sectie. De Aktiegroep richtte zich voornamelijk op de niet geheel legale acties, met als gezamenlijk doel het behoud van de buurt. Eén van de gezamenlijke acties tussen de Sectie en de Aktiegroep was een netwerk opzetten tussen de buurtbewoners, de zogeheten ‘telefoonsneeuwbal’. Er werden strookjes in de buurt uitgedeeld met telefoonnummers die gebeld konden worden mocht een buurtbewoner sloopwerkzaamheden zien. Was dit telefoonnummer eenmaal gebeld, ontstond er als het ware een sneeuwbaleffect waardoor er in een zeer korte tijd een grote groep mensen gemobiliseerd kon worden.

 

Dit is een van de telefoonlijsten (bron: IISG)

 

 

Dit was niet het enige succes wat de actiegroepen samen boekten. Na vele brieven en verzoeken werd in juni 1973 besloten dat de Nieuwmarktbuurt haar woonfunctie zou behouden en niet volgens de eerder gemaakte plannen vol gebouwd zou gaan worden met kantoren. Dat niet alles makkelijk en geweldloos ging bleek in oktober 1972. In die maand werden er een aantal panden ontruimd door de gemeente. Als tegenreactie bestormden de krakers een informatiecentrum van de gemeente, met als gevolg een vechtpartij tussen de politie en de krakers. Een aantal maanden later bezetten de krakers zelfs de raadszaal van het stadhuis. Naarmate de tijd vorderde werden steeds meer van de oorspronkelijke bewoners door de gemeente uit hun huizen gezet, waardoor er steeds meer woningen bij kwamen die gekraakt konden worden. Vanwege deze toename in krakers werd er een nieuwe ontmoetingsruimte gekraakt, café Het Hoekje Om. In november 1974 was het dan zover, de gemeenteraad besloot het metrotraject af te gaan bouwen. Hiermee verharde de houding van de Aktiegroep Nieuwmarkt en waar eerst nog naar oplossingen werd gekeken met behoud van een deel van de metro, gaat de Aktiegroep nu vol in de aanval tegen de te bouwen metro. De fysieke confrontaties nemen in de maanden die volgen flink toe, bij zo ongeveer elke poging tot slopen ontstond een confrontatie tussen de politie en de krakers. De Aktiegroep bleef benadrukken dat de politiek bezig was de Nieuwmarkbuurt te ontvolken en er alleen maar grote kantoren, winkelcentra en uitgaansgelegenheden van wilde maken. In deze tijd drong er volgens de krakers nog een nieuw gevaar door, Engelse beleggingsmaatschappijen probeerden in de Nieuwmarktbuurt en daaromheen onroerend goed te kopen. De Aktiegroep kwam met een onderzoek naar buiten waarin werd aangegeven dat de prijs per pand met zestig procent was gestegen in de eerste helft van de jaren zeventig. Daarnaast deed de Aktiegroep op andere manieren ook een poging de sloop te stoppen. Zo verspreidden ze brieven onder de arbeiders waarin ze hen probeerden te overtuigen van het kwaad waar ze aan meewerkten.

 

Bewoners van de Nieuwmarktbuurt staan te overleggen voor Café Het Hoekje Om (bron: Drimble)

 

Paragraaf 2

Eén van deze brieven is de bron die zal worden besproken in deze bronanalyse. Deze bron is gepubliceerd in de maand juli van het jaar 1974 in Amsterdam. Ondanks dat deze bron is ondertekend met Aktiegroep Nieuwmarkt, is de precieze auteur onbekend. Dit gebeurde vaker bij pamfletten en brieven van krakers, omdat de krakers liever anoniem wilden blijven. In de bron wordt mede gedeeld dat minister Westerterop, van Verkeer en Waterstaat, toestemming heeft gegeven om te beginnen met de voorbereidende werkzaamheden voor de metrobouw. Hieruit concludeert de Aktiegroep dat de beslissing voor een metro door de Nieuwmarktbuurt definitief is. Daarbij stelt de Aktiegroep, in de brief, dat de metro alleen maar gebouwd wordt voor het geld en dat de metro geen oplossing biedt voor het openbaarvervoer. Na deze informatie gedeeld te hebben lijken de krakers, in de bron, in te spelen op de morele waarden van de arbeiders. Ze benoemen de situatie van de woningnood in Amsterdam en dat de arbeiders daar waarschijnlijk zelf ook last van hebben. Afsluitend roepen ze de arbeiders op hun taken niet uit te voeren. De doelgroep van deze bron is zoals eerder benoemd de gemeente-arbeiders, om rekening te houden met de doelgroep is de schrijfstijl niet te ingewikkeld, maar wel formeel, de arbeider wordt met u aangesproken. Dit zou gedaan kunnen zijn om de arbeider sneller aan de kant van de Aktiegroep te krijgen, ze laten hiermee zien dat ze respect hebben voor de arbeider. De krakers lijken dus rekening te houden met hoe de doelgroep de tekst interpreteert. Daarnaast is er op de achterkant van de brief een tekening te zien van hoe, volgens de krakers, de Nieuwmarktbuurt eruit zou kunnen zien als er geen metro gebouwd wordt. De motivatie voor het schrijven van deze bron wordt, ook zonder context, alleen maar duidelijker door de tekening en het citaat:

 

“Wij roepen U daarom op de voorbereidende werkzaamheden voor de metro in onze buurt NIET uit te voeren. Dwing ons niet in verzet te komen tegen deze inbreuk op ons leven in onze buurt. Vergeet niet dat straks een andere buurt aan de beurt is”.
Aktiegroep Nieuwmarktbuurt

De afbeelding op de achterkant van de brief en de bijbehorende tekst versterken elkaar. Als de achterkant verder bestudeerd wordt is te zien dat de tekst wel duidelijk is zonder de afbeelding, maar de afbeelding kan op meerdere manieren geïnterpreteerd worden zonder de tekst. Zonder de tekst lijkt het op een willekeurige plattegrond, door het wapen van Amsterdam in de linkerbovenhoek zou de kijker dit met Amsterdam kunnen associëren. Wat opvalt aan het wapen is dat één van de kruizen een kwartslag gedraaid is, wat hier precies mee bedoelt wordt is niet duidelijk. Het zou een daad van verzet kunnen betekenen. Bovendien is op de achterkant van de bron te zien dat de brief geschreven is vanuit café ’t Hoekje, hiermee kan vastgesteld worden dat de brief uit de jaren zeventig moet komen, aangezien café ’t Hoekje pas in 1974 gekraakt werd. Het is lastig terug te halen of deze bron in andere onderzoeken gebruikt is. Mocht de bron wel gebruikt zijn in de historiografie, zou dit eerder in een corpus gedaan zijn. Daar staat tegenover dat de ondergetekende van deze brief, Aktiegroep Nieuwmarkt, wel in veel werken terugkomt. Denk hierbij aan de boeken van Eric Duivenvoorden en Doeke Bosscher. Deze bron leert ons dat de krakers niet alleen fysieke confrontatie aangingen met de politie en gemeente, maar dat er ook andere manieren gezocht werden om hun doel te bereiken.

 

De achterkant van de brief met illustratie (bron: IISG)

 

Conclusie

De plannen die de gemeente in de jaren vijftig presenteerde zouden een grote verandering betekenen voor de Nieuwmarktbuurt. Er zou onder andere een metrolijn aangelegd worden. Om deze metrolijn mogelijk te maken zouden veel bewoonbare huizen gesloopt worden. Hierdoor zou er ruimte ontstaan voor grote kantoren en Universiteitsgebouwen. In een tijd waarin er woningnood heerste in Amsterdam waren deze maatregelen een stap in de verkeerde richting voor veel jongeren. Deze jongeren konden niet geloven dat goede bewoonbare huizen zomaar tegen de vlakte werden gegooid om te voldoen aan de ‘cityvorming’. De jongeren kwamen in actie, dit deden zij onder de naam Aktiegroep Nieuwmarkt. Terwijl de Aktiegroep begon met het kraken en opknappen van leegstaande panden in de buurt, schuilde op de achtergrond altijd het gevaar van de sloophamer. In 1974 was de kogel door de kerk, de metro zou afgebouwd gaan worden. De Aktiegroep probeerde doormiddel van felle protesten de sloop tegen te houden. Dit monde soms uit in felle vechtpartijen. Naast deze aanvaringen met de politie en gemeente, probeerde de Aktiegroep ook de arbeiders die aan de metro zouden gaan werken aan hun kant te krijgen. Dit deden ze aan de hand van brieven waarvan één in deze analyse is besproken. In deze brieven werd opgeroepen niet aan het werk te gaan en werd geprobeerd de arbeiders bewust te maken van het kwaad waaraan zij meewerkten.

Wat het analyseren van de bron ingewikkeld maakt is allereerst de onwetendheid over de precieze auteur. Hierdoor kom je niet verder dan informatie te vergaren over de Aktiegroep en helaas niet over de precieze leden. Doordat er wel een datum op de bron staat is het wel mogelijk voor de historicus de tijd van de bron te onderzoeken. Ten tweede valt op in de bron dat er veel nadruk is gelegd op de tekening op de achterkant van de brief. Deze vorm van propaganda sluit misschien aan bij de doelgroep. Hiermee zou je kunnen afleiden dat de doelgroep minder vatbaar was voor tekst. Wat eventueel zou kunnen wijzen op de scholing van de doelgroep.

Tot slot zou het voor een eventueel vervolgonderzoek interessant kunnen zijn dieper in te gaan op de Aktiegroep Nieuwmarktbuurt zelf. In hoeverre zijn deze geweldloze acties, zoals het oproepen het werk neer te leggen, zinvol geweest? Wat dit lastig maakt is dat veel invloeden van de sociale bewegingen, zoals de krakers, indirect waren. Het is moeilijk hard bewijs te vinden dat wijst op directe betrokkenheid van de krakers in de besluiten die zijn genomen. Hiermee wordt niet gezegd dat er geen successen zijn behaald, maar het komt zelden voor dat bewezen kan worden in hoeverre de invloeden van sociale groepen hieraan hebben bijgedragen. Om zo dicht mogelijk bij een antwoord te komen. Zou je meerdere van deze bronnen moeten bestuderen. Daarnaast zou er gekeken moeten worden welke veranderingen er in de besluitvorming van de politiek hebben plaatsgevonden na deze niet gewelddadige vormen van protest. Deze uitkomsten zou je af kunnen wegen tegen de resultaten van de gewelddadige acties. Wat verder een toevoeging zou zijn aan het debat is een vergelijking te maken tussen de politiek en de krakers als sociale beweging. Hierdoor krijg je de politieke partijen, over het algemeen met een sterk gecentraliseerde en hiërarchische structuur. Tegenover anderzijds de spontane ongestructureerde massaopstanden. Wat deze onderzoeken mede teweeg zouden kunnen brengen in de huidige tijd, waarin de stad Amsterdam wederom met een woningtekort kampt. Is bewustwording onder de inwoners welke rol de kraakbeweging voor de Amsterdamse geschiedenis betekend heeft.

 

Thijmen Lodewijk

10760938

 

 

 

 

Literatuurlijst

Belsey C. ‘Textual analysis as a research method in English studies’, in: G. Griffin, Research methods for English studies (Edinburgh 2013).

Bosscher D. ‘Een stad van en voor wie?’, in: P. de Rooy e.a. (red.), Geschiedenis van Amsterdam: Tweestrijd om de hoofdstad 1900-2000 (Amsterdam 2007).

Duivenvoorden E. Een voet tussen de deur: Geschiedenis van de kraakbeweging 1964-1999 (Amsterdam 2000).

Feddes F. 1000 jaar Amsterdam: ruimtelijke geschiedenis van een wonderbaarlijke stad (2012).

Gunn S. en Lucy Faire, ‘Introduction: Why bother with method?’, in: Ibidem, Research methods for history (Edinburgh 2012).

Mamadouh V. De stad in eigen hand. Provo’s, kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging (Amsterdam 1992).

Rose G. Visual methodologies: An introduction to the interpretation of visual materials (London 2007) .

Van der steen B., Ask Katzeff en Leendert van Hoogenhuijze, The City is Ours: Squatting and Autonomous Movements in Europe from the 1970s to the Present (2014).

 

 

 

Alternatief verzet: buurtbewoners in actie tegen de Oostlijn

Inleiding

Of je metro 54 neemt naar de Amsterdam ArenA of met de 51 naar Amstelveen vertrekt, de Amsterdamse metro valt anno 2018 niet weg te denken uit de stad en het straatbeeld. Ook van de vertraging van de Noord/Zuidlijn kijkt niemand meer op. Desalniettemin besloot de gemeente al een halve eeuw terug om de eerste Amsterdamse metro aan te leggen, de zogeheten Oostlijn. Deze metrolijn zou beginnen bij het Centraal Station en moest het stadscentrum verbinden met Amsterdam-Zuidoost. Toen de gemeente in 1968 haar plannen omtrent de Oostlijn bekendmaakte, ontstond er echter omvangrijk verzet. Ten tijde van de woningnood en de opgekomen kraakbeweging, kwamen verschillende actiegroepen bijeen. Zij maakten zich met name zorgen over de grootschalige ontruiming van de Nieuwmarktbuurt, waar de Oostlijn doorheen moest lopen.

De Bijlmer in 1970. Bron: Beeldbank Stadsarchief

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de Nieuwmarktbuurt op ongekende schaal beschadigd geraakt. In de voormalig Joodse wijk was het merendeel van de huizen totaal vergaan, waardoor de Amsterdamse gemeente dacht er goed aan te doen de meeste panden gereed te maken voor de sloop. Ook waren er andere grootschalige veranderingen in en om de  Nieuwmarktbuurt gaande. Zo werd de IJ-tunnel aangelegd en waren er plannen om het Amsterdamse stadhuis naar het Waterlooplein te verplaatsen. Dat een groot deel van de Nieuwmarkt zou worden gesloopt voor het aanleggen van de Oostlijn, was voor de bewoners de druppel die de emmer deed overlopen.

Binnen deze context kwamen Aktiegroep Nieuwmarkt, buurtcentrum De Boomspijker, de sectie woon- en leefklimaat van het Wijkcentrum D’Oude Stadt en buurtbewoners die op de gemeentelijke metroroute woonden, samen en zij protesteerden tegen de aanleg van de metrolijn. In deze bronanalyse wordt daarom hun stuk ‘het alternatieve metrotracé’ geanalyseerd. Deze bron heb ik uitgekozen omdat de standvastigheid van de Amsterdamse buurtbewoners sterk naar voren komt. Ook biedt de bron een unieke inzage in de activistische mentaliteit van de krakers. In deze bronanalyse wordt om te beginnen ingegaan op de totstandkoming van de bron en de motivatie van de auteurs. Vervolgens wordt er gekeken naar wat andere auteurs schrijven over de bron. Tot slot bepalen we de historische waarde van de bron en worden er vragen gesteld voor een mogelijk vervolgonderzoek.

De totstandkoming van ‘het alternatieve metrotracé’

‘Het alternatieve metrotracé’ is een verzoekschrift en is geschreven door verschillende partijen. De auteurs van ‘het alternatieve metrotracé’ noemen zichzelf ‘binnenstadsbewoners’ en zijn onder andere lid van de Aktiegroep Nieuwmarkt en de sectie Woon- en Leefklimaat van het Wijkcentrum d’Oude Stadt (in de volksmond: de Sectie). Op de voorkant van de bron wordt ook nog buurtcentrum De Boomspijker genoemd als één van de auteurs. Krakersexpert Eric Duivenvoorden noemt in zijn boek ‘Een voet tussen de deur’ dat de Aktiegroep Nieuwmarkt vooral bestond uit een bundeling krakers en dat de Sectie alle andere kritische buurtbewoners vertegenwoordigde. Ook waren er leden uit het opgeheven CPN-comité aangesloten bij de Sectie.

Voorkant ‘het alternatieve metrotracé’. Bron: IISG

Voor het schrijven van ‘het alternatieve metrotracé’ hebben de Aktiegroep Nieuwmarkt en de Sectie de handen ineen geslagen. In hun stuk bieden zij een alternatief idee voor de aanleg van de metro tussen het Centraal Station en het Waterlooplein. De bron geeft de lezer in principe informatie uit eerste hand, maar de auteurs noemen in de inleiding ook dat er gebruik is gemaakt van deskundige hulp. Ondanks dat het onduidelijk is waar en waarvoor deze hulp is gebruikt, zou sommige informatie kunnen worden bestempeld als afkomstig uit tweede hand.

De bron komt uit november 1972, wat wordt vermeldt boven de inhoudsopgave. In een artikel uit het NRC Handelsblad uit november 1972 wordt het voorstel van de actievoerders genoemd en wordt hun plan toegelicht met de kop ‘Actiegroep komt met alternatief metroplan’. Met behulp van dit krantenartikel kunnen we de datum van uitgave van het verzoekschrift preciezer dateren, in plaats van enkel uit te gaan van de vermelde maand en het jaartal op de bron. Het krantenartikel is gepubliceerd op 2 november 1972, wat dus betekent dat het verzoekschrift aan het begin van de maand is uitgebracht.

Aangezien de bron ingaat op de situatie in een specifiek Amsterdamse buurt, kunnen we er van uit gaan dat de bron ergens in de Nieuwmarktbuurt is gecreëerd. Het beoogde publiek is opmerkelijk: zowel de Amsterdamse gemeenteraad als de Amsterdamse bevolking wordt genoemd als geadresseerde. Dit betekent dat de auteurs graag ook hun medestadsbewoners willen wijzen op de ontwikkelingen in de buurt.

De Nieuwmarkt in 1971. Bron: beeldbank Stadsarchief

In de inleiding wordt duidelijk gesteld dat de auteurs van de bron niet vóór het aanleggen van de metro zijn. De motivatie van de auteurs is met hun alternatief dan ook een minder slechte oplossing bieden voor de gemeentelijke plannen. Echter nog belangrijker vinden de auteurs dat de Amsterdamse buurten niet verder verwoest mogen worden en dat er een eind moet komen aan alle onzekerheid waar de bewoners nu in leven, aangaande hun woonplaats. De auteurs behartigen dus de belangen van de Nieuwmarktbewoners en protesteren met hun stuk tegen de sloop van allerlei huizen. Daarbij wordt ook genoemd dat met hun alternatieve voorstel de dreigende afbraak van de Brouwersgracht, de Jordaan, de Kinkerbuurt, de Dapperbuurt en het centrum kan worden voorkomen. Het is dus belangrijk om in gedachte te houden dat de actiegroepen zich niet alleen verzetten tegen de sloop van de Nieuwmarkt, maar zich tevens willen weren tegen een groter probleem: de afbraak van de Amsterdamse binnenstad.

Voorwoord ‘het alternatieve metrotracé’. Bron: IISG

De bron is op een duidelijke manier opgebouwd. Na een voorkant, inhoudsopgave en voorwoord, wordt er begonnen met de geschiedenis van het gemeentelijk metrotracé. Dit kan zijn bedoeld om de Amsterdamse bevolking – niet voor niets geadresseerde van dit verzoekschrift – te informeren over de verschillende plannen die in de loop der jaren zijn opgesteld. De auteurs vervolgen hun stuk met de argumenten van de gemeente voor de metrolijn, waarna de actiegroepen het plan voor hun alternatieve tracé voorleggen en de voordelen hiervan opsommen. Er wordt afgesloten met hun verzoeken op een rij, een bronnenlijst en foto’s van het gemeentelijk metrotracé en het alternatieve metrotracé.

De biografie van ‘het alternatieve metrotracé’

Het is belangrijk om te onderzoeken hoe de bron zich tot de historiografie verhoudt. Dit doen we door te kijken naar wat andere auteurs over het stuk hebben geschreven. Om te beginnen is het van belang te noemen dat de protesten en het activisme rondom de aanleg van de Oostlijn een bijzondere plaats innemen in de zowel de geschiedenis van Amsterdam als in het nationale verleden. Ginette Verstraete, hoogleraar Comparative Arts and Media, noemt in haar artikel ‘Underground Visions’ verschillende redenen dat deze periode zo goed gedocumenteerd is in de stadsgeschiedenis. Allereerst noemt ze ondemocratische manier van handelen van de gemeente en benadrukt ze de gewelddadig acties van de krakers, die ook werden opgepikt door de nationale pers. Tevens stelt ze dat de activisten zich zowel politiek, sociaal en cultureel uitdrukten en dat via hun bewonderingswaardige informatienetwerk veel afbeeldingen, pamfletten en geluidsopnames zijn achtergelaten. Hierdoor droegen de activisten bij aan het collectieve geheugen van de jaren zeventig. Tot slot noemt Verstraete dat de protesten ook bekendheid verkregen omdat de krakers deel uitmaakten van een nog grotere sociale beweging, die al een decennium terug was ontstaan. Hierbij doelt ze op de Provo. Ondanks dat Verstraete ‘het alternatieve metrotracé’ niet expliciet noemt als bron, gaat haar artikel wel over het belang van de protesten tegen de metro en de verhouding tussen de activisten en de Amsterdamse gemeente. De bron zou in dit geval beschouwd kunnen worden als illustratie van de beschreven historische context.

Voorbeeld van een verspreide spotprent. Bron: Een voet tussen de deur

‘Het alternatieve metrotracé’ past tevens heel goed in de theorie van sociaal geografe Virginie Mamadouh. In haar boek ‘De stad in eigen hand’ beschrijft zij de theorie omtrent stedelijke sociale bewegingen. Mamadouh definieert het concept stedelijke sociale bewegingen als groepen of individuen die (buitenparlementaire) acties voeren die gericht zijn op ruimtelijke en maatschappelijke veranderingen. Deze gewenste veranderingen zijn gebaseerd op alternatieve ideeën over de herinrichting van de stad. Zo zijn de stedelijk sociale bewegingen uit op verandering van de bestemming van ruimte, maar ook op verandering van de machtsverdeling in een stad. De actievoerders van ‘het alternatieve metrotracé’ willen bijvoorbeeld niet dat de macht om te beslissen over de verandering van de Nieuwmarktbuurt ligt bij de gemeente. Als kenmerken van zo’n stedelijke sociale beweging noemt Mamadouh onder andere dat de deelnemers zijn georganiseerd in actiegroepen of collectieven, zoals ook het geval is bij de auteurs van ‘het alternatieve metrotracé’. Evenals Verstraete noemt Mamadouh ook het belang van een goedlopend informatienetwerk van de actiegroepen. Daarbij wordt genoemd dat stedelijke sociale bewegingen bepaalde activiteiten uitoefenen, zoals informeren, argumenteren, demonstreren of werken aan de totstandkoming van een alternatief, waar ‘het alternatieve metrotracé’ perfect in past. Ook Mamadouh noemt de bron niet expliciet, maar haar theorie is wel van toepassing op het stuk. Dit kan enerzijds zorgen voor het beter begrijpen van het concept stedelijke sociale bewegingen, maar anderzijds ook bijdragen aan de bestaande kennis over de Nederlandse kraakbeweging.

Ten slotte noemt ook historicus Herman de Liagre Böhl dat Aktiegroep Nieuwmarkt en wijkcentrum d’Oude Stadt op 1 juni 1970 tezamen kwamen voor een vergadering over de metroplannen. Daarbij schrijft hij dat de actiegroepen voorlichtings- en discussieavonden organiseerden voor de buurtbewoners, wat De Liagre Böhl laat aansluiten op Mamadouhs criterium van een stedelijk sociale bewegingen, namelijk het ‘informeren’. Ook geeft hij een voorbeeld van de acties die vallen onder ‘argumenteren’, namelijk bezwaarschriften schrijven samen met het wijkcentrum en deze adresseren aan de gemeenteraad. Hier sluit de bron ‘het alternatieve metrotracé’ op aan, omdat dit precies was wat de actievoerders samen hebben gedaan.

De historische waarde van ‘het alternatieve metrotracé’

Bij het maken van een bronanalyse wordt er heel nauwkeurig naar verschillende aspecten van een bron gekeken. Waar het bij normaal brongebruik vaak gaat om een passage uit de tekst of een enkele afbeelding, wordt bij deze opdracht de bron in feite op z’n kop gezet. Tevens houden we rekening met de gedachte achter de tekst en de bedoeling van de auteurs. Zo noemt ook hoogleraar en literatuurcriticus Catherine Belsey in haar artikel ‘Textual Analysis as a Research Method’ dat enkel onderzoek doen wel informatie biedt, maar dat tekstuele analyse daadwerkelijk vragen oplevert die een onderzoek kan beantwoorden. Belsey stelt dan ook dat onderzoekers het best een bron kunnen benaderen zonder gebruik te maken van hun bestaande kennis, of zonder op te zoek te gaan naar wat andere geleerden hebben geschreven over deze bron.

Mijn algemene beeld van de krakers is door het analyseren van ‘het alternatieve metrotracé’ enigszins veranderd. De bron biedt een uniek kijkje in de gedachtegang en de manier van handelen van de actievoerders. Zo verbaasde het mij dat er geprobeerd werd een diplomatieke consensus te bereiken tussen de actiegroepen en de gemeente en dat er daadwerkelijk onderzoek werd gedaan naar andere mogelijkheden. Wellicht zou daarom gesteld kunnen worden dat deze bronanalyse bijdraagt aan de beeldvorming van de krakers en dat de stereotypering van krakers als militante activisten – onterecht – de geschiedschrijving domineert.

Bij het doen van groter historisch onderzoek zou het interessant zijn om de nadruk te leggen op de correspondentie tussen de gemeente en de actiegroepen over de Oostlijn. In de inleiding van het verzoekschrift wordt gesteld dat de mening van de actievoerders al meerdere malen bekend is gemaakt aan de gemeente, waaruit kan worden opgemaakt dat er reeds contact is geweest over de gemeentelijke plannen. Misschien zou ik deze bron beter begrijpen als ik de voorafgaande correspondentie tussen de twee partijen ook had bestudeerd. Tevens ben ik benieuwd hoe de gemeente heeft gereageerd op dit verzoekschrift en wat er is gedaan met het voorstel van de actievoerders.

De volgende twee bronnen zouden eventueel bruikbaar zijn voor nader onderzoek. Herman de Liagre Böhl beschouwt in ‘Amsterdam op de helling’ het socialiseren van het woningbezit als de belangrijkste erfenis van het actiewezen in de Nieuwmarktbuurt. Hiertegenover staat echter de historicus Bart van der Steen. In zijn artikel ‘Eerst de krakers, dan de cocktailbars’ noemt hij dat de Amsterdamse stadsbestuur bang was voor een grote leegloop en dat de stad zou verpauperen. Om deze redenen moest de stad beter bereikbaar worden voor auto’s en moest er meer kantoorruimte komen om werkgelegenheid te creëren. Om dit te bewerkstelligen, moest bijna elke wijk op grootschalige wijze worden vernieuwd. Volgens Van der Steen is het juist te danken aan de krakers dat dit niet volgens plan is verlopen. De historicus noemt dat een groot deel van de bevolking achter de krakers kwam te staan en hen meehielp met het verdedigen van de historische panden in de binnenstad. Hierdoor vertraagde de vernieuwingsplannen van de gemeenteraad. In een vervolgonderzoek zou ik graag kijken naar het socialiseringsproces en willen onderzoeken in hoeverre de krakers daadwerkelijk hebben bijgedragen aan de wijziging van de vernieuwingsplannen.

Voor dit vervolgonderzoek – of eigenlijk bij elke soort historisch onderzoek – zijn vanzelfsprekend bronnen nodig. Deze kunnen afkomstig zijn uit een archief, zoals ook het gebruikte ‘alternatieve metrotracé’. Historici Simon Gunn en Lucy Faire beschrijven in hun boek ‘Research methods for history’ dat het van belang is rekening te houden met enkele zaken bij het doen van archiefonderzoek. Zo noemen Gunn en Faire dat historici hun werkwijze in het archief zouden moeten toelichten en dat ze hun gemaakte keuzes moeten verantwoorden. Gunn en Faire zijn van mening dat er te weinig discussie is over het archiefonderzoek. Bij een vervolgonderzoek zou ik met deze methode in mijn achterhoofd het archief in gaan.

Conclusie

Met hun ‘alternatieve metrotracé’ uit november 1972 hoopten de actievoerders van Aktiegroep Nieuwmarkt en de Sectie de Amsterdamse gemeenteraad op een ander idee te brengen. Ze wilden voorkomen dat de Oostlijn de gehele Nieuwmarktbuurt zou verwoesten en brachten met hun verzoekschrift een alternatief. De bron is onder meer interessant omdat het stuk geadresseerd is aan de Amsterdamse bevolking, maar tegelijkertijd de belangen van de buurtbewoners behartigt.

De theorie van Virignie Mamadouh over stedelijke sociale bewegingen is van toepassing op de bron. De actiegroepen verzetten zich tegen de ruimtelijke en maatschappelijke veranderingen van de binnenstad. Daarbij hebben ze andere ideeën over de machtsverdeling in Amsterdam. De krakers zijn georganiseerd in actiegroepen en maken gebruik van een goedlopend informatienetwerk, wat ook wordt genoemd door Ginette Verstraete. Volgens Mamadouh informeren de actievoerders hun achterban en hebben ze gewerkt aan de totstandkoming van een alternatief, wat bevestigd wordt door Herman de Liagre Böhl.

Geconcludeerd kan echter wel worden dat de bron ‘het alternatieve metrotracé’ niet expliciet wordt genoemd door andere auteurs. Dat betekent niet dat de bron geen toevoeging is aan de bestaande kennis over de Nederlandse kraakbeweging. De bron kan worden beschouwd als onderdeel van een uitgebreider bronnencorpus aan voorbeelden over de oproer in de Nieuwmarktbuurt, die bijdragen aan zowel de stadsgeschiedenis als het nationale verleden. Ook draagt de bron bij aan de beeldvorming over de krakers en wordt duidelijk dat krakers niet enkel uit waren op extreme acties of agressief verzet.

Ingang huidige metro Nieuwmarkt. Bron: ‘Mokums’

Bibliografie

Primair bronmateriaal

‘Actiegroep komt met alternatief metroplan’, NRC Handelsblad (2 november 1972).

Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG), Staatsarchief, inv.nr. SAVRZ028, doos 1B, map 1.1. ‘Het alternatieve metrotracé’, november 1972.

Secundair bronmateriaal

Belsey, Catherine, ‘Textual Analysis as a Research Method in English studies’, in: G. Griffin, Research methods for English studies (Edinburgh 2013).

Duivenvoorden, Eric, Een voet tussen de deur: Geschiedenis van de kraakbeweging 1964-1999 (Amsterdam 2000).

Gunn, Simon en Lucy Faire, ‘Introduction: Why bother with method?’, in: Research methods for history (Edinburgh 2012).

Hellema, Duco, Nederland en de jaren zeventig (Amsterdam 2012).

Liagre Böhl, de, Herman, Amsterdam op de helling: De strijd om stadsvernieuwing (Amsterdam 2010).

Mamadouh, Virginie, De stad in eigen hand. Provo’s, kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging (Amsterdam 1992).

Verstraete, Ginette, Paris-Amsterdam Underground: Essays on Cultural Resistance, Subversion, and Diversion (Amsterdam 2013).

Steen, van der, Bart, ‘De papieren van de revolte: De kraakbeweging en haar geschiedschrijving’, in: Tijdschrift voor Stadsgeschiedenis 9:2 (2014).

Steen, van der, Bart, ‘Eerst de krakers, dan de cocktailbars’, in: De Groene Amsterdammer (6 januari 2010).

 

 

De Groote Keyser is overal

 

DE GROOTE KEYSER IS OVERAL!

 

Inleiding

In deze bronanalyse staat de brochure De Groote Keyser is overal van de Amsterdamse kraakbeweging centraal. Het was een bijlage van Kraakkrant nr. 36. Wanneer er wordt gekeken naar de hoofdgebeurtenissen uit de geschiedenis van de kraakbeweging, staat de kraak van Groote Keyser hoog op het lijstje. Toch is er in de geschiedschrijving aan speciale brochures die specifiek gericht waren op de Groote Keyser, nauwelijks tot geen aandacht besteed. Dit gaf voor mij de doorslag om voor deze bron te kiezen. Daarnaast geeft de bron een unieke kijk op de situatie rondom de Groote Keyser in 1980, vanuit het perspectief van de krakers. Er kan worden afgeleid over welke informatie de krakers beschikten en hoe ze dachten over overheden zoals politie en gemeente.

Met een brochure als bron die gemaakt is door krakers zelf moet er nauwkeurig worden omgegaan met de aanpak ervan. Er moet in het geval van deze brochure rekening worden gehouden met een aantal punten. Een daarvan is de relatie van de krakers tot de beschreven inhoud van de brochure. De makers gebruikten de bron als eigen propagandamiddel. De makers zijn de krakers, de bron is de brochure. Omdat de brochure als propagandamiddel voor de krakers en hun reputatie diende, moet hier rekening mee worden gehouden bij het analyseren van de bron. Er kunnen (toen) bestaande opvattingen versterkt, verkeerd geïnterpreteerd of weggelaten zijn.

De totstandkoming van de bron zal nauwkeurig besproken worden. De maatschappelijke positie van krakers wordt besproken, maar ook de middelen waarmee brochures en krantjes tot stand kwamen worden besproken. Uiteindelijk zal er een voorbeeld uit de brochure naar voren worden gebracht en vervolgens geanalyseerd worden. Concluderend zal worden besproken hoe brochures zoals De Groote Keyser is overal kunnen bijdragen in het kader van een groter onderzoek. Ook de resultaten die de kraakbeweging heeft weten te behalen met de kraak van de Groote Keyser worden toegelicht en de mogelijke rol van de brochure hierbij.

De kraakbeweging in de jaren zeventig

Hoe het überhaupt tot een kraakbeweging heeft kunnen komen, heeft alles te maken met sociale en politieke veranderingen in de jaren zeventig van de vorige eeuw. De jaren 70 markeren een omslagpunt van sociale en politieke veranderingen die sinds 1945 in gang gezet waren en het vertrouwen in alle vormen van gezag leken te ondermijnen. Waar de Nederlandse politiek eerst niet tegen te hoge spanning kon en gebaseerd was op pluralisme en consensus, verschoof deze tolerante houding naar een meer autoritaire. Vooral in Amsterdam leidde deze veranderde houding van de politie tot veel protesten en rellen. Een mogelijke verklaring waarom dit juist in Amsterdam gebeurde, is de problematische vertrouwensband die de inwoners en de Amsterdamse politie hadden. Daarnaast hielp het tekort aan agenten en de slechte organisatie de politie niet. Meerdere politieke botsingen tussen politie en de inwoners van Amsterdam leek onvermijdelijk: de veranderde houding van de politie stond lijnrecht tegenover het gebrek aan respect voor de autoriteiten en de vaak ontbrekende gehoorzaamheid onder de inwoners van Amsterdam.

Deze ontbrekende gehoorzaamheid onder de inwoners van Amsterdam uitte zich onder andere in het kraken van woningen. In de jaren zestig werd woningen en panden voor het eerst gekraakt ten gevolge van het tekort aantal woningen tegenover het grote aantal woningzoekenden. Voor krakers had het kraken van panden meerdere motivaties of aanleidingen: “Dat het kraken om zich heen greep kwam niet alleen door de woningnood of door de morele betekenis van de daad die daar een eind aan beoogde te maken. De gelegenheid maakte de kraker. De toentertijd in Amsterdam op gang gebrachte grootscheepse investeringen in verbetering van de stedelijke infrastructuur effenden bijna letterlijk de weg.”

Er stonden veel (kantoor)panden leeg die in handen waren van speculanten en bedrijven. Een aantal inwoners van Amsterdam besloot deze panden te gaan kraken. Bedrijven en speculanten pikten dit niet: zij schakelden de gemeente en deurwaarders in. De gemeente besloot de politie in te zetten, de burgemeester was politiechef dus mocht onder andere beslissen over het aantal agenten dat gestuurd werd.

Ondanks een aantal felle confrontaties in de jaren zestig tussen politie, brandweer en krakers ging het kraken in de jaren zeventig gewoon door. 1 november 1978 zou een belangrijke datum worden binnen de geschiedenis van de Amsterdamse kraakbeweging: de Groote Keyser werd gekraakt. De Groote Keyser bestond uit een zestal panden, gevestigd op de Keizersgracht nummer 242 tot en met 252. De eigenaar van de panden, multinational OGEM, pikte dit niet en schakelde de gemeente in. De dreiging van ontruiming was groot, maar burgemeester Polak vreesde voor dodelijke slachtoffers in het geval van een ontruiming.

Over de Groote Keyser en de ontruiming die eraan zat te komen, werd veel geschreven en gesproken. Er werd geschreven voor alle Amsterdamse mensen. Niet alleen op lokaal niveau binnen de gemeente en de Amsterdamse kraakbeweging, maar ook op nationaal niveau gezien werd er aan de kraakbeweging veel aandacht besteed. Op het journaal en in de kranten waren onderwerpen zoals kraken, de kraakbeweging zelf, de acties en de ontruiming die in de lucht hing niet weg te denken.

Ook in het heetst van de strijd ging het schrijven en het onderling vergaren van informatie gewoon door. Dit werd gedaan aan de hand van de Kraakkrant, maar ook door speciale brochures op te stellen. De brochure De Groote Keyser is overal is een tweede brochure over de Groote Keyser die gemaakt werd om lezers te informeren over de ontruiming die eraan zat te komen. Een lijst van incidenten, solidariteitsverklaringen en artikelen uit weekbladen komen in de brochure aan bod. Een mogelijke verklaring voor het maken van een brochure gericht op de Groote Keyser, is de ontruiming die eraan zat te komen. De rode draad van de brochure is het belang van het behoud van de Groote Keyser en de relatie van de krakers en politie, die tot een kookpunt was gekomen.

De brochure die bij Kraakkrant nr. 36 hoorde werd gemaakt door de krakers zelf. Ze kozen zelf hun afbeeldingen, maakten eigen tekeningen en verzonnen eigen leuzen. Soms zat er bij de Kraakkrant een extra brochure, zoals de brochure De Groote Keyser is overal bij kraakkrant 36. De brochure gaat specifiek in op de Groote Keyser, omdat deze op het punt van ontruiming stond toen de Kraakkrant werd uitgebracht. Kraakkrant nr. 36 werd uitgebracht in februari 1980, ook toen was de Groote Keyser nog steeds niet ontruimd.

De informatie die onder andere over de Groote Keyser werd gegeven in de kraakkranten en brochures komt uit de kraakbeweging zelf en pers- en nieuwsberichten. Verder wordt er in de brochure ook gebruik gemaakt van artikelen uit weekbladen zoals de Groene Amsterdammer en zijn er meerdere solidariteitsverklaringen in de brochure te vinden. De informatie vanuit binnen de kraakbeweging zelf kon uit eigen ervaring zijn, maar ook bij het Fort van Sjakoo: een kraakboekwinkel die als distributiepunt voor informatie van buiten de grenzen gold.

De verkregen informatie werd verspreid aan de hand van krantjes, brochures of mondeling. De Kraakkrant verscheen om de twee à drie weken en werd eerst gestencild bij de Kraakpandendienst en later in de kelders van Paradiso. Het was namelijk de Amsterdamse kraakbeweging die de krantjes en brochures maakte, uitbracht en verspreidde binnen Amsterdam en uiteraard Amsterdamse panden kraakte. Daarom is het logisch dat het drukken van de krantjes, pamfletten en brochures in Amsterdam zelf gebeurde.

De middelen die de Amsterdamse kraakbeweging gebruikte voor het maken van de Kraakkrant en toebehorende brochures, waren onder andere typemachines, foto’s, persberichten, maar ook veel zelfgemaakte afbeeldingen en tekeningen. Onder de krakers bevonden zich veel creatieve mensen, zoals kunstenaars, maar ook fotografen en schrijvers. Er werd soms bewust gekozen sommige afbeeldingen of publicaties te gebruiken in de brochures en kranten, of juist weg te laten. De Kraakkrant en brochures dienden als propagandamiddel voor de kraakbeweging.

De Kraakkrant werd samengesteld door meerdere krakers en ook de stukken in de Kraakkrant werden door meerdere krakers geschreven. Het is in ieder geval vast te stellen dat niet één persoon de krant en brochure heeft gemaakt. Meerdere publicaties van verschillende personen komen aan bod, soms met een afsluiting, soms niet. Naast de afsluiting is ook aan de schrijfstijl af te leiden dat het om meerdere, verschillende personen gaat: de één schrijft voorbeeld Groote Keijzer, de ander Groote Keyser. Het gebruik van meerdere handschriften maakt ook duidelijk dat de bron niet door één dezelfde persoon tot stand is gekomen, maar door meerdere krakers.

De maatschappelijke positie van de krakers is moeilijk te bepalen. De brochure is samengesteld door krakers uit Amsterdam, waarvan onbekend is wat hun maatschappelijke positie is. Over de algemene maatschappelijke positie van krakers, provo’s en kabouters schrijft Virginie Mamadouh het volgende: “De specifieke maatschappelijke positie van deze jongeren vloeide grotendeels voort uit het uitstel van toetreding tot de arbeidsmarkt en van gezinsvorming.”

Er wordt veel gedacht over krakers dat ze uit de lagere klassen kwamen, maar dit beeld is onjuist. De krakersbeweging bestond uit veel meer dan alleen lagere klassen. De aanleiding om te gaan kraken was niet per se gekoppeld aan klassen: het ging voornamelijk om jongeren die een woning zochten, en die waren er simpelweg niet. Daarnaast waren de woningen die wel beschikbaar waren, veel te duur. Onder de jongeren waarvan bijvoorbeeld de ouders of zijzelf genoeg geld hadden om een woning te betalen, kwam kraken niet tot nauwelijks voor. Het is dus aannemelijk om te denken dat de krakers voornamelijk uit de lagere en middenklasse kwamen.

De Groote Keyser is overal!

De Groote Keyser is overal is de benaming van de brochure die bij Kraakkrant nr. 36 hoorde. De krant en brochure verschenen in februari 1980. In de brochure zijn geschreven stukken van verschillende personen, organisaties en bewegingen te vinden. Zo komt bijvoorbeeld ook een stuk van weekblad De Groene Amsterdammer in de brochure voor, maar ook enkele krakers van de kraakbeweging Indische Buurt worden aan het woord gelaten. De brochure geeft een breed beeld van de verschillende opvattingen en meningen over de kraakbeweging, de woningnood, het optreden van de gemeente, politie en andere overheden.

De brochure is er vooral op gericht dat de reputatie van de krakers wordt gepresenteerd als rechtvaardig. Wanneer er in een geschreven stuk iets wordt geïmpliceerd over de krakers wat volgens de krakers onjuist is, wordt dit door de krakers weerlegd. Hierna volgt vaak een argument van de krakers wat de weerlegging versterkt. Een voorbeeld hiervan is De Groene Amsterdammer die in een artikel onderscheid maakt tussen twee verschillende soorten manieren van kraken. De eerste is ‘het politiek bewuste kraken’, waarvan gesteld werd dat die tijden voorbij leken te zijn. Als voorbeeld van het politiek bewuste kraken werden het pand Singel 46 en de acties in de Indische buurt genoemd. De tweede manier van kraken zouden ‘haviken’ zijn die zich lukraak op het eerste beste zouden storten met ‘vaak niet meer dan een rationalisatie achteraf, een vlag om de lading te dekken’. Volgens de Groene Amsterdammer leken de krakers van de Groote Keyser onder deze categorie te vallen.

De makers van de brochure weerleggen de door De Groene gemaakte verdeling in het kraken in een reactie dat geschreven werd op 30 januari 1980: “Wanneer de Groene dan ook enigszins een analyse gemaakt had van ontwikkelingen op het terrein van de woningnood en de kraakbeweging, dan was duidelijk geworden dat het bij de Groote Keyser gaat om een door iedere kraakgroep gedragen en ontwikkelde strategie die de logische voortzetting van alle hiervóór gevoerde akties vormt.” Zowel het artikel van De Groene als de reactie van de krakers op het artikel zijn te vinden in de brochure.
De krakers traden dus op als eenheid tegen overheden en hielpen elkaar waar nodig. Een van de overheden waar vooral tegen werd opgetreden – waar nodig met geweld – was de politie. Ook de geschreven stukken over de politie beogen het doel van het redden van de reputatie van krakers en de rechtvaardiging van de ondernomen acties. Een opsomming van incidenten met de politie ‘toont aan dat het politieoptreden er slechts op gericht is om ons, krakers, te provoceren, intimideren en te criminaliseren.’ Hierbij moet wel gezegd worden dat de lijst met opgesomde incidenten tussen politie en krakers vanuit het perspectief van de krakers was opgesteld.

Meerdere opvattingen van krakers over de politie en de politiechef, eveneens burgemeester, worden naar voren gebracht in de brochure. De afsluiting van de opsomming van incidenten tussen politie en krakers is als volgt: “Door de belangen van ons èn van andere minderheidsgroeperingen systematisch te negeren, werpt de politie zich uitsluitend op als belangenbehartiger van de heersende klasse en haar moraal.” Van het gemeentebestuur verwachten de krakers dat er geen politiepersoneel zal worden ingezet, ‘en daardoor aan zijn normale taken onttrokken wordt, om bij deze ontruiming te helpen’. Daarnaast zou moeten worden vastgesteld door het gemeentebestuur, dat er voor de politie ‘belangrijker prioriteiten zijn, waarvoor de politie moet worden ingezet’.

Verder hadden de krakers niet alleen verwachtingen van het gemeentebestuur, maar ook van de Amsterdamse politie. “Wij verwachten van de amsterdamse politie, dat deze zaak aanleiding zal zijn voor alle politiemensen om de diskussie over en de bezinning op hetgeen in de eerste plaats de taak van de politie zou moeten zijn, een diskussie die al in zo verheugende mate in het korps aan de gang is, des te krachtiger te blijven voeren en tot een goed einde te brengen.” Discussie en verdeeldheid binnen het politiekorps werkten in het voordeel van de krakers. Op die manier bleven steeds minder ‘politiemensen’ binnen het korps over die het eens waren met het politiebeleid.

Conclusie

Uiteindelijk kocht de gemeente de panden van de Groote Keyser aan, lieten de panden opknappen door het Gemeentelijk Woonbedrijf en werden de panden tegen een sociale prijs verhuurd. Het doel van de krakers en eveneens van de brochure, het behoud van de Groote Keyser en het creëren van betaalbare woningen, is behaald. Een middel om bij dat doel bij te dragen is de brochure geweest, waardoor de lezers geïnformeerd werden en het eens konden worden met standpunten van de krakers en zo sympathie voor de kraakbeweging konden creëren.

Deze analyse is een voorbeeld van de bijdrage van geschreven publicaties die er onder andere aan hebben bijgedragen dat er betaalbare woningen werden gecreëerd en ontruiming en verdere escalatie van een politiek conflict is voorkomen. De kraakbeweging heeft zijn steentje weten bij te dragen voor de woningzoekenden in de jaren na het kraken. Actie voeren heeft dus wel degelijk zin in tijden van nood, ook als hiervoor de wet overtreden moet worden.

In een groter onderzoek zou de brochure De Groote Keyser is overal vergeleken kunnen worden met de eerder uitgebrachte brochure over de Groote Keyser. Uit de vergelijking kunnen verschillen tussen de brochures naar voren komen die te maken kunnen hebben met de veranderde mate waarin het politieke conflict gevoerd werd. De verschillen zouden vervolgens gekoppeld worden aan de eerdere mate van het conflict en de latere mate van het conflict. Is het conflict verergerd, verminderd en wat heeft er toe geleid dat die verschillen zijn ontstaan? Dat zijn vragen die centraal zouden staan in het geval van een groter onderzoek.

Daarnaast vind ik dat er nog te weinig aandacht is besteed aan de brochures van de Groote Keyser. Aan de Kraakkrant is veel aandacht besteed. Er zijn meerdere publicaties over verschenen. Het bijzondere aan de bijgevoegde brochures over de Groote Keyser van de Kraakkrant is dat er gericht wordt op één specifiek gekraakt pand, namelijk de Groote Keyser. De brochures zijn minder algemeen dan de Kraakkrant en bieden daarom een unieke inkijk op gekraakte panden zoals de Groote Keyser. Een groter onderzoek over de brochures van de Groote Keyser als bijlagen van de Kraakkrant zou dan ook zeker op zijn plek zijn.

Bronnenlijst

• Bosscher, D., ‘Een stad van en voor wie?’, in: P. de Rooy e.a. (red.), Geschiedenis van Amsterdam: Tweestrijd om de hoofdstad 1900-2000 (Amsterdam 2007).
• Bosscher, D., ‘Geen woning, toch een kroning’, in: P. de Rooy e.a. (red.), Geschiedenis van Amsterdam: Tweestrijd om de hoofdstad 1900-2000 (Amsterdam 2007).
• De Groote Keyser is overal (februari 1980).
• Duivenvoorden, E., Een voet tussen de deur: geschiedenis van de kraakbeweging 1964-1999 (Amsterdam 2000).
• Kennedy, J. C., Nieuw Babylon in aanbouw: Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995).
• Mamadouh, V., De stad in eigen hand. Provo’s, kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging (Amsterdam 1992).
• Oneindig Noord-Holland, https://onh.nl/verhaal/kraken-in-amsterdam (geraadpleegd 1 februari 2018).

De Nieuwmarkt Revolutie

De kraakbeweging heeft zowel in Nederland als in Europa diepe sporen achtergelaten. Verschillende opvattingen over de indeling van de binnenstad leidde in vele grote Europese steden tot een strijd tussen goedkope huisvesting enerzijds en modernisering anderzijds. In sommige steden mondde dit uit in een guerrilla oorlog tussen burger en overheid. Nergens anders in Nederland woedde deze strijd zo heftig als in de Nieuwmarkt, waar het voortbestaan van de gehele wijk bedreigd werd door plannen voor de aanleg van een metro. De Aktiegroep Nieuwmarkt nam de toekomst van hun buurt in eigen handen door het organiseren en informeren van alle krakers en medestanders uit de omgeving. Door middel van telefoonlijsten, sirenes en tijdschriften werd de buurt continu op de hoogte gehouden van allerlei mogelijke ingrepen door de gemeente. Doordat beide partijen niet wilden toegeven aan elkaar werd het duidelijk dat een grootschalig conflict onontkoombaar was geworden. Ter bestudering van het grootste conflict uit de laatste helft van de 20e eeuw in Nederland bekijk ik de achtergrond van zowel de krakersbeweging als de Aktiegroep Nieuwmarkt. Daarnaast onderzoek ik uitgaven van de Aktiegroep, met daarbij in het bijzonder het Nieuwmarkt Dagblad dat in de dagen voorafgaand aan de metrorellen van 24 maart 1975 werd uitgegeven. Voor dit onderzoek is dankbaar gebruik gemaakt van het Staatsarchief dat is ondergebracht bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.

Provovicatie

Aktiegroep Nieuwmarkt en de kraakbeweging zijn in grote mate ontstaan vanuit de denkbeelden van de provo’s. Door middel van ludieke en provocerende acties verzetten de provo’s zich tegen de gevestigde orde van de jaren ’60. Met name de bijeenkomsten die in confrontaties met de politie uitmondden trokken veel mensen aan. Uiteindelijk haalden zij het wereldnieuws door de huwelijksfestiviteiten van prinses Beatrix en Claus von Amsberg in Amsterdam met rookbommen te verstoren. Ter ondersteuning van hun acties gaven zij een blad uit, genaamd Provo, waarin zij onder andere de woningnood aankaartte. De zevende editie van Provo bevatte de grimmige subversieve brief, dat zich verzette tegen de plannen van de gemeente om de bevolking naar buitenwijken te ‘deporteren’. Met dit taalgebruik wordt natuurlijk een pijnlijke vergelijking met de deportaties van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog gemaakt. Als mogelijke repercussies werd het opblazen van de IJtunnel of het aanvallen van slopers van de oude buurten gesuggereerd. In reactie hierop werd de gehele oplage van de zevende Provo in beslag genomen en werden enkele provo’s opgepakt en veroordeeld tot een gevangenisstraf. Rob Stolk, toenmalig redacteur en drukker van het blad, heeft uiteindelijk vijf weken in de gevangenis overnacht. Hoewel de provo’s zich in 1967 ophieven betekende dat helaas voor de gemeente geen einde aan het burgerlijk verzet.

Het provo-archief werd voor ƒ13.010 gulden aan de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek verkocht. Dit geld werd ondergebracht bij de Stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven, dat later zou fungeren als geldschieter van allerlei verschillende krakersactiviteiten. Rob Stolk houdt de strijd tegen woningnood na het ontbinden van de provo’s in leven door Woonburo de Kraker op te richten en namens dit bureau een Handleiding voor Krakers uit te geven. In de zomer van 1970 komt Rob Stolk met Lou van Nimwegen, een andere oudgediende van de Provobeweging, op de Keizerstraat 2A in de Nieuwmarktbuurt terecht. In de kelder van dit pand, dat al spoedig als verzamelplaats voor gelijkgestemden dient, richten zij Aktiegroep Nieuwmarkt op. Hoewel de eerste editie van het Nieuwmarkt Dagblad nog even op zich liet wachten kwam, hield Aktiegroep Nieuwmarkt zich bezig met andere bladen, het verbeteren van de krakersreputatie en het opknappen van de buurt.

Provo’s hebben krakers wellicht geïnspireerd door hun manifestatie tegen de openbare orde door middel van bijeenkomsten en ludieke acties. Hun ergernis aan het huisvestgingsbeleid van de gemeente deelden zij tevens aan de burgers via tijdschriften. Binnen de krakersbeweging werden eveneens vermeende fouten in het gemeentelijk beleid aangekaart en via bladen verspreid om daarvanuit een gelijkgestemde achterban te vormen die voor deze punten strijd. Zoals hierboven beschreven deinsden Provo’s niet terug voor het gebruik van geweld of gewelddadig taalgebruik. Hoewel het Dagblad Nieuwmarkt naar mijn mening weinig gewelddadig taalgebruik hanteert en over het algemeen een nette indruk maakt, staan er wel enkele spotprenten in die een lugubere indruk maken. Op de voorkant van het eerste nummer van het Nieuwmarkt Dagblad staat een afbeelding van een metro met een doodskop, dat op de lezer afdondert. Op het tweede nummer prijkt een enorme stoomwals die een paar hoofden, met daarop ‘Nieuwmarkt’ geschreven, verplettert. Wanneer je beseft dat het slopen van de Nieuwmarktbuurt voor de metro noodzakelijk werd geacht door de gemeente en de inwoners zich niet lieten uitzetten, kan je begrijpen dat de komst van de metro als levensgevaarlijk werd gezien. Een overeenkomst tussen provo’s en krakers lijkt het gebruik van harde woorden en afbeeldingen om een harde werkelijkheid te bestrijden.

Net zoals de provo’s voor hen verzette Aktiegroep Nieuwmarkt zich tegen het gemeentelijk beleid wat betreft huisvesting en stadsinrichting. Waar de gemeente zich een binnenstad voor zakenlieden en toeristen voorstelde, vochten krakers voor de handhaving van goedkope arbeiderswoningen. Als inwoners van hun buurt veronderstelde zij over een zekere invloed over de invulling ervan te beschikken. Wanneer de gemeente in 1968 plannen maakt om een metro door de Nieuwmarktbuurt aan te leggen leidt dat tot het kraken van de voor sloop bestemde woningen. Als de gemeente in 1971 daadwerkelijk voorbereidingen treft voor de aanleg van de metro komt Aktiegroep Nieuwmarkt in actie. Om de sloop van huizen te beperken worden telefoonlijsten opgesteld waarmee buurtbewoners snel gealarmeerd kunnen worden wanneer er een huis gesloopt dreigt te worden. Twee buurtbladen fuseren tot het tweewekelijkse blad Nieuwmarkt, gedrukt en gefinancierd door Rob Stolk en de Stichting voor Goed en Goedkoop Leven, dat bestemd is om de buurt te informeren over de meest recente ontwikkelingen over de metroplannen. Vanwege de enorme toename van het aantal krakers in de Nieuwmarktbuurt en de reëel dreiging van uitzetting brengen zij in 1975 een dagblad uit om alle ontwikkelingen op de voet te volgen, het Nieuwmarkt Dagblad.

Nieuwmarkt in actie

De doelgroep van dit dagblad zijn op de eerste plaats natuurlijk de inwoners van de Nieuwmarktbuurt. Aktiegroep Nieuwmarkt was zich wegens de afnemende reputatie van krakers al enige tijd op de hoogte over de noodzaak van een hechte buurtgemeenschap. Zo organiseerde zij in 1971 al een feestweek, waarbij zelfs kindermiddagen gemoeid waren. Door hun naam te ‘zuiveren’ trachtte zij een geëngageerde wijk te vormen waarmee zij als een eenheid tegen de gemeente konden optreden. De Aktiegroep bleek succesvol in het achterhalen van allerlei vertrouwelijke informatie van de gemeente. Zij rapporteerden over verggaande speculatie van Engelse beleggingsmaatschappijen in hun buurt en uitstapjes van wethouders naar Londen om fondsen te werven.

Het valt uit verschillende teksten en illustraties op dat het dagblad zich richt tot de mensen die zelf op uiteenlopende manieren betrokken waren geraakt bij antikraakacties. Zij roepen politieagenten op om zich niet te laten misbruiken door het stadsbestuur om de Nieuwmarktbuurt met geweld te ontruimen en richten zich tot bouwvakkers die de metro aanleggen met de vraag hun werk neer te leggen. Hierin dringen ze bij deze mensen aan om zich op hun menselijke eigenschappen te beroepen: ‘Laat je niet misbruiken door de gemeente, maar help de Amsterdammers in hun strijd tegen woningnood.’ Hoewel deze personen niet tot de beoogde doelgroep behoorden, lijkt het of het dagblad ervan uitging dat hun boodschap op de een of andere manier bij hen aan zou komen. Daarnaast richtte het blad zich tot mogelijke bijstanders uit andere buurten, die zich betrokken voelden bij hun strijd tegen het huisvestingsbeleid van de gemeente en voor inspraak in eigen buurt. Door de tijden en frequentie van de uitzendingen van Radio Mokum te verstrekken probeerde zij ook mensen buiten de Nieuwmarkt te activeren. Dit bleek zijn vruchten af te werpen toen, tijdens de Nieuwmarktrellen van 24 Maart 1975, een grote groep studenten zich naar de Nieuwmarkt begaf om de inwoners van de Nieuwmarkt tegenover de grote politiemacht bij te staan. Hiermee schapen zij een eenheid tussen krakers, buurtbewoners en overige medestanders tot een strijdbare fractie waarmee zij zich letterlijk en figuurlijk tot een onverzetbaar blok vormde.

In het Nieuwmarkt Dagblad worden de standpunten van de buurtbewoners over de aanleg van de metro en het gemeentelijk beleid duidelijk uiteen gezet. Het metroplan werd volgens de krakers gevormd met nieuwbouwsteden als Purmerend en Almere in het achterhoofd. In hun mening was de gedwongen volksverhuizing van ‘honderd duizend Amsterdammers’ naar deze oorden overbodig omdat er in Amsterdam zelf genoeg woonruimte zou moeten zijn. Wanneer dit benut zou worden is de aanleg van de metro volgens de krakers overbodig. Deze standpunten worden aangehaald bij de verslagen over gemeenteraadsdebatten. Het verslag over het debat van 19 maart 1975 in het tweede nummer van het Nieuwmarkt Dagblad wordt gebruikt om de waarden van de Aktiegroep aan te halen.

Geoorloofd geweld

Hoewel tijdens het debat wederom is gestemd voor de aanleg van de metro dwars door de Nieuwmarktbuurt is dat volgens dit blad niet de plek waar dit debat werkelijk gevoerd wordt. Dit gebeurt volgens Aktiegroep Nieuwmarkt namelijk in buurten en wijken binnen en buiten Amsterdam. Zij leggen hiermee de verantwoordelijkheid van deze beslissingen bij de buurtbewoners zelf. Omdat het besluit van de gemeenteraad tot stand kwam door ‘partijpolitieke manipulaties, het verkrachten van verkiezingsprogramma’s’ achten zij zich niet gebonden door deze uitkomst. ‘Wij zijn het niet die op een harde confrontatie aansturen. Het stadsbestuur luistert niet naar er leeft onder de Amsterdamse bevolking.’ De krakers eigenen zich het recht om gehoord te worden toe. Ze stellen dat het niet hun wens is om een gewelddadig conflict uit te lokken, maar zij laten zich niet door dat vooruitzicht afschrikken. Wanneer de gemeente haar wil aan haar de inwoners probeert op te leggen is buitenparlementaire actie toegestaan.

Daarnaast bestreden zij zich nadrukkelijk tegen vermeend bedrog en valse informatievoorziening van de media en politiek. Vanwege het gebrek aan openheid neemt Aktiegroep Nieuwmarkt de taak op zich om de ‘juiste’ gegevens met haar achterban te delen en haar erop te wijzen wanneer de gemeente haar misleidt. Hiermee verzetten zij zich niet alleen tegen het stadsbestuur, maar ook tegen het welvaartskapitalisme en het politieke bestel. Zij presenteren de harde cijfers van onder andere het aantal huizen dat er sinds de Tweede Wereldoorlog zijn gesloopt en hoeveel er volgens de gemeente nog gesloopt moeten worden. Het verzamelen en delen van deze informatie wijst op een grote zelfstandigheid en gedrevenheid van krakers en de actiegroep Nieuwmarkt. Deze zelfstandigheid is volgens Duco Hellema typerend voor het ik-tijdperk, waarin de maatschappij narcistischer en individualistischer werd. De nadruk lag hierbij volgens hem op het heft in eigen handen nemen. De wens voor inspraak op de eigen woonwijk is hier ook een afgeleide van. Met het plaatsen van de verantwoordelijkheid in de handen van de buurtbewoners willen zij het zelf voor het zeggen hebben. Door de buurt te informeren over gemeenteraadsdebatten, speculatie van Engelse beleggingsmaatschappijen en studeeravonden trachten zij een geïnformeerde, actieve buurt te kweken waarmee zij samen kunnen strijden voor het behoud van hun wijk. Deels dankzij de bijdragen van Aktiegroep Nieuwmarkt ontstond een stedelijke sociale beweging in Amsterdam.

Het Nieuwmarkt Dagblad staat uit een combinatie van getypt en getekend schrift. Bijna iedere tekst bevat wel een spelling –of typefout. Waarschijnlijk gebeurde deze per ongeluk of door een gebrek aan middelen, maar misschien ook wel expres om de indruk van de underdog te vestigen en te verstevigen. In dit collage van krantenknipsels, getekende koppen, krabbeltjes en getypte artikelen is het niet geheel duidelijk of sommige geschreven teksten in de lay-out van het dagblad zijn opgenomen of dat deze er later bijgetekend zijn, maar deze zorgen wel voor een stijl die mij een gemoedelijk gevoel overbrengt. Zo staat er bovenaan een verslag van een gemeenteraadvergadering een tekening van een jongen met een spraakballon erbij: ‘dit was ik nog vergeten te zeggen’, met ernaast een nieuwe oproep voor een demonstratie.

Omdat het iedereen vrij stond om, voor 15:00 bij koffiebar Roodmerk, teksten en illustraties te leveren en deze anoniem gepubliceerd werden is het lastig om auteurs te achterhalen. Vanwege de ervaring met de publicatie van namen van enkele provoleiders, wat leidde tot brandmerking in de Nederlandse pers, werd het werk van Woningburo de Kraker en nu het Nieuwmarkt Dagblad in anonimiteit voltooid.

Hoewel het in eerste opzicht geen nadrukkelijk doel van dit dagblad was om zelfstandige burgers op te leiden, het diende juist als vereniging van alle buurtbewoners tot een strijdbare eenheid, toonde het Nieuwmarkt Dagblad en de Aktiegroep Nieuwmarkt wel dat zij autonoom in staat waren om een vuist te maken tegen de plannen van de gemeente. De krakers van Woningburo de Kraker gaven een handleiding voor krakers uit. Aktiegroep Nieuwmarkt was in staat met weinig middelen, maar grote publieke betrokkenheid de plannen van de gemeente te dwarsbomen en de stad ideologisch te veranderen. Vanuit een historisch standpunt is het indrukwekkend wat enkele gemotiveerde buurtbewoners met een drukpers en een ideologie wisten te bereiken. Voor latere bewegingen die zich, net als de kraakbeweging, tegen grotere en machtigere organisaties verzetten kan dit als inspiratiebron dienen.

Wat mij persoonlijk uit dit onderzoek is bijgebleven, waarvan ik daarvoor niet op de hoogte was, is het belang van de grote maatschappelijke betrokkenheid bij de krakersbeweging. Aangezien de krakers slechts een kleine groep mensen in Amsterdam vertegenwoordigde waren zij voor handhaving op andere mensen aangewezen. Dankzij de steun van overige buurtbewoners, gelijkgestemde studenten, architecten die de luchtbrug bouwden waren zij in staat om een sterke vuist tegen het gemeentelijk beleid te maken en konden daarmee de nationale belangstelling op de woningnood vestigen.

Door het gehele bronnencorpus van Aktiegroep Nieuwmarkt te bestuderen zou men invloeden van de provo’s op de kraakbeweging gedetailleerd kunnen beschrijven. Tegelijkertijd zouden afwijkingen ten opzichte van de provocultuur in kaart gebracht kunnen worden. Vanwege het grote aantal tijdschriften en andere uitgaven waarbij Aktiegroep Nieuwmarkt betrokken is geweest is het interessant om mogelijke kruisbestuiving van andere tijdschriften of groepen krakers te bekijken. Bij onderzoek naar de complete collectie van alle Nieuwmarkt Dagbladen kan men onderzoeken of er in de loop van het blad een verschil in houding optreedt. In het bijzonder voor en na de Nieuwmarktrellen. Ontstond er een andere stemming onder de krakers of de buurtbewoners nadat het geweld in hun buurt is losgebarsten? Was dit het allemaal waard geweest? Gezien het feit dat de gemeente uiteindelijk van de volledige sloop van de buurt afzag is het aannemelijk dat veel deelnemers hiermee instemmen, hoewel afgunst tegen deze geweldsexplosie ook reëel is.

Conclusie

De Aktiegroep Nieuwmarkt heeft haar gedachtengoed, repertoire, leden en financiering te danken gehad aan de provobeweging. Met openbare demonstraties en het uitgeven van ideologisch geladen tijdschriften verspreidde zij hun opvattingen en ronselden medestanders. Met het opknappen van vervallen panden en het organiseren van feestweken werd zowel aangetoond dat zij geen kwaad in de zin hadden als het demonstreren van een andere mogelijkheid ten opzichte van het gemeentelijk beleid. Door panden in de binnenstad weer bewoonbaar te maken hoefden Amsterdammers niet langer naar de periferie uit te wijken.

Door middel van het Nieuwmarkt Dagblad werden constant op de hoogte gehouden van mogelijke uitzettingen of slopingen. Daarnaast was dit blad deels gericht aan tegenstanders, die zij van hun ‘menselijke’ kant wilden overtuigen. Vanwege het simplistische ontwerp, de combinatie van getypt en geschreven tekst, strips, krabbeltjes en tekeningen wordt een ambachtelijke sfeer gecreëerd, waarmee zij hun amateuristische opzet tegenover de machtige gemeente demonstreren. Wanneer het stadsbestuur de wensen van de inwoners niet meer in acht neemt is het toegestaan om op buitenparlementaire acties over te stappen om de wil van de burgers te realiseren. De Aktiegroep Nieuwmarkt werd hierbij, onder andere dankzij het Nieuwmarkt Dagblad, bijgestaan door medestanders uit allerlei verschillende standen. Door het gebruik van minimale middelen in hun strijd tegen vele malen grotere instantie kan deze beweging als inspiratiebron voor vele groeperingen dienen.

Politierapporten van een stadsoorlog

Bastiaan van den Akker

‘Woningnood door Stadgenoot’, stond op een spandoek in de Eerste Oosterparkstraat in september 2016. Toen ik erlangs fietste bedacht ik mij nog niet wat er speelde in mijn straat. Later bleek dat, ondanks de woningnood, een huizenblok gesloopt zou worden om plaats te maken voor 39 luxeappartementen waar dit er eerder 50 waren. Woningnood is al sinds de jaren 1960 een groot probleem in Nederland, met name Amsterdam, en terwijl er tegenwoordig weinig geluid tegen wordt gemaakt was dit vroeger anders. Zoals het kroningsoproer van 30 april 1980 toen toenmalig koningin Beatrix gekroond werd. Rond 1980 woonden er plusminus 5000 krakers in ongeveer 700 kraakpanden. De woningnood was hoog en er was enorme onvrede over de kosten van de kroning. Amsterdam veranderde in een slagveld met aan de ene kant krakers en aan de andere kant de ME. Helikopters vlogen boven de stad en honderden ME’ers, agenten, marechaussees en paarden – 3500 ordehandhavers in totaal – stonden slagorde opgesteld, klaar om in te grijpen. De binnenstad veranderde in een slagveld en oogde alsof er een burgeroorlog was uitgebroken.

Over het kroningsoproer is veel gepubliceerd, hierbij wordt tegenwoordig vooral de kant van de krakers belicht of de schade die de stad heeft opgelopen. Een minder belichte kant is die van de gemiddelde ME’er of agent die die dag aanwezig was in Amsterdam om de orde te handhaven. Vanuit het hele land werden agenten opgetrommeld om te helpen in de hoofdstad, dat blijkt uit meerdere politierapporten die later zijn opgesteld. In dit brononderzoek zal ik onderzoek doen naar deze rapporten van onder meer hoofdinspecteur Jorna van gemeentepolitie Leeuwarden en compagniecommandant van Heusden. De hoofdvraag die ik bij dit brononderzoek stel is: Hoe kan het dat het kroningsoproer zo uit de hand heeft kunnen lopen? In deze analyse zal ik dieper ingaan op de totstandkoming van de bronnen, de motivatie van de schrijvers van de bron alsmede het beoogde publiek, wat de bron ons leert en hoe het bijdraagt aan onze historische kennis over de Nederlandse kraakbeweging. Daarnaast zal ik trachten een antwoord te geven op de vraag hoe ik een groter historisch onderzoek zou vormgeven aan de hand van deze en andere bronnen. Ook zal ik een dieper ingaan op de achtergronden van 30 april 1980.

Afbeeldingsresultaat voor het kroningsoproer

Tanks rijden door de Amsterdamse straten tijdens het kroningsoproer

Achtergronden van de verslagen

‘De hel, dat zijn de anderen,’ zei de Franse filosoof Jean-Paul Sartre ooit. Op 30 april 1980 is voor de politie de hel iedereen die een radiozender heeft, of een stoorzender. De krakers beschikken over een radiozender én een stoorzender. En waar beschikt de politie over? Over een communicatienetwerk dat, mede door de stoorzender, niet werkt en soms totaal vastloopt. Voor de politie geldt die dag in menig opzicht de Wet van Murphy: alles wat mis kan gaan, gaat ook mis. Hoofdonderwerp van dit brononderzoek zijn de politierapporten van hoofdinspecteur van politie Leeuwarden Gerard Jorna en compagniecommandant C.P van Heusden van politie Amsterdam.

Jorna was op 30 april 1980 aanwezig in Amsterdam met een compagnie uit Leeuwarden en schreef zijn rapport naar aanleiding van de gebeurtenissen van 30 april. Onduidelijk is in opdracht van wie het rapport is geschreven, ook wordt nergens een datum van schrijven vermeld. Het rapport betreft een geschreven, ongepubliceerd en primair ooggetuige verslag. Dat er veel mis is gegaan blijkt uit het rapport van Jorna. Direct bij aankomst in Amsterdam blijkt het communicatienetwerk al plat te liggen. Jorna schrijft in zijn rapport: ‘Bij de voorbespreking bleek, dat de pelotons waren voorzien van een portofoonfrekwentie gebaseerd op het op 23 april 1980 uitgereikte verbindingsschema terwijl daarin intussen een verandering was aangebracht, zodanig, dat niet kon worden gecommuniceerd met de verschillende pelotonscommandanten.’ Later schrijft Jorna dat er met de pelotons die geen deel uitmaakten van zijn compagnie überhaupt geen contact mogelijk was. In de taakbeschrijving van Jorna stond dat hij met zijn compagnie in het westelijk deel van de stad zou opereren, uit zijn verslag blijkt echter dat daar niets van terecht is gekomen. Jorna beschrijft uitvoerig de taken die hij die dag heeft uitgevoerd, maar deze zijn vrijwel uitsluitend bij het Waterlooplein, Rokin en de Kloveniersburgwal uitgevoerd. Alleen tussen 11:00 en 13:15 opereerde de eenheid van Jorna op de Bilderdijkstraat, daarna werd er uitgerukt naar de Blauwbrug. De miscommunicatie van de politie wordt hierdoor nogmaals onderstreept.Daarnaast bleken er volgens Jorna ook nog eens onvoldoende gasmaskers aanwezig en, als gevolg van verschillende confrontaties met prostestanten, hadden verschillende voertuigen lekke banden, waren sommige voertuigen total loss en was er sprake van 25 gewonden binnen zijn compagnie.

Afbeeldingsresultaat voor het kroningsoproer

“Geen woning: geen kroning” was een van de meest gebruikte leuzen tegen de kroning

Van C.P. van Heusden is wel duidelijk waarom zijn rapport is geschreven. Van Heusden schrijft in zijn rapport dat het journaal in zijn opdracht is bijgehouden door zijn liaison-onderofficier. Het uiteindelijke rapport dat door hem op 6 mei 1980 is samengesteld wordt op 3 juni 1980 doorgestuurd naar zijn superieuren L. Dorst en W. Berndsen voor evaluatie. Waarom er bijna een maand tussen het opstellen en versturen zit is onduidelijk. Omdat het rapport van C.P. van Heusden is samengesteld door zijn liaison-onderofficier is er sprake van een primaire bron, uit de bron zelf blijkt wel dat van Heusden aanwezig was tijdens het kroningsoproer. Maar omdat het journaal niet door van Heusden zelf is opgesteld zou je kunnen spreken van een secundaire bron met primaire informatie, dit omdat niet overal uit blijkt dat van Heusden aanwezig was tijdens alle ontwikkelingen die beschreven staan in het rapport. Ook van Heusden spreekt van veel problemen die zich op 30 april hebben voorgedaan, voornamelijk communicatieproblemen. Van Heusden was voornamelijk actief op de Blauwbrug en schrijft: ‘Deze demonstratie was een van tevoren bekend gegeven … gebruikelijk is dan om een aantal verkenningseenheden op pad te sturen. Het is best mogelijk dat die er ook zijn geweest, maar dan zijn er twee mogelijkheden: A. ze hebben hun werk niet (goed) gedaan, B. De informatie die ze hebben doorgegeven is om de een of andere reden blijven steken.’  Van Heusden spreekt zijn onvrede uit vanwege de gevolgen die dit communicatieprobleem tot gevolgen heeft gehad. Van Heusden schrijft hierover: ‘Het laatste (en ook belangrijkste), nl. waar de proteststoet zich bevond heb ik van een burger gekregen en toen stond de kop al bijna op de brug … Slechts door razendsnel ingrijpen kon op het nippertje worden voorkomen dat men de Blauwbrug overtrok, maar men was toen al veel te dichtbij en dat heeft al met al 34 gewonden tot gevolg gehad.’

Afbeeldingsresultaat voor het kroningsoproer

De politie voert een charge uit op de Blauwbrug

Zowel het rapport van Jorna als het rapport van C.P van Heusden zijn geschreven aan superieuren, dit blijkt uit de wijze van rapportage en de formele schrijfwijze. Bij van Heusden blijkt dit ook uit de geadresseerden, bij Jorna is hier geen blijk van opgenomen in de bron. Wel schrijft Jorna dat hij een verklaring aflegt, aan wie is onduidelijk. Aan de manier van berichtgeving is wel duidelijk af te lezen dat het rapport niet voor ondergeschikten in te zien is. Daarnaast geven beide auteurs blijk van berichtgeving aan superieuren door de vele tips voor toekomstige rellen die zij geven. Zo schrijft van Heusden: ‘De Bratra groepen zijn zeer goed bruikbaar … Een salvo traangas heeft meer effect dan afzonderlijke schoten. Bovendien is het soort traangas van belang. Traangas met braakeffect heeft meer zin dan het gewone traangas.’ Beide rapportages zijn ongepubliceerde bronnen en bevatten, voor de politie, gevoelige informatie. Alleen al om geen gezichtsverlies te lijden zal de politie dergelijke berichtgeving waarschijnlijk niet snel naar buiten brengen. De leiding bij de politie destijds was überhaupt zo lek als een mandje. Een ME’er schrijft later: ‘Na acht maanden bij district I was ik het enige hogere kaderlid naast de districtschef. Dat is natuurlijk een belachelijke zaak. Hoe oud zal ik geweest zijn, drie-vierentwintig. Acht maanden ervaring en dan de recherche en de verkeersdienst leiden. Nou daar komt natuurlijk geen donder van terecht.’ Dat er veel mis bleek te zijn met de organisatie en de apparatuur van de politie zou krakers en andere prostestanten wellicht hebben kunnen motiveren vaker op te komen voor hun idealen. Eric Duivenvoorden, zelf oud kraker, schrijft dan ook terecht in zijn boek Het kroningsoproer: ‘Veel problemen bij de politie die dag kwamen uit het feit dat het een enorme logistieke operatie was die in relatief korte tijd op poten moest worden gezet. En dan wordt er nog wel eens iets over het hoofd gezien. Ernstiger wordt het als naar voren komt dat die tekortkomingen ertoe hebben geleid dat de politie bijna kopje-onder ging in het tumult.’

De educatieve waarde

Naast de informatieve waarde die een bron kan hebben, kan een bron ook een educatieve waarde hebben. Vragen als in wat voor context de politierapporten van 30 april 1980 later zijn gebruikt en wat de biografie van de bronnen zijn, zijn in dit brononderzoek nog onbeantwoord. Maar ook wat deze bronnen toevoegen aan onze kennis van de Nederlandse kraakbeweging en hoe dergelijke rapporten bij zouden kunnen dragen aan een groter historisch onderzoek zijn de revue nog niet gepasseerd. Dergelijke vragen zal ik in deze paragraaf trachten te beantwoorden.

Uit de politierapporten kunnen veel lessen worden getrokken. Zowel van Heusden als Jorna waren niet tevreden na het kroningsoproer en pleitten voor verbetering. Later zouden er ook veel veranderingen worden doorgevoerd. Duivenvoorden schrijft hierover: ‘Ook voor de politie gaat er na 30 april het nodige veranderen. Dat ligt in de eerste instantie niet voor de hand, want van alle kanten wordt de loftrompet gestoken. … De aanzet voor verandering komt dan ook in de eerste plaats vanuit het politieapparaat zelf.’ ‘Een onbewapende politieman laat zich niet eeuwig op zijn bek slaan.’ Die woorden sprak hoofdcommissaris de Rhoodes naar aanleiding van de onvrede onder het politiekorps na 30 april 1980. Na 30 april worden er grondige evaluaties uitgevoerd onder aanvankelijk de hogere kaders, later tot alle regionen van het politieapparaat die op 30 april actief zijn geweest. De uitkomsten zijn dergelijke rapporten als die van Jorna en van Heusden. In de dagen na de kroning circuleert onder het personeel een brief van politieagent IJs van der Weerd gericht aan ‘alle collega’s bij de Amsterdamse politie en alle politieke leiders binnen onze samenleving’. Tientallen (hoofd)agenten, rechercheurs en inspecteurs ondertekenen deze oproep tot beleidsherziening. ‘De machtsmiddelen die men de politie geeft zijn te vergelijken met een bokser die een wedstijd moet boksen met vastgebonden handen’. Luidt een van de passages.

Naar de klaagzang van de politie is geluisterd door de directie en de opgezette politierapporten zijn zeer serieus genomen. Dit heeft ertoe geleid dat het politieapparaat tegenwoordig veel beter zijn werk doet en uitgerust is. Politievakblad Blauw schrijft hierover: ‘Als we nu opnieuw de Bilderdijkstraat zouden moeten aanpakken hadden we in de voorbereiding al een veel betere informatiepost gehad, verzorgd door de vaste stafofficier informatie. Ook op de dag zelf wordt nu doorlopend informatie verzameld en geanalyseerd. We verkennen veel beter en hebben doorlopend zicht.’ Zowel een betere informatiepost als een betere verkenning zou de miscommunicatie van 30 april 1980 tegengaan. Dit zou destijds de politie enorm geholpen hebben. Ook de uitrusting en kleding is na 30 april 1980 goed versterkt. Het vakblad gaat verder: ‘we hebben na 53 gewonden in de Vondelstraat 1980 direct overal beschermde ijshockeykleding opgekocht als bescherming. Een aantal landelijke korpsen heeft voor de kroning alsnog beschermende kleding gekocht, maar de meeste niet. Dat is nu landelijk gelijk getrokken. De ijshockeykleding is inmiddels vervangen door betere, voor de ME geschikte kleding. Mensen worden nu ook landelijk op dezelfde wijze opgeleid, getraind en uitgerust’. Het aantal gewonde agenten had tijdens het kroningsoproer drastisch minder kunnen zijn als de politie toentertijd al landelijk gelijkgetrokken uitrusting en training door had gevoerd.

Afbeeldingsresultaat voor Mobiele eenheid

De M.E. is tegenwoordig veel beter uitgerust dan tijdens het kroningsoproer

Wat de politierapporten van Jorna en van Heusden ons kunnen leren van de krakersbeweging is vooral hoe professioneel het bijna te noemen is. Met een organisatie die beter lijkt te zijn dan die van de politie destijds wist de krakersbeweging de politieradio af te luisteren en met een stoorzender het politienetwerk plat te leggen. Naast deze organisatorische bekwaamheid had de kraakbeweging een charme wat veel publiek trok: ‘De f-side stond tussen de krakers, en de pooier uit de buurt was mee V&D aan het plunderen’ schrijft Chris van Esterik hierover. Maar wat vooral opvalt in de politierapporten is de razernij waarmee de krakers de ME bevochten. Jorna schrijft hierover: ‘Ook vanaf een bouwwerk tussen het Waterlooplein en de Nieuwe Amstelstraat werden wij zwaar onder “vuur” genomen met grote stenen en staven betonijzer.’ In de Volkskrant van 17 april 2013 wordt later geschreven: ‘Op het Rokin rijden twee motoragenten zich vast in de mensenmassa. Een van hen krijgt van dichtbij een steen in z’n gezicht gegooid. De motoren gaan in vlammen op. “Dit is niet normaal, dit is een stadsoorlog”, noteert een ME’er later in zijn dagboek.’ Ondanks berichten die van tevoren werden gegeven had een deel van de ME’ers niet verwacht dat het er zo hard aan toe zou gaan. Uit onderzoek blijkt dat dit aantal 42% van de aanwezige agenten te zijn. Dit leidde tot onder meer angst onder een aanzienlijk deel van de aanwezige agenten. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat ruim 30% van de agenten bang was tijdens confrontaties en een kleine 10% zelfs in paniek verkeerde.

Als ik zelf een groter historisch onderzoek zou kunnen verrichten met gebruik van meerdere bronnen zou ik vooral willen kijken naar de psychologische gevolgen die de confrontaties hebben gehad op de aanwezige M.E. en krakers die op 30 april 1980 tegenover elkaar hebben gestaan. Er zullen vast agenten en krakers zijn geweest die er PTSD aan over hebben gehouden. Gesteld kan worden dat voor vele ME’ers het optreden op 30 juli 1980 te Amsterdam niet zonder emoties voorbij is gegaan. Aan het uiten van deze emoties lijkt na afloop van het gebeuren weinig mogelijkheden binnen het werkverband; men heeft het meer moeten zoeken binnen privésfeer. Daarnaast was de overwerk compensatie voor ME en marechaussee erg gering. Waarom werd hier zo weinig aan gedaan en waarom was de compensatie voor de agenten zo weinig? Meerdere ME’ers spraken over een stadsoorlog waarbij meer dan 200 agenten licht of zwaargewond raakten. Graag zou ik hier meer onderzoek naar doen door middel van onderzoek te doen naar de psychologische dossiers van de politie rond 1980 en later.

Conclusie

De kroning van koningin Beatrix op 30 april 1980 had een mooie dag moeten worden, ware het niet dat er een serieuze woningnood heerste in Amsterdam. Er zou gesuggereerd kunnen worden dat de best gehuisveste vrouw van het land gekroond werd in de stad met de slechtste huisvesting. De kroning in Amsterdam voltrekken zou dan ook als provocatie gezien kunnen worden, een provocatie die de krakers met beide handen hebben gegrepen om massaal te protesteren. De politie werd vanuit het hele land op de been gebracht om ondersteuning te bieden in Amsterdam, een troepenmacht van 3500 man in totaal. Toch liep de kroning uit de hand, dit was voor hoofdinspecteur van politie Leeuwarden Gerard Jorna en compagniecommandant C. P. van Heusden aanleiding om rapporten van die dag op te stellen.

De rapporten van Jorna en van Heusden zijn primaire ooggetuigenverslagen die kort na het kroningsoproer zijn opgesteld. Beide rapporten zijn opgesteld voor hun superieuren, dit wordt in het rapport van C.P. van Heusden duidelijk door de geadresseerden, bij Jorna is dit af te lezen aan de vorm van formele berichtgeving en manier van het geven van tips voor toekomstige rellen. Beide rapporten zijn verder ongepubliceerd. De motivatie van beide auteurs is het verschaffen van primaire informatie aan hun superieuren, daarnaast zijn de rapporten een algehele evaluatie van de dag. Wegens deze evaluatie geven beide auteurs hun blijk van wat er goed en fout is gegaan en hoe dit in de toekomst anders zou moeten. De politierapporten van die dag zijn na het kroningsoproer stevig geëvalueerd wat er mede toe heeft geleid dat de politie tegenwoordig op landelijk niveau wordt opgeleid, getraind en uitgerust. Mede de slechte uitrusting van sommige korpsen heeft tot een hoger aantal gewonden geleid bij de politie die dag. Daarnaast hebben de rapporten nog een informatieve waarde, nog steeds wordt over het kroningsoproer geschreven in zowel vakbladen als boeken. Hier worden de politierapporten ook bij betrokken. Wat de rapporten ons vooral leren over de krakersbeweging is hoe professioneel de beweging te noemen was. Middels stoorzenders wisten de krakers immers de politie te verwarren omdat er door de storing geen berichtgeving gedaan kon worden. Maar het leert ons ook de charme die de beweging gehad moet hebben op de bevolking, niet voor niets wisten de krakers zoveel mensen naar Amsterdam te halen. Maar wat de rapporten ons vooral leren is met hoeveel haat en passie de krakers de politie bevochten. Een derde van de aanwezige agenten voelde zich angstig en een tiende verkeerde zelfs in totale paniek door de grote meute stenen gooiende krakers. Als ik de kans zou krijgen een groter historisch onderzoek te leiden zou ik daarom ook vooral willen kijken naar de psychologische gevolgen van het kroningsoproer voor zowel de politie als de krakers.

Om verder te gaan met mijn hoofdvraag: Hoe heeft de kroning zo uit de hand kunnen lopen? Hier op zijn een aantal antwoorden te geven. Ten eerste werkte het communicatienetwerk van de politie niet naar behoren en maakten de krakers gebruik van eens stoorzender waardoor er niet duidelijk gecommuniceerd kon worden tussen de compagniecommandanten. Ook was de politie niet voorbereid op het aantal mensen dat naar Amsterdam trok om te protesteren. Daarnaast was de politie niet bewapend genoeg om de grote meute woedende protestanten in het gering te houden, ook leidde dit tot een hoger aantal gewonden bij de politie. Dit alles zorgde voor een grote chaos bij de politieleiding. De term “stadsoorlog” werd al eerdergenoemd en past wel degelijk bij de gebeurtenissen rondom het kroningsoproer.

NOS live verslag van het kroningsoproer laat goed zien hoe Amsterdam er bij lag die dag

Het Anti-City Circus Amsterdam

Anti-City Circus, 30 april 1978. Bron: Rob Croes, Nationaal Archief/ Anefo

Het Anti-City Circus

Festivals zijn bijna niet meer weg te denken uit het Amsterdamse leven. Ze worden in grote getale bezocht en door het grote aanbod is er voor ieder wat wils. Maar worden ze ook ingezet om actie te voeren? Dit lijkt nu toch vooral te gebeuren met aangekondigde stakingen en demonstraties. Maar hoe zat dit vroeger? Het Anti-City Circus is een evenement georganiseerd in 1978 en ‘79 aan het Waterlooplein in Amsterdam om actie te voeren tegen de bouw van een nieuw stadhuis.

Het boekje Waterlooplein: Plein voor Volksvlijt?, bevat informatie en foto’s van de eerste editie van het Anti-City Circus en een aankondiging voor de twee editie. Deze bron zal centraal staan in deze analyse. Het bijzondere van deze gebeurtenis in tegenstelling tot andere gebeurtenissen, die gedocumenteerd zijn in het staatsarchief, is de manier waarop actie werd gevoerd. Juist in de tijd van vele confrontaties en geweld tussen krakers en politie, is het leuk om te zien dat er ook een hele andere manier van actievoeren mogelijk was, namelijk in de vorm van een circus en met de betrokkenheid van de buurtbewoners. Voor een daadwerkelijke analyse van de bron zelf is eerst een bredere omschrijving van het Anti-City Circus vereist.

Het Anti-City Circus Amsterdam was een initiatief van de Kraakbeweging in samenwerking met de bewoners dat in twee opeenvolgende jaren werd georganiseerd aan het huidige Waterlooplein. Het gaat om de jaren 1978 en ’79. Het Anti-City Circus valt hiermee binnen het kader van de hevige veranderingen die de stad Amsterdam onderging in de jaren zeventig van de vorige eeuw. In de jaren zeventig stond de zogeheten cityvorming centraal. In vele Amsterdamse buurten moesten woningen plaats maken voor de economische groei van de stad. Het doel van de stad werd meer economisch dan sociaal en de functie van de stad werd meer arbeidsgericht dan woongericht. Deze verschuiving in functie van de stad wordt door Virginie Mamadouh in haar boek De stad in eigen hand: Provo’s, kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging ook wel omschreven als het functionalisme versus het romanticisme, waarin het romanticisme uitgaat van het wonen in de stad en het functionalisme van de functie van de stad binnen de economie.

De aanleg van de Amsterdamse metro, de aanleg van een groter verkeersnetwerk en de bouw van nieuwe kantoorpanden in de binnenstad waren de punten waartegen ‘Aktiegroep Nieuwmarkt’ in actie kwam. Het Waterlooplein valt binnen het gebied van Aktiegroep Nieuwmarkt. Na de sloop van nagenoeg alle panden aan het Waterlooplein ontstonden er plannen voor de bouw van een nieuw stadhuis. Hier waren de buurtbewoners echter op tegen. En zodoende ontstonden de plannen voor het Anti-City Circus Amsterdam.

Het Anti-City Circus was een festival georganiseerd door de Kraakbeweging in samenwerking met de bewoners tegen de, naar eigen zeggen, verloedering van het Waterlooplein. Met dit festival vulden zij “het grootste gat van Amsterdam” op, door hier met elkaar bijeen te komen. Het circus diende als een plek van samenkomen voor bewoners in protest tegen de dreigende sloop voor meer kantoorbouw. Tegelijkertijd was juist de organisatie van een festival de manier om aan te geven wat de bewoners liever op deze plek wilden. Namelijk een plek om samen te komen: een markt en een recreatiepark.

Waterlooplein: Plein voor Volksvlijt? Bron: De Terechte Kronkel

Waterlooplein: Plein voor Volksvlijt?

Het boekje Waterlooplein: Plein voor Volksvlijt? is afkomstig uit het jaar 1979 en beslaat informatie over het verloop van het Anti-City Circus 1978 en kondigt het circus van 1979 aan. Het boekje is anoniem voor zover er geen namen in te vinden zijn. De afzender is de organisatie van het Anti-City Circus. Dit is waarschijnlijk niet met een speciale reden anoniem uitgegeven. Leden van de organisatie zijn namelijk in sommige andere bronnen uit dezelfde tijd, affiches, brieven en posters, wel genoemd. Auke Bijlsma staat bijvoorbeeld vermeld en ook is er een brief ondertekend door Sietse Zijl. De specifieke namen van zekere betrokkenen waren in het geval van dit boekje waarschijnlijk niet relevant omdat het vanuit de gehele organisatie van betrokkenen en buurtbewoners kwam.

Het boekje is ondertekend door de gehele organisatie van het Anti-City Circus. De informatie die het bevat komt daarmee ook uit eerste hand. Het beslaat de eerste editie van het circus, die waarschijnlijk de gehele organisatie heeft meegemaakt, en de aankondiging van de tweede editie, die ze op dat moment organiseren. Uit de tekst kan opgemaakt worden dat de auteur(s) zelf betrokken zijn met de organisatie en daarmee ook pleiten voor de idealen waar het circus voor staat: het opvullen van het gat, dat het Waterlooplein is, met bewonersvriendelijke parken in plaats van kantoorbouw, parkeergelegenheden of de bouw van een nieuw stadhuis.

Het Waterlooplein en de geplande veranderingen daar vallen binnen het gebied van de oorspronkelijke Aktiegroep Nieuwmarkt. Aktiegroep Nieuwmarkt ontstond in 1970 en bestond oorspronkelijk uit voormalige krakers van Woningburo de Kraker. Aktiegroep Nieuwmarkt begon met het opnieuw bewoonbaar maken van dichtgetimmerde huizen die aangekondigd waren gesloopt te worden door de aanleg van de Amsterdamse metro. De actiegroep was in feite een bundeling van verschillende krakers. Echter zetten zij zich ook in voor alle andere buurtbewoners, ze vertegenwoordigden de bewoners in de actie tegen de overheidsplannen.

In samenwerking met wijkcentrum d’Oude Stadt voerde de actiegroep verschillende acties om de cityvorming tegen te gaan. Parlementaire acties werden door het wijkcentrum uitgevoerd, terwijl de actiegroep de buitenparlementaire acties voor zijn rekening nam. In 1975 is Aktiegroep Nieuwmarkt overgegaan in Kraakgroep Nieuwmarkt. Tegen het eind van de jaren zeventig richtten de krakers zich meer op de bescherming van de stad tegen de cityvorming en minder op het kraken van woningen. Hier komt dan ook het initiatief voor het Anti-City Circus vandaan.

Doordat de beweging in de Nieuwmarkt zich meer ging richten op het tegengaan van cityvorming en minder op het daadwerkelijk kraken van panden, was er waarschijnlijk ook minder druk om alles anoniem uit te brengen. De twee eerder genoemde namen werden dan ook onder aankondigingen van het circus geplaatst. Ook enkele telefoonnummers en locaties werden vrijgegeven in andere documenten ook vanuit het Anti-City Circus. Zo werd er bij eerdere aankondigingen van vergaderingen verwezen naar koffiebar Roodmerk, Bothaniënstraat 20 en de Boomspijker, Rechtboomsloot 52.

Het is niet zeker of Waterlooplein: Plein voor Volksvlijt? geproduceerd is vanuit deze adressen, maar er is wel een link tussen het Anti-City Circus, de afzender van het boekje, en deze adressen. Daarnaast is er veel verwezen naar de hulp en inbreng van buurtbewoners. Ook zij kunnen hebben geholpen bij de productie en verspreiding van het boekje.

Het beoogde publiek van het boekje Waterlooplein: Plein voor Volksvlijt? is in eerste instantie de omwonenden van het Waterlooplein. Voor hen waren de ontwikkelingen aan het Waterlooplein van groot belang. Echter kon het festival ook gericht zijn aan alle andere inwoners van Amsterdam, omliggende plaatsen of zelfs heel Nederland die begaan waren met behoud van de stad en zich tegen cityvorming verzetten. Juist het idee van een circus waar iedereen naartoe kon en aan kon bijdragen nodigde een zeer groot publiek uit. De gebeurtenis van het circus zelf was gericht aan het gemeentebestuur van Amsterdam. Het circus en de gehoopte grote opkomst moesten het gemeentebestuur laten zien dat het afzien van meer kantoorbouw of de bouw van een nieuw stadhuis de juiste keuze zou zijn.

Met het circus werd geprobeerd een voorproefje te geven van de levendigheid van de buurt en de behoefte die daar aan was onder bewoners. Het circus diende als een weergave van de gewenste toekomst van het Waterlooplein, een plek van samenkomen in de buurt. Het circus was een nieuwe manier van actie voeren tegen de plannen van de gemeente. Mamadouh onderscheidt verschillende typen buitenparlementaire acties van stedelijke sociale bewegingen. Eén daarvan is demonstreren. Hieronder verstaat zij: het houden van demonstraties, protestbijeenkomsten, manifestaties, feesten, het organiseren van inzamelingsacties, handtekeningenacties en petities.

Deze vorm van actievoeren was in tegenstelling tot opstanden, rellen, geweld en inbraak een positieve en legale manier om een situatie aan te kaarten en te veranderen. Waarschijnlijk had deze manier ook een positiever effect op de kijk van de bevolking op actievoerders. De Nieuwmarktrellen in 1975 en de rellen rondom de Groote Keyser in 1978 gevolgd door de latere rellen in 1982 rondom Lucky Luyk zouden ervoor gezorgd hebben dat er een tamelijk negatievere kijk op krakers ontstond. Het gebied van de Nieuwmarkt lijkt hiermee met het Anti-City Cicus op tijd een andere weg te hebben ingeslagen.

Naast het type demonstreren in de vorm van een festival, zoals omschreven door Mamadouh, is Waterlooplein: Plein voor Volksvlijt? ook een actiemiddel van het type informeren. Het boekje beschrijft de plannen die in het verleden zijn bedacht door de gemeente voor het Waterlooplein, plannen die zijn afgewezen en de status van de huidige plannen. Het boekje verschafte daarmee veel informatie aan de lezer, wat bijdroeg aan de overweging wel of niet naar het Anti-City Circus te gaan. Wanneer de plannen duidelijk zijn omschreven, is de kans op een grote opkomst groter. Mensen weten dan waarom zij aanwezig zijn bij een circus, dat naast recreatie ook dient als actiemiddel.

Het taalgebruik van de bron is geschikt voor een groot publiek. Ook als een lezer geen voorkennis heeft van de situatie aan het Waterlooplein, is hij/zij na het lezen van de bron op de hoogte van de huidige situatie en het verleden. Er wordt veel informatie gegeven en er is een duidelijke uitleg van verschillende plannen. Het boekje is geschikt voor iedereen die begaan is met de stad. In de bron is ook terug te lezen dat het circus zelf ook voor iedereen geschikt is. Er wordt meerdere malen benadrukt dat iedereen en alle ideeën welkom zijn: ‘Kom met z’n allen op 28, 29 en 30 april naar het plein en neem je ideeën en gereedschap mee.’

De woordkeuze voor ‘het grootste gat van Amsterdam’ is slim gekozen. Het woord ‘gat’ werkt op twee manieren: het staat voor het daadwerkelijke gat van gesloopte huizen, maar tegelijkertijd ook voor het gat dat er is binnen het samenleven. Namelijk een plek waar bewoners samen kunnen komen, zoals een markt of park.

Het gebruik van plaatjes en tekeningen in het boekje draagt ook bij aan de informatievoorziening. Tekeningen van plannen van de gemeente worden naast de plannen van het Anti-City Circus gelegd. Hiermee is er voor de lezers een beeld van hoe het dreigt te worden en hoe de actievoerders het anders willen zien. Foto’s van het Waterlooplein waar nog maar één huis staat na de sloop van alle omliggende woningen dragen bij aan de visualisering van het Waterlooplein, dat het naar eigen zeggen ‘het grootste gat van Amsterdam’ is geworden.

Ook zonder het hele boekje te lezen kan de lezer overtuigd worden om naar het Anti-City Circus te gaan. Bij het boekje zijn twee uitvouwbare posters gevoegd met daarop verschillende foto’s van de eerste editie van het Anti-City Circus in 1978. De foto’s laten verschillende gebeurtenissen zien. Er zijn foto’s van de activiteiten, waaraan de mensen enthousiast meedoen en foto’s van het opzetten van het circus, waarin het samenwerken goed zichtbaar is. De foto’s benadrukken het doel van het circus: ‘het grootste gat van Amsterdam opvullen door samen bijeen te komen.’ Vooral het samenkomen en samenwerken komt in de foto’s duidelijk naar voren.

De foto’s van de activiteiten worden afgewisseld met enkele foto’s van de staat van het Waterlooplein met half afgebroken huizen en kale vlaktes. Deze foto’s dienen ervoor te benadrukken dat het daadwerkelijk om ‘het grootste gat’ gaat. Zoals beschreven in Visual methodologies: An introduction to the interpretation of visual materials van Rose hebben afbeeldingen een eigen agency. De foto’s dienen dus een eigen doel en zijn waarschijnlijk met een reden zo gecomponeerd. Daarnaast beschrijft Rose ook de term audiencing, dit houdt in dat iedere kijker of lezer van een bron anders is en de bron dus ook anders ziet. Waar actievoerders de kale vlakte waar ooit een markt was zien als afbraak van de buurt, zien projectontwikkelaars waarschijnlijk mogelijkheden voor nieuwe projecten op een centrale locatie. De maker van deze bron heeft één bepaald publiek in gedachten gehad om te overtuigen.

Bijdrage van de bron

Het Anti-City Circus als geheel is onder meer gebruikt door Hans Pruijt in zijn artikel Kraken in Europa. Pruijt beschrijft in zijn artikel dat het kraken voor veel krakers op allerlei manieren is ingebed in tegencultuur en politiek. Volgens Pruijt omvat deze tegenculturele en politieke inbedding verschillende mogelijkheden: kansen voor subculturele expressie als een extra mogelijkheid, empowerment, de krakersscene, het opbouwen van een beweging en tot slot overlap met andere bewegingen in protestgolven. Deze overlap met andere bewegingen in protestgolven omschrijft Pruijt als kraakbewegingen die deel uitmaken van een “links-libertaire familie van sociale bewegingen.” De mentaliteit van directe actie in de sfeer van huisvesting wordt meegenomen naar andere maatschappelijke probleemgebieden. Pruijt noemt het Anti-City Circus Amsterdam als voorbeeld van de overlap met andere bewegingen.

Hetgeen waartegen het Anti-City Circus in actie kwam was de cityvorming in de stad Amsterdam in de vorm van de bouw van een nieuw stadhuis op het Waterlooplein. Hiermee mengde de kraakbeweging zich in een stedelijke protestactie die niet enkel gericht was op woningnood. Er was dan ook bij de Anti-City Circus-actie geen sprake van het kraken van woningen. Daarnaast werd er ook samengewerkt met de bewoners en daarmee was het geen exclusief krakersgezelschap.

Het boekje Waterlooplein: Plein voor Volksvlijt? en het daarbij horende Anti-City Circus laat een manier zien van actievoeren die niet per se als eerste opkomt als het over de Nederlandse kraakbeweging gaat. Zoals in Van der Steen naar voren komt wordt de kraakbeweging als snel geassocieerd met ‘een militante jongerenbeweging, die bereid was haar idealen en ruimtes desnoods met geweld te verdedigen.’ En hoewel Duivenvoorden de uitgebreide geschiedenis beschrijft vanaf de jaren zestig met clandestiene bezetting, begint het eerste hoofdstuk van zijn boek Een voet tussen de deur toch met het gooien van bakstenen door ruiten van makelaardijen en woningbureaus in Amsterdam. Geweld is iets wat toch altijd wordt geassocieerd met de kraakbeweging. De bron Waterlooplein: Plein voor Volksvlijt? laat zien dat de kraakbeweging ook op andere manieren actie voerde.

Net als Pruijt aan haalt in zijn artikel, is het Anti-City Circus op een bepaalde manier een inbedding van de kraakbeweging in andere sociale bewegingen. De bron van het Anti-City Circus laat in een zeer uitgebreide manier zien waarop dit gebeurde. Het maken van een plan, de betrokkenheid van omwonenden en het houden van vergaderingen zijn allemaal aspecten van het Anti-City Circus die bijdragen aan een nieuwe kijk op de kraakbeweging in Nederland.

Het Anti-City Circus is één voorbeeld voor een andere manier van actievoeren. In een vervolgonderzoek zou het interessant zijn om verder in te gaan op de tegenculturele en politieke inbedding in de overlap met andere protestbewegingen, zoals beschreven door Pruijt. En dan met name gericht op de positieve manier van actie voeren in de vorm van organisatie van een feest, festival of circus zoals het Anti-City Circus. Interessant kan zijn om bronnencorpussen van vergelijkbare acties van kraakbewegingen in heel Europa te verzamelen en deze dan met elkaar te vergelijken. Pruijt noemt al een aantal voorbeelden van waaruit verder gekeken kan worden. Bij de vergelijking kan gekeken worden naar het doel dat de acties probeerden na te streven en de middelen die hiervoor werden ingezet, om uiteindelijk te kijken of de doelen ook zijn behaald.

De combinatie van de opera en het stadhuis van Amsterdam is er uiteindelijk toch gekomen in de vorm van de Amsterdamse Stopera aan het Waterlooplein waarvan de bouw in 1982 begon. Door de vergelijking met andere soortgelijke acties kan gekeken worden naar het nut van deze meer vredige manier van actievoeren van de kraakbeweging in samenwerking met andere sociale bewegingen en of doelen in andere gevallen op de lange termijn wel zijn behaald.

De bron Waterlooplein: Plein voor Volksvlijt? van het Anti-City Circus Amsterdam geeft een inkijk in de doelen van de actievoerders en de middelen die zij hiervoor gebruikten. De bron zelf is anoniem, maar met de nodige brieven en affiches eromheen, is het niet moeilijk te achterhalen dat bepaalde personen bij het actiecomité van het Anti-City Circus betrokken waren. Het Anti-City Circus Amsterdam heeft plaatsgevonden in twee achtereenvolgende jaren, 1978 en ’79. Het Anti-City Circus was een evenement, georganiseerd om in actie te komen tegen de bouw van een nieuw stadhuis op het Waterlooplein. Met het circus probeerden de organisatoren het ‘grootste gat van Amsterdam’ op te vullen. Naar hun mening was er door de sloop van vele woningen een gat ontstaan. Zowel een fysiek gat in de buurt als in de gemeenschap. Er was behoefte aan een plek om samen te komen, bijvoorbeeld een markt of recreatiepark. Met het circus werd een voorproefje gegeven van hetgeen ze daar wilden zien: het samenkomen van mensen in de buurt.

Het organiseren van een evenement om actie te voeren, plaatst Mamadouh onder het type demonstreren. Demonstreren is een buitenparlementaire actie die veel werd ingezet door stedelijke sociale bewegingen. Het organiseren van een circus was echter nieuw, het was een hele positieve manier om ergens actie tegen te voeren. Ook was de samenwerking met de rest van de buurt opvallend voor de kraakbeweging. Pruijt beschrijft in zijn artikel de tegenculturele en politieke inbedding van kraakbewegingen in andere bewegingen in protestgolven. Het Anti-City Circus is hier een voorbeeld van. De kraakbeweging wijkt hier af van het directe woningnood aspect en richt zich op acties tegen de cityvorming in Amsterdam. Interessant voor vervolgonderzoek met een grotere bronnencorpus is een internationale vergelijking van inmenging van kraakbewegingen in soortgelijke acties als het Anti-City Circus in sociale bewegingen.

– Gwen Boekhout

Literatuurlijst

Anti City Circus ’79, Waterlooplein: Plein voor Volksvlijt (Amsterdam 1979).

Boon, A.K. van den, en Ruiter, B. de, ‘Amsterdam en zijn krakers, een onderzoeksnotitie’, Sociologische Gids 31:2 (1984) 184-189.

Duivenvoorden, E., Een voet tussen de deur: Geschiedenis van de kraakbeweging 1964-1999 (Amsterdam 2000).

Mamadouh, V., De stad in eigen hand: Provo’s, kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging (Amsterdam 1992)

Pruijt, H., ‘Kraken in Europa’, Kritiek. Jaarboek voor Socialistische Discussie en Analyse 2:1 (2009) 78-107.

Rose, G., Visual methodologies: An introduction to the interpretation of visual materials (Londen 2007).

Steen, B. van der, ‘De papieren van de revolte: De kraakbeweging en haar geschiedschrijving’, Tijdschrift voor Stadsgeschiedenis 9:2 (2014) 166-181.