De mensen achter de koevoet: bronnenanalyse van het Amsterdams Weekblad (1972-1973)

Inleiding

Het Amsterdams Weekblad was een nieuwsblad uit de vroege jaren zeventig, waarin lokale vrijwilligers zich inzetten om hun stem te laten horen over onderwerpen die het bloed onder hun nagels vandaan haalde. Het blad had nauwe banden met de kraakbeweging, die aan het opkomen was toen het blad werd opgericht. De komende tekst exploreert de historische context om het blad heen. Het kijkt naar wie de mensen achter het blad waren en waar zij naar streefden. Daarnaast wordt besproken welke ideologie achter het blad schuilde. Tot slot kijkt het artikel naar wat het blad kan betekenen voor historisch onderzoek naar de kraakbeweging.


Historische context

Vanaf de Tweede Wereldoorlog scheurden de Nederlandse burgers zich los van hun haast onvoorwaardelijke vertrouwen in de overheid. Terwijl zij voor de oorlog nog trouw achter hun paternalistische staat stonden, werd haar bekwaamheid half jaren zestig massaal in twijfel getrokken. In Amsterdam vonden er dramatische conflicten plaats, tussen burgers en het gezag. De meest baanbrekende gebeurtenissen waren de rellen van 13 en 14 juni 1966. Deze rellen, waarbij 65 mensen gewond raakten, maakten een grote inbreuk op het overheidsgezag. De politie had namelijk, volgens velen onterecht, hardhandig ingegrepen. Dit zou geleid hebben tot de dood van een van de aanwezige arbeiders. Conflicten zoals deze, maakten destijds grote indruk. Historicus Jacco Pekelder, omschreef de jaren zestig als een ‘culturele revolutie.’ Hierin gingen mensen anders nadenken over onderwerpen, zoals het gezag van overheid en politie. Deze revolutie drong, aldus Pekelder, in de jaren zeventig het hele land door. Het politieke engagement van burgers nam enorm toe. Zo ook in Amsterdam, waar burger zich kritischer gingen opstellen tegenover het gemeentelijk bestuur. De behoefde aan beleidshervormingen groeide sterk. Begin jaren zeventig heerste er overigens een hervormingsgezindheid over vrijwel heel West-Europa. Er kwamen groepen en bewegingen op die aandacht vroegen voor sociaal-politieke problemen, en maatregelen van de overheid eisten. De vrouwenbeweging Dolle Mina is hier slechts een voorbeeld van. In linkse kringen was er tegelijkertijd een zeker wantrouwen tegenover de overheid aanwezig. Dit is duidelijk terug te zien in de kraakbeweging. Vanaf 1967 werd het kraken in Amsterdam ingezet als een actiemiddel tegen de grootschalige stadsvernieuwing en de woningnood. Vele inwoners hadden kritiek op het feit dat oude goedkope woningen vervangen moesten worden door duurdere panden, zoals kantoorgebouwen. De groeiende onvrede over de woningnood, leidde tot de opkomst van krakers. In tegenstelling tot de jaren tachtig, waarin de kraakbeweging haar eigen dynamiek ontwikkelde, was de beweging in de jaren zeventig nauw verbonden met buurt- en actiegroepen en andere sociale bewegingen. Zij deelden immers een gemeenschappelijke vijand: de overheid.

De mensen achter het papier

Het Amsterdams Weekblad was een van de sociale bewegingen die met de kraakbeweging in contact stond. Het was tijdens de bovenstaande ontwikkelingen werd opgericht. De oprichtingsakte dateerde uit de zomer van 1972. Omstreeks 1970 was het stadsbestuur begonnen met haar controversiële stadsvernieuwing. Dat jaar werd de aanleg van de metro-oostlijn bijvoorbeeld goedgekeurd door de gemeenteraad. De redactie van het Amsterdams Weekblad was gevestigd in de Keizersstraat in Amsterdam. Het blad werd door zijn makers verspreid door de hele stad. Het werd voornamelijk aangeboden aan mogelijke wederverkopers, zoals sigarenwinkels, boekwinkels of koffiehuizen. In de oprichtingsakte stond dat dergelijke wederverkopers zich zoal bevonden in de Indische buurt, de Oude binnenstad, de Museumbuurt en de Pijp.
De schrijvers waren geen beroepsjournalisten, maar vrijwilligers. In de oprichtingsakte noemen zij zichzelf, ‘gewone krantenlezers.
’ De meeste van hen waren jonge mensen, tussen de 25 en 35 jaar. Zo was tekenaar Albert Blitz 34 jaar en tekenaar Tjebbe van Tijen 28. Vele makers hadden banden met sociale bewegingen in Amsterdam. Het ging om losse organisaties, zoals Provo, Woningburo de Kraker, aktiegroep De Lastige Amsterdammer en Aktiegroep Nieuwmarkt. Van Tijen, had bijvoorbeeld tekeningen gemaakt voor de kraakhandleiding van Provo. Ook de drukpers was in handen van twee mensen die deel waren geweest van de Provobeweging. Dit waren Rob Stol en Lou van Nimwegen. Zij hadden eerder meegewerkt aan de krant Geïllustreerd Bethaniënnieuws. Deze krant werd door historicus Eric Duivenvoorden omschreven als een stedelijke kraakkrant. Rob Stolk had een tijd in de gevangenis besteed voor zijn kraakacties. De betrokkenheid van de makers bij sociale actiebewegingen, verklaart waarom het blad in nauw contact stond met buurt- en actiegroepen. In nummers van het Amsterdams Weekblad, zijn af en toe stukken van dergelijke organisaties te vinden. Zo is er een van Aktiegroep Nieuwmarkt, in nummer zeventien. Aktiegroep Nieuwmarkt kreeg twee pagina’s in het blad, om woningzoekenden op te roepen om zich te vestigen in de Nieuwmarktbuurt. In 1972 stond de buurt in het midden van de belangstelling van de Amsterdamse kraakbeweging. De gemeente was destijds van plan om een metrolijn te creëren, die de wijk Bijlmermeer zou verbinden aan de binnenstad. Gebouwen rondom deze metrolijn zouden moeten wijken, om plaats te maken voor kantoorgebouwen. Het gevolg van deze vooruitzichten, was dat er panden werden gekraakt. Het Amsterdams Weekblad stond achter de krakers. De advertentie van Aktiegroep Nieuwmarkt, is hier een goed voorbeeld van. Maar het weekblad beperkte zich niet tot het pleiten van steun. Krakers konden namelijk ook praktische informatie in het blad vinden. Dit gebeurde onder andere in het negende nummer. Hierin werden de krakers gewaarschuwd voor enquêtes die het Criminologisch Instituut van Amsterdam hield in de stad. De krakers werden verzocht om hier niet aan mee te werken, omdat de gegevens gebruikt konden worden door het Ministerie van Justitie, die een nieuwe wetgeving aan het voorbereiden was om voor een strafbepaling voor krakers te zorgen.

Intenties   

Het Amsterdams Weekblad bleek dus zeer betrokken bij lokale ontwikkelingen. Sterker nog, de oprichting was er aan te danken. In de oprichtingsakte werd hier niet omheen gedraaid. In deze akte staat dat de makers haar lezers wilden informeren over lokale problemen, waardoor zij zich machteloos, bedrogen en uitgebuit voelden. De problemen die zij noemden, waren onder andere de woningsituatie en het stadsbestuur. Hoewel dit vrij vage beschrijvingen zijn, maakt het blad zelf duidelijk wat ermee bedoeld werd. Zo werden er stukken geplaatst over het toenemende aantal woningen dat ontruimd werd, om plaats te maken voor kantoorpanden. En de incompetentie van het stadsbestuur om burgers te beschermen tegen de plannen van bouwbedrijven. Naast de lezers informeren, wilden de makers steun bieden aan inwoners die zich verzetten tegen het stadsbestuur. Door hen in het licht te zetten, wilden zij hen, zichzelf en de lezers een hart onder de riem steken. Het blad moest voor hen dienen als een schriftelijke ontmoetingsplaats. Ook wilden de makers met het blad hun stem laten horen, omdat zij zich niet vertegenwoordigd voelden in grotere nieuwsbladen, zoals het Parool. Door burgers bewust te maken van lokale problemen, hoopten zij dat zij er samen verandering in konden brengen.
Bij het inzien van het blad, wordt het al snel duidelijk dat de intenties van de makers verder gaan dan enkel het informeren van lezers. Het blad lijkt geschreven te zijn om de burgers te activeren. Als actieblad voor de gewone burger, hanteerde het activerend en populistisch taalgebruik. Het activerende taalgebruik blijkt bijvoorbeeld uit een oproep in het nummer van 8 juli 1917, waarin mensen werden opgedragen om elke maandag de fluorwaterkranen open te zetten. Dit diende als protest tegen het stadsbestuur, die niet voldoende fluorideevrij drinkwater verschafte. In de oproep stond, ‘zet uit protest elke maandag al uw fluorideewaterkranen open. Vraag ook uw vrienden en bekenden de kranen van de waterleiding op maandag open te draaien.’ De schrijvers kozen er niet voor om burgers te verzoeken of aan te raden om de kranen aan te zetten. Hier werden woorden gebruikt die direct en bevelend waren. Ondanks de korte lengte van deze oproep, komt hierin ook het populistische taalgebruik naar voren. Er staat namelijk, ‘de gemeenteraad en de regering blijken voor de zoveelste keer geen rekening te houden met de wensen van het volk.’ Uit deze zin blijkt wantrouwen jegens de gevestigde orde. Daarnaast zijn er simpele worden gebruikt, die een gewone burger waarschijnlijk meer zouden aanspreken dan de hoogopgeleide elite. Ook claimt het blad hiermee dat de schrijvers wel luisteren naar de wensen van het volk. Zij pleitten immers voor een protest tegen fluoride in het drinkwater. Het blad presenteert zich als een organisatie die voor het volk opkomt.  Hetzelfde gebeurde in nummer zeventien, waarbij er in een artikel stond, ‘WIJ LEVEN IN EEN DEMOKRATIE??? Nog lang niet.’ Ook in dit voorbeeld gebruikt het blad simpele woorden, om haar frustraties over de gevestigde orde te uiten. In het stuk waarin de woorden stonden, verzette het blad zich tegen de bouw van een toren in de Wibautstraat, waarvoor er panden ontruimd moesten worden. Het kwam opnieuw op voor de belangen van de burgers.

In het hoofd van het Amsterdams Weekblad

De makers verzamelden hun informatie door zelf door de stad te trekken en met mensen te praten. Daarnaast maakten zij gebruik van hun connecties met buurt- en actiegroepen in de stad. Dit komt in verschillende nummers naar voren. Zo had het blad in het elfde nummer contact met Aktiegroep de ‘Sterke Arm’ om aan informatie te komen over een criminologisch onderzoek. In een ander nummer wordt er samengewerkt met een bewoonster van de Zwanenburgwal, om meer te weten te komen over het overheidsbeleid. De schrijvers waren zeer betrokken bij de onderwerpen waar zij over schreven. Niet alleen waren zij zelf inwoners van de stad, maar zij kwamen ook aan informatie door direct contact te zoeken met betrokkenen. Door zelf aanwezig te zijn in de stad, kwamen de schrijvers veelal in contact met gewone Amsterdamse burgers of kleine lieden. Het is dan ook logisch dat zij de meeste aandacht kregen. Naast de doelgroep van het blad, zijn zij namelijk ook haar voornaamste informatiebron. Het blad is in die zin voor en door de gewone Amsterdammer gemaakt. Het kwam voor haar op, en keerde zich tegen grote bedrijven, de overheid en de politiek. Dit is in vele stukken te merken. Er is veel aandacht voor het alledaagse leven van de arbeider. In het zevende nummer werden er meerdere pagina’s gewijd aan de metromedewerkers van Amsterdam. Het onderwerp was de slechte arbeidsomstandigheden van deze arbeiders, waaronder de onhandige werktijden. Maar het spotlicht werd niet slechts op het de arbeider gericht. Ook de actievoerder bleek een belangrijk onderwerp. In vrijwel elke uitgave komen er burgers in beeld die zich verzetten tegen bouwbedrijven of de overheid. In het blad van 30 juni 1973 ging de aandacht bijvoorbeeld naar mevrouw Metz, een bewoonster van de Zwanenburgwal. Mevrouw Mertz schreef een persoonlijke brief naar wethouder Han Lammers, waarin zij hen bekritiseerde voor zijn medewerking aan de ontruiming van haar straat.
Het blad maakte de noodzaak van mensen als Mevrouw Mertz duidelijk in elk nummer. De lezer werd hier aan herinnerd door middel van afbeeldingen. Opvallend is dat talloze afbeeldingen een dystopia tonen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het stripverhaal in vijfde nummer. Het stripverhaal bevindt zich in een toekomstig Amsterdam. De mensen wonen in enorme betonblokken, waar het zonlicht nauwelijks doorheen kan breken. De arbeidersklasse, aangeduid als de ‘kleine’ burger, is slaaf geworden van arbeid en consumptie. De consumptiecultuur wordt subtiel in beeld gebracht aan de hand van het merk Coca-Cola. Haar advertenties zijn te zien op de betonblokken, waar de mensen in wonen. Ironisch genoeg, biedt een bewoner zijn vrouw een blikje cola aan, terwijl zij gehypnotiseerd naar de televisie staart. Beiden zijn zich niet bewust van het dystopia waarin zij zich verkeren. Op gewetenloze wijze voeden zij de bedrijven die hen onderdrukken. De gewetenloosheid van deze ‘kleine burgers’ werd ook gevisualiseerd. Dit gebeurde door middel van een appachtig figuur met schele ogen. Het figuur dankt haar aapachtige karakter aan grote handen en oren. Ook steken zijn mond en neus naar voren in een peervormig uitsteeksel op het gezicht. De ‘kleine burger’ is geen intelligent persoon, maar een achterlijke aap. Een dier, die gecommandeerd wordt door de ‘grote burger.’ Deze is getekend als een achterdochtige man, met kleine ogen zonder pupillen, waardoor het figuur zielloos overkomt. De ‘grote burger’ bedient een computer, terwijl de ‘kleine burger’ er machteloos bij zit. De vijand is aan de macht. De boodschap was duidelijk. De burgers konden niet passief en onwetend blijven. Dit zou een dystopische wereld creëren, waarin de burgers slaven zijn van uitbuiting en consumptie. Levend in een slecht milieu, met grauwe buurten en weinig daglicht, zou de ‘kleine burger’ lijden, terwijl de ‘grote burger’ profiteert van haar onderdrukking. Om dit te voorkomen, konden Amsterdammers nog ingrijpen. Zij moesten hun medeburgers wakker schudden uit hun onwetendheid, en actie ondernemen. De bovengenoemde elementen, geven de illustraties een socialistisch karakter. Uiteraard was de tekenaar, Albert Blitz, een aanhanger van het socialisme. Het linkse karakter van het blad, was merkbaar in elk nummer. Zoals eerdergenoemd, werd er relatief veel aandacht besteed aan arbeiders en de slechte werkomstandigheden, waarin zij zich verkeerden. Uitbuiting van arbeiders was een veelvoorkomend thema in het blad. De titels van stukken over arbeiders, spreken boekdelen. In het elfde nummer stond er een artikel over arbeiders die op een begraafplaats werkten, genaamd ‘Produktiviteit tot in den Dood.’  Ook de illustraties vertonen socialistische kenmerken. Een afbeelding die in het negende nummer gebruikt wordt, toont overeenkomsten met het communistische symbool van de hamer en de sikkel. In deze illustratie is de sikkel vervangen door een koevoet. In een later nummer komt een soortgelijk symbool terug, waar de sikkel vervangen is door een zaag. Op de cover werden regelmatig plaatjes met een links karakter gedrukt. Op het negentiende nummer stond een dystopisch plaatje, waarin ambtenaren en politieagenten een burger met geweld een nieuwbouwwijk in jagen. Op het zevende nummer stond een overvolle metro, die bediend werd door een vermoeid uitziende bestuurder. Opnieuw een verwijzing naar slechte arbeidsomstandigheden, maar misschien ook naar het dystopische toekomstbeeld van Amsterdam. De illustraties en de activerende taal maken tevens duidelijk dat het weekblad een stedelijke sociale beweging was. Het streefde bewust naar stedelijke veranderingen, zoals het tegengaan van de woningnood.
Lang hield het Amsterdams Weekblad het niet vol. Een jaar na de oprichting van het blad, werd er een boekje gepubliceerd waarin de slechte financiële situatie werd besproken. Na een jaar, moesten de schrijvers de drukkosten omlaag brengen door pagina’s in een goedkopere stencilmethode uit te voeren. De lezers werden dringend om een bijdrage gevraagd. Vermoedelijk verbeterde de situatie niet, want in datzelfde jaar hield het blad op met bestaan.

Lessen van het blad

Het Amsterdams Weekblad is een waardevolle historische bron voor onderzoekers van de kraakbeweging. Allereerst legt het blad bloot welke gedachten de ronde deden in de (socialistische) kringen van Amsterdam in de vroege jaren zeventig. Het laat zien hoe ernstig de dreiging van de woningnood en stadsvernieuwing was voor inwoners. Dit helpt om historische context te creëren rondom de kraakbeweging.
Ten tweede geeft het blad precieze informatie over omstandigheden en gebeurtenissen in de stad. Daarbij moet wel gezegd worden dat er rekening gehouden moet worden met tekortkomingen. Zo is het niet altijd duidelijk hoe de krant aan informatie is gekomen. Sommige informatie zijn gehaald uit gespreken met burgers, waarvan de namen niet genoemd zijn. In die gevallen is het lastig te achterhalen of de informatie betrouwbaar is. Omdat de gebeurtenissen vanuit een socialistisch perspectief worden geïnterpreteerd, is het noodzakelijk om bronnen vanuit andere perspectieven te raadplegen. Overigens kan dit leiden tot een geheel nieuw onderzoek, over de verschillende manieren waarop dezelfde gebeurtenissen geïnterpreteerd worden door links en rechts.
Maar het blad is waardevoller voor onderzoekers die geïnteresseerd zijn in ideologische aspecten van de kraakbeweging, in plaats van harde feiten. Het blad laat namelijk zien welke ideologie aan de kraakbeweging ten grondslag ging. Het Amsterdams Weekblad werd uitgegeven toen de kraakbeweging een voorzichtige start aan het maken was.  Het vertelt ons veel over de overtuigingen van mensen in de periode waarin de kraakbeweging zich nog aan het ontwikkelen was. Het blad was immers nauw met de kraakbeweging verbonden. Aan de hand het blad, is het ook makkelijker om te achterhalen, hoe de gemiddelde Amsterdammer tegenover de krakers stond. De lezers waren immers niet allemaal krakers, maar de meesten hadden wel sympathie voor de krakers. In 1982 werd er in Amsterdam een onderzoek gedaan naar wat men van de kraakbeweging vond. Van de 179 ondervraagden, stond 72% positief en 23% negatief tegenover de beweging. Een grote meerderheid bleek kraken acceptabel te vinden. Het Amsterdams Weekblad laat zien waarom dit zo was. Later nam de steun voor de kraakbeweging af. Dit kwam volgens een groot deel van de ondervraagden vanwege het geweld die erbij kwam kijken. De rellen konden in het begin nog gezien worden als incidenten, maar naarmate zij vaker voorkwamen, begonnen Amsterdammers hun begrip te verliezen. Vele mensen bleken dus sympathie te hebben voor de ideeën achter de kraakbeweging. Onenigheid ging veelal over de strategie van de beweging.  In combinatie met andere nieuwsbladen en kranten, vormt het Amsterdams Weekblad ook een completer beeld van de politieke sfeer in Amsterdam als geheel.
In een groter historisch onderzoek kan het Amsterdams Weekblad bijdragen aan dialogen over sociale bewegingen in globaal perspectief. Als het blad vertaald wordt in het Engels, kunnen Nederlandse sociale bewegingen vergeleken worden op internationaal niveau. Aan de hand hiervan kunnen onderzoekers patronen zoeken in motieven en narratief. Of juist verschillen, die Nederlandse sociale bewegingen uniek maakten. Hiernaast past het in een mogelijk onderzoek naar een nieuwe vorm van verslaggeving, die zich tegelijk met de kraakbeweging ontwikkelde. Deze nieuwe vorm van verslaggeving was participerend. Er werkten mensen aan mee die zeer betrokken waren bij de onderwerpen waar zij over schreven. Deze mensen konden zich via het blad vinden en ondersteunen. Het zou interessant zijn om te kijken in welke vormen deze manier van verslaggeving nog meer voorkwam, buiten de kraakbeweging om. En te bestuderen welke invloed het heeft gehad op de journalistiek buiten de kraakbeweging om. Ook hierbij is het interessant om het onderwerp te benaderen vanuit internationaal perspectief.
Ondanks het feit dat het blad historici veel te bieden heeft, krijgt het weinig aandacht in het historisch onderzoek over de kraakbeweging. Er worden veelal grotere kranten geciteerd, zoals het Parool en de Groene Amsterdammer. Kleinere bladen krijgen minder aandacht. Boeken die informatie geven over hoe men over de kraakbeweging dacht, zijn geneigd om krakers of politici op de voorgrond te zetten. De gemiddelde Amsterdammer valt buiten beeld. Zo verdwijnen kleine bewegingen, zoals dit blad, naar de achtergrond. In mijn ogen is dit zonde, want het Amsterdams Weekblad biedt een waardevolle kijk in het hoofd van de rode Amsterdammer.


Conclusie

Het Amsterdams Weekblad werd opgericht als een reactie op het woningtekort en de stadsvernieuwingen. De makers waren socialistische vrijwilligers die gefrustreerd werden van het stadsbeleid. Zij hadden sterke connecties met sociale actiegroepen, zoals Provo. Hierdoor was het weekblad nauw met hen verbonden. Het blad diende als ontmoetingsplaats en spreekbuis voor de makers. Het was bedoeld om mensen te informeren, maar ook om hen te activeren. Om hierin te slagen, zette had blad populistisch en activistisch taalgebruik in. Op deze manier moest de gewone arbeider aangesproken worden. Deze vormde naast een belangrijke informatiebron, namelijk ook de voornaamste doelgroep. In elk nummer maakte de krant de noodzaak van sociale actie duidelijk. Dit gebeurde voornamelijk aan de hand van illustraties met een dystopisch karakter. Hieruit bleek dat de burger niet passief kon blijven, want dit zou lijden tot een toekomst van onderdrukking. Het blad leert ons meer over de Amsterdamse geest en sfeer in de jaren zeventig. Het geeft informatie over precieze gebeurtenissen, de ideologie van de kraakbeweging en hoe de burgers tegenover het kraken stonden. Uiteraard geldt dat hierbij meerdere bronnen gebruikt moeten worden, om een compleet beeld te vormen. In een groter historisch onderzoek kan het blad bijdragen aan onderzoeken over sociale bewegingen (in internationaal perspectief) en de nieuwe vorm van verslaggeving van de zeventiger jaren.

– Manon Samira Awad 


Literatuurlijst

  1. Albert Blitz, ‘Buitenwijken’ in Amsterdams Weekblad 5 (Amsterdam 1972).
  2. Kennedy, J.C. Nieuw Babylon in aanbouw: Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995).
  3. Tijen, van T., The Limping Messenger, https://limpingmessenger.com/tag/amsterdam-weekblad-1972-1974/ (geraadpleegd op 25 januari 2018).