Een gewelddadige greep op de stad?

Het blauw in de stad

Vanuit een sociaal perspectief wordt de jaren zeventig vaak geassocieerd met verloedering. Hierbij past ook de leegloop van binnensteden. Begin jaren zeventig vond in Nederland een grote toename plaats van ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’. Er was onvrede over de democratie en daarnaast voelden veel burgers zich niet langer verbonden met traditionele partijen. De stadsvernieuwing in Amsterdam leidde tot veel protest. Deze protesten werden vaak gevoerd door buurtbewoners, maar ook door krakers. Het is echter niet meer dan logisch dat de liberale plannen voor stadsvernieuwing, lege kantoorpanden gepaard met woningnood en krakers onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Zoals Eric Duivenvoorden zegt: ‘er zou nooit gekraakt zijn als er geen woningnood was geweest.’ In de hoofdstad stond er door cityvorming een specifieke situatie: “In Amsterdam deed zich de paradox voor dat woningnood en leegstand van panden hand in hand gingen”. Stadssanering was langzaam de nieuwe ontwikkeling geworden. Langzamerhand werd in de binnenstad van Amsterdam in de jaren zeventig steeds meer plek gecreëerd voor kantoorkolossen, terwijl de bevolking naar buitenwijken werd gestuurd. Kraken werd zo langzaam een politiek middel, met name door de Aktiegroep Nieuwmarkt, en werd onderdeel van de bredere context van stadssanering en cityvorming.

Lees meer…

Kinderen van Mokum in de voetsporen van de krakers van de Keijser

‘Te hoge huren? De student kraakt weer’ was de titel van een artikel op nrc.nl op 19 januari jongstleden. De Kinderen van Mokum, een groepje Amsterdamse jongeren, kraakten vier verdiepingen van een pand aan de Prinsengracht in Amsterdam. De kraak is een vorm van protestuiting tegen de te hoge kamerprijzen. In Amsterdam betaalt men gemiddeld 31 euro per vierkante meter in een studentenkamer ten opzichte van 24 euro in de rest van het land. Bang om eruit gezet te worden zijn ze niet. ‘Amsterdam ontruimt niet voor leegstand’, aldus kraker Abel. De gemeente ontruimt pas als er een concrete bestemming is voor het pand. Dit beleid voert de gemeente al jaren en doet terugdenken aan de jaren zeventig en tachtig. Ook toen was er een woningnood en kraakten de hoofdstedelingen leegstaande panden. Hoe was de situatie toen?

De woningnood nu en de gebeurtenis aan de Prinsengracht laten ons nadenken over hoe er in het verleden omgegaan is met dergelijke situaties. Het is daarom relevant om het archief in te duiken en oude bronnen op te sporen. In dit artikel zal er gekeken worden naar een specifieke gebeurtenis uit de krakersgeschiedenis, de bezetting van de Groote Keijser. Een buurtkrant uit de Dapperbuurt schreef hier een artikel over. Andere bronnen die worden bekeken zijn adviezen van hoogleraren aan de burgermeester. Deze adviezen hebben betrekking tot het al dan niet medewerking verlenen bij het ontruimen van de Groote Keijser. Deze bronnen zijn allemaal terug te vinden in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam.

Allereerst zal er een historische context geschetst worden om de situatie in die tijd beter te begrijpen. Daarin wordt er onder andere gekeken naar het werk van Eric van Duivenvoorden en van Lynn Owens. Daarna worden de gevonden bronnen ontleed en gekoppeld aan bestaande theorieën en opvattingen. Dit laatste is belangrijk voor een historicus. Volgens Simon Gunn en Lucy Faire behoort een historisch onderzoek een methode hebben die ‘ruwe’ materialen in verband brengt met theorie. Dat heeft te maken met het feit dat methodologie in verband staat met epistemologie, de kennisleer. Een discipline die niet op kennis is gebaseerd is nauwelijks meer een discipline te noemen. Als laatste wordt er in dit artikel vooruit gekeken naar eventueel verder onderzoek.

In zijn boek Een voet tussen de deur schetste Eric van Duivenvoorden, oud-kraker en oprichter van het archief van de krakersbeweging, de situatie omtrent de krakersbewegingen en woningnood in Amsterdam van de jaren zestig tot en met de jaren negentig. Hij beschreef in zijn eerste hoofdstuk onder andere dat de woningnood niet ontstond bij gebrek aan woningen, maar door een gebrek aan beschikbare en leefbare woonruimtes. Er waren genoeg leegstaande panden voorhanden die uiteindelijk dan ook gekraakt zouden worden door woningzoekenden. Eerst gebeurde dit voorzichtig, maar na verloop van tijd werd er openlijk gekraakt als protestactie tegen de woningnood.

De Groote Keijser

Een zestal panden aan de Keizersgracht groeide uit tot een nationaal symbool van krakersprotest. Deze panden stonden bekend onder de naam de Groote Keijser. Een groep krakers kraakten in 1978 deze panden en aanvankelijk was daar niks bijzonders aan. Totdat op een bepaald moment het ontruimingsbevel kwam en krakers uit de hele stad besloten de Groote Keijser te gaan verdedigen. Zij maakten van de Groote Keijser een goed bewapend fort met onder andere molotov cocktails, rookbommen en zelfs keukenapparatuur dat van het dak gegooid kon worden. Iedereen wilde op de hoogte gehouden worden, vandaar dat er vanuit de kelder de piratenzender ‘De Vrije Keijser’ werd uitgezonden. Deze zender liet de mensen weten wanneer het ontruimen zou gaan beginnen, zodat de luisteraars konden bijspringen om het fort te verdedigen. De gebeurtenissen rondom de Groote Keijser waren volgens Lynn Owens, schrijver van een boek over de neergang van de krakers in Amsterdam, Cracking under pressure, een keerpunt voor de krakers. Zij voelden zich niet meer enkel slachtoffers, maar zagen zichzelf als een erkende eenheid.

 

Geen ontruiming maar ontOgeming

Een artikel in Dappernieuws, ‘Geen ontruiming, maar ontOgeming’ deed verslag over de gebeurtenissen rondom de Groote Keijser. Deze bron is te vinden in het IISG in Amsterdam. Dappernieuws was een lokale krant die werd opgericht door Aktiegroep De Sterke Arm in de Dapperbuurt in Amsterdam. Deze Aktiegroep was er voor bedoeld om inspraak te eisen bij de bestemmingsplannen van de gemeente. In 1978 werd deze groep opgeheven. Vanaf dat moment zetten de Samenwerkende Groepen Dapperbuurt (SGD) het buurtoverleg voort. Zij bleven ook Dappernieuws uitgeven. De krant had als doel om de bewoners in te lichten over de plannen van de gemeente en richtte zich met name op de Dapperbuurt, Transvaalbuurt en de Oosterparkbuurt. De mensen die deel uitmaakten van Aktiegroep De Sterke Arm waren bewoners uit de Dapperbuurt zelf. Na enkele jaren van felle acties werden zij in 1973 erkend als gesprekspartner.

Dappernieuws van 26 januari 1980. Bron: IISG in Amsterdam

De tekst in de buurtkrant was vrij simpel en zeer leesbaar geschreven. Dit had waarschijnlijk als doel om het voor de buurtbewoners toegankelijk te maken om het te lezen. De vraag blijft echter wat voor achtergrond de makers precies hadden. Het waren buurtbewoners die begaan zijn met de stedelijke ontwikkeling in hun omgeving, maar of zij hooggeschoold waren of welk beroep zij uitoefenden blijft in het ongewisse. Ondanks de naam en het doel van de krant stond er toch een artikel in over de Groote Keijser. Dit krakersbolwerk ligt bijna vier kilometer buiten de Dapperbuurt. Veel mensen hielden zich echter bezig met de situatie rondom de Groote Keijser. Vandaar dat ook Dappernieuws er aandacht aan besteedde.

In het artikel stond dat de panden aan de Keizersgracht in handen waren van OGEM, een energiebedrijf. De OGEM spande een kort geding aan om de panden ontruimd te krijgen. De krakers wonnen dit kort geding echter, ondanks de inspanningen van een door OGEM ingehuurde spion, Paul van Wisse. Deze deed zich voor als kraker om zo de namen van de krakers te achterhalen. OGEM ging wel in hoger beroep en ditmaal wonnen zij wel. Aan het einde van het jaar 1979 plakte de deurwaarder het officiële ontruimingsbevel op de gevel. De krakers reageerde door de hal van het hoofdkantoor van OGEM in Rotterdam korte tijd te bezetten en met affiches en spandoeken duidelijk te maken dat zij niet weg zouden gaan uit de Groote Keijser. Een paar dagen daarna gingen zij ook nog eens demonstreren in de raadszaal van het Amsterdamse Stadhuis. ‘De gemeente werd laksheid verweten in de onderhandelingen met OGEM en het zorgen voor een goed huisvestingsbeleid in het algemeen.’ Na afloop gooiden de krakers ook nog wat rookbommen naar binnen om hun woorden kracht bij te zetten.

Het beoogde effect van dit artikel wordt duidelijk na het lezen van de laatste alinea. Naast dat de auteurs van het artikel de geïnteresseerde buurtbewoners op de hoogte wilden houden, spoorden zij de lezers ook aan tot actie. Op diezelfde dag was er om 14.00 een demonstratie gepland op het Amstelveld in Amsterdam. Enkele gemeenteraadsleden hadden aangegeven het ontruimen willen uit te stellen en eerst weer in debat willen gaan. De sympathisanten van de Groote Keijser vertrouwden echter niet op een goede afloop en hadden daarom deze demonstratie gepland. De auteurs van Dappernieuws, de Samenwerkende Groepen Dapperbuurt  stonden duidelijk aan de kant van de krakers.

De SGD hield zich veel bezig met wat er speelde in de buurt. Door inspraak te hebben geëist in de bestemmingsplannen van de gemeente waren zij actief bezig met het vormen van hun buurt. Volgens de theorie van Virginie Mamadouh konden zij als ‘stedelijke sociale beweging’ gezien worden. Mamadouh beschrijft in haar boek De stad in eigen hand uitgebreid wat zij met dit begrip bedoelt en past dit begrip toe op verschillende bewegingen zoals de provo’s, de krakers en de kabouters. Een definitie die zij aan stedelijke sociale bewegingen geeft is: ‘het zijn sociale bewegingen die gericht zijn op stedelijke sociale veranderingen, met name op veranderingen van de bestemming van ruimte, de distributie van voorzieningen en de machtsverdeling in de stad. De SGD hield zich duidelijk bezig met de veranderingen van de bestemming van ruimte in hun buurt. Zij deden dit het meest direct door met de gemeente in gesprek te gaan en inspraak te hebben op de bestemmingsplannen. Daarnaast demonstreerden zij mee met de demonstratie op het Amstelveld tegen de ontruiming van de Groote Keijser.

 

Gemeentebesluit (om het niet te doen)

In het artikel stond vermeld dat de burgermeester van Amsterdam, Polak, advies had gekregen van enkele hoogleraren en van de Rechtswinkel in Amsterdam omtrent het verlenen van het verzoek om agenten in te zetten bij de ontruiming. Deze adviezen zijn terug te vinden in het archief van het IISG in Amsterdam. Een van die hoogleraren die de burgermeester van advies voorzag was C.J. Enschedé. Hij was hoogleraar Strafrecht en strafvordering aan de Universiteit van Amsterdam en tevens raadsheer in de Hoge Raad. Zelf had hij geen belang bij de situatie bij de Groote Keijser. Het advies was dus objectief. Hij gaf in zijn advies aan dat ‘het aan te wenden geweld, in het bijzonder dat tegen personen, zonder schade aan de doelmatigheid van de operatie zoveel doenlijk beperkt zal moeten blijven. Maar het gevaar dat er slachtoffers vallen is nooit geheel uit te sluiten, omdat het afhangt van de vraag in hoeverre de bezetters uiteindelijk in hun verzet zullen volharden.’ Volgens prof. Enschedé mag de burgermeester zelf weten of hij agenten wilt inzetten en hoeveel manschappen. De burgermeester kan zelfs bepalen uiteindelijk gebruik te maken van de Koninklijke Marechaussee of ander krijgsvolk als hij dat nodig acht. Prof. sluit af met ‘de hoop dat ze [de bezetters] op het laatste moment voor rede vatbaar zullen zijn.’

Poster van de krakers in De Groote Keijser

De heren prof. A.M. Donner en G.J. Wiarda deden ook hun uitspraak over deze kwestie. Prof. Donner was hoogleraar van het staatsrecht aan de Universiteit van Groningen en dhr. Wiarda was oud-president van de Hoge Raad. Beide heren hadden niets te maken met de situatie in Amsterdam. Zij konden dus onbevooroordeeld hun advies geven. Samen stelden zij in hun advies dat de burgermeester ‘de rechtsplicht heeft om mee te werken aan de uitvoering van een ontruimingsvonnis.’ Net als Enschedé gaven Donner en Wiarda aan dat mocht de politiemacht niet toereikend zijn, hij gebruik zal moeten maken van alle vormen van assistentie die de Politiewet mogelijk maakt. Mocht de situatie echter dreigen te escaleren, moet de mogelijkheid worden overwogen om het ontruimen uit te stellen. ‘Afstel van de medewerking aan de executie zou dit nooit moeten betekenen.’ De aansprakelijkheid voor de burgermeester blijft namelijk bestaan.

Volgens het artikel in Dappernieuws had de burgermeester inderdaad besloten medewerking te verlenen met het uitvoeren van de ontruiming van de Groote Keijser. Op donderdag 17 januari werd de ontruiming verwacht. Aan de vooravond stuurde burgermeester Polak echter nog een brief waarin hij de bezetters opriep tot bezinning. Hij schreef ‘dat het gemeentebestuur op korte termijn bereid was tot overleg over alle konstruktieve voorstellen die ‘met handhaving van de rechtsorde (ontruiming dus, red.) tot een bevredigende oplossing zou kunnen leiden.” De bewoners van de Groote Keijser wezen het voorstel tot overleg af. Tot een confrontatie kwam het niet bij de Grote Keijser. De krakers wachtten maanden lang op de ontruiming, maar de autoriteiten kozen ervoor om een gewelddadig conflict te vermijden. De gemeenteraad ging op zoek naar alternatieve plannen om het probleem op te lossen.

Dat de gemeente conflicten probeerden te vermijden was niks nieuws. Kennedy beweerde in zijn boek Nieuw Babylon in aanbouw dat vanaf de jaren zestig de Nederlandse autoriteiten geprobeerd hadden een imago op te bouwen dat vriendelijker en minder autoritair was dan voorheen. De Amsterdamse gemeente trachtte in elke situatie het conflict te vermijden. Al bleek dit soms onmogelijk. Bij de rellen op de Dam en de Nieuwmarkt kwamen de burgers en de politie toch met elkaar in conflict. Desondanks bleef er een tolerant klimaat in Amsterdam heersen. Loco-burgermeester Koets zei: ‘Als je tijdig ziet de tekenen des tijds, dan loopt de zaak niet uit de hand.’ Het gebruik van geweld was niet alleen moreel afkeurenswaardig, het werkte ook nog eens averechts. De gemeente ging hun beleid aanpassen op de moderne gevoeligheden. ‘Een beetje chaos leek een beperkte prijs voor het op afstand houden voor een onaanvaardbaar peil van wanorde.’ Deze achtergrond zou kunnen hebben meegespeeld bij het besluit van burgermeester Polak om geen geweld te gebruiken voor de ontruiming van de Groote Keijser. Hij had in ieder geval de zege van verschillende hoogleraren om wel geweld te gebruiken.

Bart van der Steen kwam met een aanvullende verklaring. ‘Gerechtelijke bevelen, zoals de ontruiming van de Groote Keijser aan de Keizersgracht, konden door de gemeente niet worden uitgevoerd, omdat er gevreesd werd voor dodelijke slachtoffers.’ Van der Steen schreef in zijn artikel ‘De papieren van de revolte’ over de ontwikkeling van de onderzoeken naar en de visies op het kraken als politieke beweging. Hij keek hierbij niet alleen naar Nederland, maar betrok ook de rest van Europa erbij. Op meerdere plekken in voornamelijk Noordwest-Europa kwamen jongerenbewegingen in opstand. In Amsterdam kwam het nu geregeld tot rellen en opstootjes tussen krakers en de politie. Journalist Hofland omschreef de situatie in Amsterdam als ware ‘stadsoorlog.’ Deze algehele ontwikkeling in Europa had waarschijnlijk een rol gespeeld bij de gemeente om de situatie omtrent de Groote Keijser niet te laten escaleren.

 

Hoe nu verder?

De situatie rondom de Groote Keijser is al door meerdere auteurs behandeld, maar toch ging dit artikel in op deze specifieke gebeurtenis. Dat heeft te maken met het feit dat de focus nu lag op wat de gemeente besloot om te doen en waarom precies. In het artikel van Dappernieuws die behandeld is in dit artikel kwam de mening van de burgermeester niet erg naar voren. Wel werd duidelijk dat de burgermeester liever geen geweld wilde gebruiken ondanks de mogelijkheid die het recht hem hiertoe gaf. In een groter historisch onderzoek zou ik willen kijken naar de precieze beweegredenen van de burgermeester om al dan niet geweld te gebruiken bij ontruimingen. Bij de ontruiming van Lucky Luijk in 1983 gebruikte de politie wel geweld om het pand te ontruimen. Wat maakte deze situatie anders in de ogen van de gemeente. Om antwoord te krijgen op deze vragen zou ik in het gemeentearchief moeten kijken naar briefwisselingen en besluiten van het college B&W. Daarnaast ben ik geprikkeld door het artikel van Van der Steen. Wat voor invloed heeft de algehele situatie in Europa gehad op de krakers in Nederland? Bestaat er überhaupt een verband tussen de krakers in bijvoorbeeld Duitsland en die in Amsterdam? Daarvoor is het misschien handig om krakers te spreken uit die tijd. Die zouden mij kunnen vertellen wat ze allemaal meekregen van de situatie in de rest van Europa.

‘Amsterdam ontruimt niet voor leegstand’ beweerde kraker Abel vanuit het gekraakte pand aan de Prinsengracht een paar weken terug. De situatie rondom de Groote Keijser is daar een goed voorbeeld van. Al speelde er nu wel andere zaken een rol. De angst voor een te heftige confrontatie zorgde ervoor dat de gemeente besloot om de Groote Keijser niet te ontruimen. Uiteindelijk kocht de gemeente de panden op en liet er leefbare woonruimtes in bouwen. Het is te hopen dat de Kinderen van Mokum misschien wel hetzelfde effect kunnen bewerkstelligen bij de gemeente als de krakers van de Groote Keijser destijds.

 

 

 

Literatuurlijst

Duivenvoorden, Eric van, Een voet tussen de deur (Amsterdam 2000).

Kennedy, James, Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995).

Mamadouh, Virginie, De stad in eigen hand. Provo’s, kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging (Amsterdam 1992).

Owens, Lynn, Cracking under pressure. Narrating the decline of the Amsterdam squatters’ movement (Amsterdam 2009).

Steen, Bart van der, ‘De papieren van de revolte. De kraakbeweging en haar geschiedschrijving’ in: Stadsgeschiedenis 9 (2014) 166-181.