Een gewelddadige greep op de stad?

Het blauw in de stad

Vanuit een sociaal perspectief wordt de jaren zeventig vaak geassocieerd met verloedering. Hierbij past ook de leegloop van binnensteden. Begin jaren zeventig vond in Nederland een grote toename plaats van ‘burgerlijke ongehoorzaamheid’. Er was onvrede over de democratie en daarnaast voelden veel burgers zich niet langer verbonden met traditionele partijen. De stadsvernieuwing in Amsterdam leidde tot veel protest. Deze protesten werden vaak gevoerd door buurtbewoners, maar ook door krakers. Het is echter niet meer dan logisch dat de liberale plannen voor stadsvernieuwing, lege kantoorpanden gepaard met woningnood en krakers onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Zoals Eric Duivenvoorden zegt: ‘er zou nooit gekraakt zijn als er geen woningnood was geweest.’ In de hoofdstad stond er door cityvorming een specifieke situatie: “In Amsterdam deed zich de paradox voor dat woningnood en leegstand van panden hand in hand gingen”. Stadssanering was langzaam de nieuwe ontwikkeling geworden. Langzamerhand werd in de binnenstad van Amsterdam in de jaren zeventig steeds meer plek gecreëerd voor kantoorkolossen, terwijl de bevolking naar buitenwijken werd gestuurd. Kraken werd zo langzaam een politiek middel, met name door de Aktiegroep Nieuwmarkt, en werd onderdeel van de bredere context van stadssanering en cityvorming.

Lees meer…

De Groote Keyser is overal

 

DE GROOTE KEYSER IS OVERAL!

 

Inleiding

In deze bronanalyse staat de brochure De Groote Keyser is overal van de Amsterdamse kraakbeweging centraal. Het was een bijlage van Kraakkrant nr. 36. Wanneer er wordt gekeken naar de hoofdgebeurtenissen uit de geschiedenis van de kraakbeweging, staat de kraak van Groote Keyser hoog op het lijstje. Toch is er in de geschiedschrijving aan speciale brochures die specifiek gericht waren op de Groote Keyser, nauwelijks tot geen aandacht besteed. Dit gaf voor mij de doorslag om voor deze bron te kiezen. Daarnaast geeft de bron een unieke kijk op de situatie rondom de Groote Keyser in 1980, vanuit het perspectief van de krakers. Er kan worden afgeleid over welke informatie de krakers beschikten en hoe ze dachten over overheden zoals politie en gemeente.

Met een brochure als bron die gemaakt is door krakers zelf moet er nauwkeurig worden omgegaan met de aanpak ervan. Er moet in het geval van deze brochure rekening worden gehouden met een aantal punten. Een daarvan is de relatie van de krakers tot de beschreven inhoud van de brochure. De makers gebruikten de bron als eigen propagandamiddel. De makers zijn de krakers, de bron is de brochure. Omdat de brochure als propagandamiddel voor de krakers en hun reputatie diende, moet hier rekening mee worden gehouden bij het analyseren van de bron. Er kunnen (toen) bestaande opvattingen versterkt, verkeerd geïnterpreteerd of weggelaten zijn.

De totstandkoming van de bron zal nauwkeurig besproken worden. De maatschappelijke positie van krakers wordt besproken, maar ook de middelen waarmee brochures en krantjes tot stand kwamen worden besproken. Uiteindelijk zal er een voorbeeld uit de brochure naar voren worden gebracht en vervolgens geanalyseerd worden. Concluderend zal worden besproken hoe brochures zoals De Groote Keyser is overal kunnen bijdragen in het kader van een groter onderzoek. Ook de resultaten die de kraakbeweging heeft weten te behalen met de kraak van de Groote Keyser worden toegelicht en de mogelijke rol van de brochure hierbij.

De kraakbeweging in de jaren zeventig

Hoe het überhaupt tot een kraakbeweging heeft kunnen komen, heeft alles te maken met sociale en politieke veranderingen in de jaren zeventig van de vorige eeuw. De jaren 70 markeren een omslagpunt van sociale en politieke veranderingen die sinds 1945 in gang gezet waren en het vertrouwen in alle vormen van gezag leken te ondermijnen. Waar de Nederlandse politiek eerst niet tegen te hoge spanning kon en gebaseerd was op pluralisme en consensus, verschoof deze tolerante houding naar een meer autoritaire. Vooral in Amsterdam leidde deze veranderde houding van de politie tot veel protesten en rellen. Een mogelijke verklaring waarom dit juist in Amsterdam gebeurde, is de problematische vertrouwensband die de inwoners en de Amsterdamse politie hadden. Daarnaast hielp het tekort aan agenten en de slechte organisatie de politie niet. Meerdere politieke botsingen tussen politie en de inwoners van Amsterdam leek onvermijdelijk: de veranderde houding van de politie stond lijnrecht tegenover het gebrek aan respect voor de autoriteiten en de vaak ontbrekende gehoorzaamheid onder de inwoners van Amsterdam.

Deze ontbrekende gehoorzaamheid onder de inwoners van Amsterdam uitte zich onder andere in het kraken van woningen. In de jaren zestig werd woningen en panden voor het eerst gekraakt ten gevolge van het tekort aantal woningen tegenover het grote aantal woningzoekenden. Voor krakers had het kraken van panden meerdere motivaties of aanleidingen: “Dat het kraken om zich heen greep kwam niet alleen door de woningnood of door de morele betekenis van de daad die daar een eind aan beoogde te maken. De gelegenheid maakte de kraker. De toentertijd in Amsterdam op gang gebrachte grootscheepse investeringen in verbetering van de stedelijke infrastructuur effenden bijna letterlijk de weg.”

Er stonden veel (kantoor)panden leeg die in handen waren van speculanten en bedrijven. Een aantal inwoners van Amsterdam besloot deze panden te gaan kraken. Bedrijven en speculanten pikten dit niet: zij schakelden de gemeente en deurwaarders in. De gemeente besloot de politie in te zetten, de burgemeester was politiechef dus mocht onder andere beslissen over het aantal agenten dat gestuurd werd.

Ondanks een aantal felle confrontaties in de jaren zestig tussen politie, brandweer en krakers ging het kraken in de jaren zeventig gewoon door. 1 november 1978 zou een belangrijke datum worden binnen de geschiedenis van de Amsterdamse kraakbeweging: de Groote Keyser werd gekraakt. De Groote Keyser bestond uit een zestal panden, gevestigd op de Keizersgracht nummer 242 tot en met 252. De eigenaar van de panden, multinational OGEM, pikte dit niet en schakelde de gemeente in. De dreiging van ontruiming was groot, maar burgemeester Polak vreesde voor dodelijke slachtoffers in het geval van een ontruiming.

Over de Groote Keyser en de ontruiming die eraan zat te komen, werd veel geschreven en gesproken. Er werd geschreven voor alle Amsterdamse mensen. Niet alleen op lokaal niveau binnen de gemeente en de Amsterdamse kraakbeweging, maar ook op nationaal niveau gezien werd er aan de kraakbeweging veel aandacht besteed. Op het journaal en in de kranten waren onderwerpen zoals kraken, de kraakbeweging zelf, de acties en de ontruiming die in de lucht hing niet weg te denken.

Ook in het heetst van de strijd ging het schrijven en het onderling vergaren van informatie gewoon door. Dit werd gedaan aan de hand van de Kraakkrant, maar ook door speciale brochures op te stellen. De brochure De Groote Keyser is overal is een tweede brochure over de Groote Keyser die gemaakt werd om lezers te informeren over de ontruiming die eraan zat te komen. Een lijst van incidenten, solidariteitsverklaringen en artikelen uit weekbladen komen in de brochure aan bod. Een mogelijke verklaring voor het maken van een brochure gericht op de Groote Keyser, is de ontruiming die eraan zat te komen. De rode draad van de brochure is het belang van het behoud van de Groote Keyser en de relatie van de krakers en politie, die tot een kookpunt was gekomen.

De brochure die bij Kraakkrant nr. 36 hoorde werd gemaakt door de krakers zelf. Ze kozen zelf hun afbeeldingen, maakten eigen tekeningen en verzonnen eigen leuzen. Soms zat er bij de Kraakkrant een extra brochure, zoals de brochure De Groote Keyser is overal bij kraakkrant 36. De brochure gaat specifiek in op de Groote Keyser, omdat deze op het punt van ontruiming stond toen de Kraakkrant werd uitgebracht. Kraakkrant nr. 36 werd uitgebracht in februari 1980, ook toen was de Groote Keyser nog steeds niet ontruimd.

De informatie die onder andere over de Groote Keyser werd gegeven in de kraakkranten en brochures komt uit de kraakbeweging zelf en pers- en nieuwsberichten. Verder wordt er in de brochure ook gebruik gemaakt van artikelen uit weekbladen zoals de Groene Amsterdammer en zijn er meerdere solidariteitsverklaringen in de brochure te vinden. De informatie vanuit binnen de kraakbeweging zelf kon uit eigen ervaring zijn, maar ook bij het Fort van Sjakoo: een kraakboekwinkel die als distributiepunt voor informatie van buiten de grenzen gold.

De verkregen informatie werd verspreid aan de hand van krantjes, brochures of mondeling. De Kraakkrant verscheen om de twee à drie weken en werd eerst gestencild bij de Kraakpandendienst en later in de kelders van Paradiso. Het was namelijk de Amsterdamse kraakbeweging die de krantjes en brochures maakte, uitbracht en verspreidde binnen Amsterdam en uiteraard Amsterdamse panden kraakte. Daarom is het logisch dat het drukken van de krantjes, pamfletten en brochures in Amsterdam zelf gebeurde.

De middelen die de Amsterdamse kraakbeweging gebruikte voor het maken van de Kraakkrant en toebehorende brochures, waren onder andere typemachines, foto’s, persberichten, maar ook veel zelfgemaakte afbeeldingen en tekeningen. Onder de krakers bevonden zich veel creatieve mensen, zoals kunstenaars, maar ook fotografen en schrijvers. Er werd soms bewust gekozen sommige afbeeldingen of publicaties te gebruiken in de brochures en kranten, of juist weg te laten. De Kraakkrant en brochures dienden als propagandamiddel voor de kraakbeweging.

De Kraakkrant werd samengesteld door meerdere krakers en ook de stukken in de Kraakkrant werden door meerdere krakers geschreven. Het is in ieder geval vast te stellen dat niet één persoon de krant en brochure heeft gemaakt. Meerdere publicaties van verschillende personen komen aan bod, soms met een afsluiting, soms niet. Naast de afsluiting is ook aan de schrijfstijl af te leiden dat het om meerdere, verschillende personen gaat: de één schrijft voorbeeld Groote Keijzer, de ander Groote Keyser. Het gebruik van meerdere handschriften maakt ook duidelijk dat de bron niet door één dezelfde persoon tot stand is gekomen, maar door meerdere krakers.

De maatschappelijke positie van de krakers is moeilijk te bepalen. De brochure is samengesteld door krakers uit Amsterdam, waarvan onbekend is wat hun maatschappelijke positie is. Over de algemene maatschappelijke positie van krakers, provo’s en kabouters schrijft Virginie Mamadouh het volgende: “De specifieke maatschappelijke positie van deze jongeren vloeide grotendeels voort uit het uitstel van toetreding tot de arbeidsmarkt en van gezinsvorming.”

Er wordt veel gedacht over krakers dat ze uit de lagere klassen kwamen, maar dit beeld is onjuist. De krakersbeweging bestond uit veel meer dan alleen lagere klassen. De aanleiding om te gaan kraken was niet per se gekoppeld aan klassen: het ging voornamelijk om jongeren die een woning zochten, en die waren er simpelweg niet. Daarnaast waren de woningen die wel beschikbaar waren, veel te duur. Onder de jongeren waarvan bijvoorbeeld de ouders of zijzelf genoeg geld hadden om een woning te betalen, kwam kraken niet tot nauwelijks voor. Het is dus aannemelijk om te denken dat de krakers voornamelijk uit de lagere en middenklasse kwamen.

De Groote Keyser is overal!

De Groote Keyser is overal is de benaming van de brochure die bij Kraakkrant nr. 36 hoorde. De krant en brochure verschenen in februari 1980. In de brochure zijn geschreven stukken van verschillende personen, organisaties en bewegingen te vinden. Zo komt bijvoorbeeld ook een stuk van weekblad De Groene Amsterdammer in de brochure voor, maar ook enkele krakers van de kraakbeweging Indische Buurt worden aan het woord gelaten. De brochure geeft een breed beeld van de verschillende opvattingen en meningen over de kraakbeweging, de woningnood, het optreden van de gemeente, politie en andere overheden.

De brochure is er vooral op gericht dat de reputatie van de krakers wordt gepresenteerd als rechtvaardig. Wanneer er in een geschreven stuk iets wordt geïmpliceerd over de krakers wat volgens de krakers onjuist is, wordt dit door de krakers weerlegd. Hierna volgt vaak een argument van de krakers wat de weerlegging versterkt. Een voorbeeld hiervan is De Groene Amsterdammer die in een artikel onderscheid maakt tussen twee verschillende soorten manieren van kraken. De eerste is ‘het politiek bewuste kraken’, waarvan gesteld werd dat die tijden voorbij leken te zijn. Als voorbeeld van het politiek bewuste kraken werden het pand Singel 46 en de acties in de Indische buurt genoemd. De tweede manier van kraken zouden ‘haviken’ zijn die zich lukraak op het eerste beste zouden storten met ‘vaak niet meer dan een rationalisatie achteraf, een vlag om de lading te dekken’. Volgens de Groene Amsterdammer leken de krakers van de Groote Keyser onder deze categorie te vallen.

De makers van de brochure weerleggen de door De Groene gemaakte verdeling in het kraken in een reactie dat geschreven werd op 30 januari 1980: “Wanneer de Groene dan ook enigszins een analyse gemaakt had van ontwikkelingen op het terrein van de woningnood en de kraakbeweging, dan was duidelijk geworden dat het bij de Groote Keyser gaat om een door iedere kraakgroep gedragen en ontwikkelde strategie die de logische voortzetting van alle hiervóór gevoerde akties vormt.” Zowel het artikel van De Groene als de reactie van de krakers op het artikel zijn te vinden in de brochure.
De krakers traden dus op als eenheid tegen overheden en hielpen elkaar waar nodig. Een van de overheden waar vooral tegen werd opgetreden – waar nodig met geweld – was de politie. Ook de geschreven stukken over de politie beogen het doel van het redden van de reputatie van krakers en de rechtvaardiging van de ondernomen acties. Een opsomming van incidenten met de politie ‘toont aan dat het politieoptreden er slechts op gericht is om ons, krakers, te provoceren, intimideren en te criminaliseren.’ Hierbij moet wel gezegd worden dat de lijst met opgesomde incidenten tussen politie en krakers vanuit het perspectief van de krakers was opgesteld.

Meerdere opvattingen van krakers over de politie en de politiechef, eveneens burgemeester, worden naar voren gebracht in de brochure. De afsluiting van de opsomming van incidenten tussen politie en krakers is als volgt: “Door de belangen van ons èn van andere minderheidsgroeperingen systematisch te negeren, werpt de politie zich uitsluitend op als belangenbehartiger van de heersende klasse en haar moraal.” Van het gemeentebestuur verwachten de krakers dat er geen politiepersoneel zal worden ingezet, ‘en daardoor aan zijn normale taken onttrokken wordt, om bij deze ontruiming te helpen’. Daarnaast zou moeten worden vastgesteld door het gemeentebestuur, dat er voor de politie ‘belangrijker prioriteiten zijn, waarvoor de politie moet worden ingezet’.

Verder hadden de krakers niet alleen verwachtingen van het gemeentebestuur, maar ook van de Amsterdamse politie. “Wij verwachten van de amsterdamse politie, dat deze zaak aanleiding zal zijn voor alle politiemensen om de diskussie over en de bezinning op hetgeen in de eerste plaats de taak van de politie zou moeten zijn, een diskussie die al in zo verheugende mate in het korps aan de gang is, des te krachtiger te blijven voeren en tot een goed einde te brengen.” Discussie en verdeeldheid binnen het politiekorps werkten in het voordeel van de krakers. Op die manier bleven steeds minder ‘politiemensen’ binnen het korps over die het eens waren met het politiebeleid.

Conclusie

Uiteindelijk kocht de gemeente de panden van de Groote Keyser aan, lieten de panden opknappen door het Gemeentelijk Woonbedrijf en werden de panden tegen een sociale prijs verhuurd. Het doel van de krakers en eveneens van de brochure, het behoud van de Groote Keyser en het creëren van betaalbare woningen, is behaald. Een middel om bij dat doel bij te dragen is de brochure geweest, waardoor de lezers geïnformeerd werden en het eens konden worden met standpunten van de krakers en zo sympathie voor de kraakbeweging konden creëren.

Deze analyse is een voorbeeld van de bijdrage van geschreven publicaties die er onder andere aan hebben bijgedragen dat er betaalbare woningen werden gecreëerd en ontruiming en verdere escalatie van een politiek conflict is voorkomen. De kraakbeweging heeft zijn steentje weten bij te dragen voor de woningzoekenden in de jaren na het kraken. Actie voeren heeft dus wel degelijk zin in tijden van nood, ook als hiervoor de wet overtreden moet worden.

In een groter onderzoek zou de brochure De Groote Keyser is overal vergeleken kunnen worden met de eerder uitgebrachte brochure over de Groote Keyser. Uit de vergelijking kunnen verschillen tussen de brochures naar voren komen die te maken kunnen hebben met de veranderde mate waarin het politieke conflict gevoerd werd. De verschillen zouden vervolgens gekoppeld worden aan de eerdere mate van het conflict en de latere mate van het conflict. Is het conflict verergerd, verminderd en wat heeft er toe geleid dat die verschillen zijn ontstaan? Dat zijn vragen die centraal zouden staan in het geval van een groter onderzoek.

Daarnaast vind ik dat er nog te weinig aandacht is besteed aan de brochures van de Groote Keyser. Aan de Kraakkrant is veel aandacht besteed. Er zijn meerdere publicaties over verschenen. Het bijzondere aan de bijgevoegde brochures over de Groote Keyser van de Kraakkrant is dat er gericht wordt op één specifiek gekraakt pand, namelijk de Groote Keyser. De brochures zijn minder algemeen dan de Kraakkrant en bieden daarom een unieke inkijk op gekraakte panden zoals de Groote Keyser. Een groter onderzoek over de brochures van de Groote Keyser als bijlagen van de Kraakkrant zou dan ook zeker op zijn plek zijn.

Bronnenlijst

• Bosscher, D., ‘Een stad van en voor wie?’, in: P. de Rooy e.a. (red.), Geschiedenis van Amsterdam: Tweestrijd om de hoofdstad 1900-2000 (Amsterdam 2007).
• Bosscher, D., ‘Geen woning, toch een kroning’, in: P. de Rooy e.a. (red.), Geschiedenis van Amsterdam: Tweestrijd om de hoofdstad 1900-2000 (Amsterdam 2007).
• De Groote Keyser is overal (februari 1980).
• Duivenvoorden, E., Een voet tussen de deur: geschiedenis van de kraakbeweging 1964-1999 (Amsterdam 2000).
• Kennedy, J. C., Nieuw Babylon in aanbouw: Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995).
• Mamadouh, V., De stad in eigen hand. Provo’s, kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging (Amsterdam 1992).
• Oneindig Noord-Holland, https://onh.nl/verhaal/kraken-in-amsterdam (geraadpleegd 1 februari 2018).

De Nieuwmarkt Revolutie

De kraakbeweging heeft zowel in Nederland als in Europa diepe sporen achtergelaten. Verschillende opvattingen over de indeling van de binnenstad leidde in vele grote Europese steden tot een strijd tussen goedkope huisvesting enerzijds en modernisering anderzijds. In sommige steden mondde dit uit in een guerrilla oorlog tussen burger en overheid. Nergens anders in Nederland woedde deze strijd zo heftig als in de Nieuwmarkt, waar het voortbestaan van de gehele wijk bedreigd werd door plannen voor de aanleg van een metro. De Aktiegroep Nieuwmarkt nam de toekomst van hun buurt in eigen handen door het organiseren en informeren van alle krakers en medestanders uit de omgeving. Door middel van telefoonlijsten, sirenes en tijdschriften werd de buurt continu op de hoogte gehouden van allerlei mogelijke ingrepen door de gemeente. Doordat beide partijen niet wilden toegeven aan elkaar werd het duidelijk dat een grootschalig conflict onontkoombaar was geworden. Ter bestudering van het grootste conflict uit de laatste helft van de 20e eeuw in Nederland bekijk ik de achtergrond van zowel de krakersbeweging als de Aktiegroep Nieuwmarkt. Daarnaast onderzoek ik uitgaven van de Aktiegroep, met daarbij in het bijzonder het Nieuwmarkt Dagblad dat in de dagen voorafgaand aan de metrorellen van 24 maart 1975 werd uitgegeven. Voor dit onderzoek is dankbaar gebruik gemaakt van het Staatsarchief dat is ondergebracht bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.

Provovicatie

Aktiegroep Nieuwmarkt en de kraakbeweging zijn in grote mate ontstaan vanuit de denkbeelden van de provo’s. Door middel van ludieke en provocerende acties verzetten de provo’s zich tegen de gevestigde orde van de jaren ’60. Met name de bijeenkomsten die in confrontaties met de politie uitmondden trokken veel mensen aan. Uiteindelijk haalden zij het wereldnieuws door de huwelijksfestiviteiten van prinses Beatrix en Claus von Amsberg in Amsterdam met rookbommen te verstoren. Ter ondersteuning van hun acties gaven zij een blad uit, genaamd Provo, waarin zij onder andere de woningnood aankaartte. De zevende editie van Provo bevatte de grimmige subversieve brief, dat zich verzette tegen de plannen van de gemeente om de bevolking naar buitenwijken te ‘deporteren’. Met dit taalgebruik wordt natuurlijk een pijnlijke vergelijking met de deportaties van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog gemaakt. Als mogelijke repercussies werd het opblazen van de IJtunnel of het aanvallen van slopers van de oude buurten gesuggereerd. In reactie hierop werd de gehele oplage van de zevende Provo in beslag genomen en werden enkele provo’s opgepakt en veroordeeld tot een gevangenisstraf. Rob Stolk, toenmalig redacteur en drukker van het blad, heeft uiteindelijk vijf weken in de gevangenis overnacht. Hoewel de provo’s zich in 1967 ophieven betekende dat helaas voor de gemeente geen einde aan het burgerlijk verzet.

Het provo-archief werd voor ƒ13.010 gulden aan de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek verkocht. Dit geld werd ondergebracht bij de Stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven, dat later zou fungeren als geldschieter van allerlei verschillende krakersactiviteiten. Rob Stolk houdt de strijd tegen woningnood na het ontbinden van de provo’s in leven door Woonburo de Kraker op te richten en namens dit bureau een Handleiding voor Krakers uit te geven. In de zomer van 1970 komt Rob Stolk met Lou van Nimwegen, een andere oudgediende van de Provobeweging, op de Keizerstraat 2A in de Nieuwmarktbuurt terecht. In de kelder van dit pand, dat al spoedig als verzamelplaats voor gelijkgestemden dient, richten zij Aktiegroep Nieuwmarkt op. Hoewel de eerste editie van het Nieuwmarkt Dagblad nog even op zich liet wachten kwam, hield Aktiegroep Nieuwmarkt zich bezig met andere bladen, het verbeteren van de krakersreputatie en het opknappen van de buurt.

Provo’s hebben krakers wellicht geïnspireerd door hun manifestatie tegen de openbare orde door middel van bijeenkomsten en ludieke acties. Hun ergernis aan het huisvestgingsbeleid van de gemeente deelden zij tevens aan de burgers via tijdschriften. Binnen de krakersbeweging werden eveneens vermeende fouten in het gemeentelijk beleid aangekaart en via bladen verspreid om daarvanuit een gelijkgestemde achterban te vormen die voor deze punten strijd. Zoals hierboven beschreven deinsden Provo’s niet terug voor het gebruik van geweld of gewelddadig taalgebruik. Hoewel het Dagblad Nieuwmarkt naar mijn mening weinig gewelddadig taalgebruik hanteert en over het algemeen een nette indruk maakt, staan er wel enkele spotprenten in die een lugubere indruk maken. Op de voorkant van het eerste nummer van het Nieuwmarkt Dagblad staat een afbeelding van een metro met een doodskop, dat op de lezer afdondert. Op het tweede nummer prijkt een enorme stoomwals die een paar hoofden, met daarop ‘Nieuwmarkt’ geschreven, verplettert. Wanneer je beseft dat het slopen van de Nieuwmarktbuurt voor de metro noodzakelijk werd geacht door de gemeente en de inwoners zich niet lieten uitzetten, kan je begrijpen dat de komst van de metro als levensgevaarlijk werd gezien. Een overeenkomst tussen provo’s en krakers lijkt het gebruik van harde woorden en afbeeldingen om een harde werkelijkheid te bestrijden.

Net zoals de provo’s voor hen verzette Aktiegroep Nieuwmarkt zich tegen het gemeentelijk beleid wat betreft huisvesting en stadsinrichting. Waar de gemeente zich een binnenstad voor zakenlieden en toeristen voorstelde, vochten krakers voor de handhaving van goedkope arbeiderswoningen. Als inwoners van hun buurt veronderstelde zij over een zekere invloed over de invulling ervan te beschikken. Wanneer de gemeente in 1968 plannen maakt om een metro door de Nieuwmarktbuurt aan te leggen leidt dat tot het kraken van de voor sloop bestemde woningen. Als de gemeente in 1971 daadwerkelijk voorbereidingen treft voor de aanleg van de metro komt Aktiegroep Nieuwmarkt in actie. Om de sloop van huizen te beperken worden telefoonlijsten opgesteld waarmee buurtbewoners snel gealarmeerd kunnen worden wanneer er een huis gesloopt dreigt te worden. Twee buurtbladen fuseren tot het tweewekelijkse blad Nieuwmarkt, gedrukt en gefinancierd door Rob Stolk en de Stichting voor Goed en Goedkoop Leven, dat bestemd is om de buurt te informeren over de meest recente ontwikkelingen over de metroplannen. Vanwege de enorme toename van het aantal krakers in de Nieuwmarktbuurt en de reëel dreiging van uitzetting brengen zij in 1975 een dagblad uit om alle ontwikkelingen op de voet te volgen, het Nieuwmarkt Dagblad.

Nieuwmarkt in actie

De doelgroep van dit dagblad zijn op de eerste plaats natuurlijk de inwoners van de Nieuwmarktbuurt. Aktiegroep Nieuwmarkt was zich wegens de afnemende reputatie van krakers al enige tijd op de hoogte over de noodzaak van een hechte buurtgemeenschap. Zo organiseerde zij in 1971 al een feestweek, waarbij zelfs kindermiddagen gemoeid waren. Door hun naam te ‘zuiveren’ trachtte zij een geëngageerde wijk te vormen waarmee zij als een eenheid tegen de gemeente konden optreden. De Aktiegroep bleek succesvol in het achterhalen van allerlei vertrouwelijke informatie van de gemeente. Zij rapporteerden over verggaande speculatie van Engelse beleggingsmaatschappijen in hun buurt en uitstapjes van wethouders naar Londen om fondsen te werven.

Het valt uit verschillende teksten en illustraties op dat het dagblad zich richt tot de mensen die zelf op uiteenlopende manieren betrokken waren geraakt bij antikraakacties. Zij roepen politieagenten op om zich niet te laten misbruiken door het stadsbestuur om de Nieuwmarktbuurt met geweld te ontruimen en richten zich tot bouwvakkers die de metro aanleggen met de vraag hun werk neer te leggen. Hierin dringen ze bij deze mensen aan om zich op hun menselijke eigenschappen te beroepen: ‘Laat je niet misbruiken door de gemeente, maar help de Amsterdammers in hun strijd tegen woningnood.’ Hoewel deze personen niet tot de beoogde doelgroep behoorden, lijkt het of het dagblad ervan uitging dat hun boodschap op de een of andere manier bij hen aan zou komen. Daarnaast richtte het blad zich tot mogelijke bijstanders uit andere buurten, die zich betrokken voelden bij hun strijd tegen het huisvestingsbeleid van de gemeente en voor inspraak in eigen buurt. Door de tijden en frequentie van de uitzendingen van Radio Mokum te verstrekken probeerde zij ook mensen buiten de Nieuwmarkt te activeren. Dit bleek zijn vruchten af te werpen toen, tijdens de Nieuwmarktrellen van 24 Maart 1975, een grote groep studenten zich naar de Nieuwmarkt begaf om de inwoners van de Nieuwmarkt tegenover de grote politiemacht bij te staan. Hiermee schapen zij een eenheid tussen krakers, buurtbewoners en overige medestanders tot een strijdbare fractie waarmee zij zich letterlijk en figuurlijk tot een onverzetbaar blok vormde.

In het Nieuwmarkt Dagblad worden de standpunten van de buurtbewoners over de aanleg van de metro en het gemeentelijk beleid duidelijk uiteen gezet. Het metroplan werd volgens de krakers gevormd met nieuwbouwsteden als Purmerend en Almere in het achterhoofd. In hun mening was de gedwongen volksverhuizing van ‘honderd duizend Amsterdammers’ naar deze oorden overbodig omdat er in Amsterdam zelf genoeg woonruimte zou moeten zijn. Wanneer dit benut zou worden is de aanleg van de metro volgens de krakers overbodig. Deze standpunten worden aangehaald bij de verslagen over gemeenteraadsdebatten. Het verslag over het debat van 19 maart 1975 in het tweede nummer van het Nieuwmarkt Dagblad wordt gebruikt om de waarden van de Aktiegroep aan te halen.

Geoorloofd geweld

Hoewel tijdens het debat wederom is gestemd voor de aanleg van de metro dwars door de Nieuwmarktbuurt is dat volgens dit blad niet de plek waar dit debat werkelijk gevoerd wordt. Dit gebeurt volgens Aktiegroep Nieuwmarkt namelijk in buurten en wijken binnen en buiten Amsterdam. Zij leggen hiermee de verantwoordelijkheid van deze beslissingen bij de buurtbewoners zelf. Omdat het besluit van de gemeenteraad tot stand kwam door ‘partijpolitieke manipulaties, het verkrachten van verkiezingsprogramma’s’ achten zij zich niet gebonden door deze uitkomst. ‘Wij zijn het niet die op een harde confrontatie aansturen. Het stadsbestuur luistert niet naar er leeft onder de Amsterdamse bevolking.’ De krakers eigenen zich het recht om gehoord te worden toe. Ze stellen dat het niet hun wens is om een gewelddadig conflict uit te lokken, maar zij laten zich niet door dat vooruitzicht afschrikken. Wanneer de gemeente haar wil aan haar de inwoners probeert op te leggen is buitenparlementaire actie toegestaan.

Daarnaast bestreden zij zich nadrukkelijk tegen vermeend bedrog en valse informatievoorziening van de media en politiek. Vanwege het gebrek aan openheid neemt Aktiegroep Nieuwmarkt de taak op zich om de ‘juiste’ gegevens met haar achterban te delen en haar erop te wijzen wanneer de gemeente haar misleidt. Hiermee verzetten zij zich niet alleen tegen het stadsbestuur, maar ook tegen het welvaartskapitalisme en het politieke bestel. Zij presenteren de harde cijfers van onder andere het aantal huizen dat er sinds de Tweede Wereldoorlog zijn gesloopt en hoeveel er volgens de gemeente nog gesloopt moeten worden. Het verzamelen en delen van deze informatie wijst op een grote zelfstandigheid en gedrevenheid van krakers en de actiegroep Nieuwmarkt. Deze zelfstandigheid is volgens Duco Hellema typerend voor het ik-tijdperk, waarin de maatschappij narcistischer en individualistischer werd. De nadruk lag hierbij volgens hem op het heft in eigen handen nemen. De wens voor inspraak op de eigen woonwijk is hier ook een afgeleide van. Met het plaatsen van de verantwoordelijkheid in de handen van de buurtbewoners willen zij het zelf voor het zeggen hebben. Door de buurt te informeren over gemeenteraadsdebatten, speculatie van Engelse beleggingsmaatschappijen en studeeravonden trachten zij een geïnformeerde, actieve buurt te kweken waarmee zij samen kunnen strijden voor het behoud van hun wijk. Deels dankzij de bijdragen van Aktiegroep Nieuwmarkt ontstond een stedelijke sociale beweging in Amsterdam.

Het Nieuwmarkt Dagblad staat uit een combinatie van getypt en getekend schrift. Bijna iedere tekst bevat wel een spelling –of typefout. Waarschijnlijk gebeurde deze per ongeluk of door een gebrek aan middelen, maar misschien ook wel expres om de indruk van de underdog te vestigen en te verstevigen. In dit collage van krantenknipsels, getekende koppen, krabbeltjes en getypte artikelen is het niet geheel duidelijk of sommige geschreven teksten in de lay-out van het dagblad zijn opgenomen of dat deze er later bijgetekend zijn, maar deze zorgen wel voor een stijl die mij een gemoedelijk gevoel overbrengt. Zo staat er bovenaan een verslag van een gemeenteraadvergadering een tekening van een jongen met een spraakballon erbij: ‘dit was ik nog vergeten te zeggen’, met ernaast een nieuwe oproep voor een demonstratie.

Omdat het iedereen vrij stond om, voor 15:00 bij koffiebar Roodmerk, teksten en illustraties te leveren en deze anoniem gepubliceerd werden is het lastig om auteurs te achterhalen. Vanwege de ervaring met de publicatie van namen van enkele provoleiders, wat leidde tot brandmerking in de Nederlandse pers, werd het werk van Woningburo de Kraker en nu het Nieuwmarkt Dagblad in anonimiteit voltooid.

Hoewel het in eerste opzicht geen nadrukkelijk doel van dit dagblad was om zelfstandige burgers op te leiden, het diende juist als vereniging van alle buurtbewoners tot een strijdbare eenheid, toonde het Nieuwmarkt Dagblad en de Aktiegroep Nieuwmarkt wel dat zij autonoom in staat waren om een vuist te maken tegen de plannen van de gemeente. De krakers van Woningburo de Kraker gaven een handleiding voor krakers uit. Aktiegroep Nieuwmarkt was in staat met weinig middelen, maar grote publieke betrokkenheid de plannen van de gemeente te dwarsbomen en de stad ideologisch te veranderen. Vanuit een historisch standpunt is het indrukwekkend wat enkele gemotiveerde buurtbewoners met een drukpers en een ideologie wisten te bereiken. Voor latere bewegingen die zich, net als de kraakbeweging, tegen grotere en machtigere organisaties verzetten kan dit als inspiratiebron dienen.

Wat mij persoonlijk uit dit onderzoek is bijgebleven, waarvan ik daarvoor niet op de hoogte was, is het belang van de grote maatschappelijke betrokkenheid bij de krakersbeweging. Aangezien de krakers slechts een kleine groep mensen in Amsterdam vertegenwoordigde waren zij voor handhaving op andere mensen aangewezen. Dankzij de steun van overige buurtbewoners, gelijkgestemde studenten, architecten die de luchtbrug bouwden waren zij in staat om een sterke vuist tegen het gemeentelijk beleid te maken en konden daarmee de nationale belangstelling op de woningnood vestigen.

Door het gehele bronnencorpus van Aktiegroep Nieuwmarkt te bestuderen zou men invloeden van de provo’s op de kraakbeweging gedetailleerd kunnen beschrijven. Tegelijkertijd zouden afwijkingen ten opzichte van de provocultuur in kaart gebracht kunnen worden. Vanwege het grote aantal tijdschriften en andere uitgaven waarbij Aktiegroep Nieuwmarkt betrokken is geweest is het interessant om mogelijke kruisbestuiving van andere tijdschriften of groepen krakers te bekijken. Bij onderzoek naar de complete collectie van alle Nieuwmarkt Dagbladen kan men onderzoeken of er in de loop van het blad een verschil in houding optreedt. In het bijzonder voor en na de Nieuwmarktrellen. Ontstond er een andere stemming onder de krakers of de buurtbewoners nadat het geweld in hun buurt is losgebarsten? Was dit het allemaal waard geweest? Gezien het feit dat de gemeente uiteindelijk van de volledige sloop van de buurt afzag is het aannemelijk dat veel deelnemers hiermee instemmen, hoewel afgunst tegen deze geweldsexplosie ook reëel is.

Conclusie

De Aktiegroep Nieuwmarkt heeft haar gedachtengoed, repertoire, leden en financiering te danken gehad aan de provobeweging. Met openbare demonstraties en het uitgeven van ideologisch geladen tijdschriften verspreidde zij hun opvattingen en ronselden medestanders. Met het opknappen van vervallen panden en het organiseren van feestweken werd zowel aangetoond dat zij geen kwaad in de zin hadden als het demonstreren van een andere mogelijkheid ten opzichte van het gemeentelijk beleid. Door panden in de binnenstad weer bewoonbaar te maken hoefden Amsterdammers niet langer naar de periferie uit te wijken.

Door middel van het Nieuwmarkt Dagblad werden constant op de hoogte gehouden van mogelijke uitzettingen of slopingen. Daarnaast was dit blad deels gericht aan tegenstanders, die zij van hun ‘menselijke’ kant wilden overtuigen. Vanwege het simplistische ontwerp, de combinatie van getypt en geschreven tekst, strips, krabbeltjes en tekeningen wordt een ambachtelijke sfeer gecreëerd, waarmee zij hun amateuristische opzet tegenover de machtige gemeente demonstreren. Wanneer het stadsbestuur de wensen van de inwoners niet meer in acht neemt is het toegestaan om op buitenparlementaire acties over te stappen om de wil van de burgers te realiseren. De Aktiegroep Nieuwmarkt werd hierbij, onder andere dankzij het Nieuwmarkt Dagblad, bijgestaan door medestanders uit allerlei verschillende standen. Door het gebruik van minimale middelen in hun strijd tegen vele malen grotere instantie kan deze beweging als inspiratiebron voor vele groeperingen dienen.

De mensen achter de koevoet: bronnenanalyse van het Amsterdams Weekblad (1972-1973)

Inleiding

Het Amsterdams Weekblad was een nieuwsblad uit de vroege jaren zeventig, waarin lokale vrijwilligers zich inzetten om hun stem te laten horen over onderwerpen die het bloed onder hun nagels vandaan haalde. Het blad had nauwe banden met de kraakbeweging, die aan het opkomen was toen het blad werd opgericht. De komende tekst exploreert de historische context om het blad heen. Het kijkt naar wie de mensen achter het blad waren en waar zij naar streefden. Daarnaast wordt besproken welke ideologie achter het blad schuilde. Tot slot kijkt het artikel naar wat het blad kan betekenen voor historisch onderzoek naar de kraakbeweging.


Historische context

Vanaf de Tweede Wereldoorlog scheurden de Nederlandse burgers zich los van hun haast onvoorwaardelijke vertrouwen in de overheid. Terwijl zij voor de oorlog nog trouw achter hun paternalistische staat stonden, werd haar bekwaamheid half jaren zestig massaal in twijfel getrokken. In Amsterdam vonden er dramatische conflicten plaats, tussen burgers en het gezag. De meest baanbrekende gebeurtenissen waren de rellen van 13 en 14 juni 1966. Deze rellen, waarbij 65 mensen gewond raakten, maakten een grote inbreuk op het overheidsgezag. De politie had namelijk, volgens velen onterecht, hardhandig ingegrepen. Dit zou geleid hebben tot de dood van een van de aanwezige arbeiders. Conflicten zoals deze, maakten destijds grote indruk. Historicus Jacco Pekelder, omschreef de jaren zestig als een ‘culturele revolutie.’ Hierin gingen mensen anders nadenken over onderwerpen, zoals het gezag van overheid en politie. Deze revolutie drong, aldus Pekelder, in de jaren zeventig het hele land door. Het politieke engagement van burgers nam enorm toe. Zo ook in Amsterdam, waar burger zich kritischer gingen opstellen tegenover het gemeentelijk bestuur. De behoefde aan beleidshervormingen groeide sterk. Begin jaren zeventig heerste er overigens een hervormingsgezindheid over vrijwel heel West-Europa. Er kwamen groepen en bewegingen op die aandacht vroegen voor sociaal-politieke problemen, en maatregelen van de overheid eisten. De vrouwenbeweging Dolle Mina is hier slechts een voorbeeld van. In linkse kringen was er tegelijkertijd een zeker wantrouwen tegenover de overheid aanwezig. Dit is duidelijk terug te zien in de kraakbeweging. Vanaf 1967 werd het kraken in Amsterdam ingezet als een actiemiddel tegen de grootschalige stadsvernieuwing en de woningnood. Vele inwoners hadden kritiek op het feit dat oude goedkope woningen vervangen moesten worden door duurdere panden, zoals kantoorgebouwen. De groeiende onvrede over de woningnood, leidde tot de opkomst van krakers. In tegenstelling tot de jaren tachtig, waarin de kraakbeweging haar eigen dynamiek ontwikkelde, was de beweging in de jaren zeventig nauw verbonden met buurt- en actiegroepen en andere sociale bewegingen. Zij deelden immers een gemeenschappelijke vijand: de overheid.

De mensen achter het papier

Het Amsterdams Weekblad was een van de sociale bewegingen die met de kraakbeweging in contact stond. Het was tijdens de bovenstaande ontwikkelingen werd opgericht. De oprichtingsakte dateerde uit de zomer van 1972. Omstreeks 1970 was het stadsbestuur begonnen met haar controversiële stadsvernieuwing. Dat jaar werd de aanleg van de metro-oostlijn bijvoorbeeld goedgekeurd door de gemeenteraad. De redactie van het Amsterdams Weekblad was gevestigd in de Keizersstraat in Amsterdam. Het blad werd door zijn makers verspreid door de hele stad. Het werd voornamelijk aangeboden aan mogelijke wederverkopers, zoals sigarenwinkels, boekwinkels of koffiehuizen. In de oprichtingsakte stond dat dergelijke wederverkopers zich zoal bevonden in de Indische buurt, de Oude binnenstad, de Museumbuurt en de Pijp.
De schrijvers waren geen beroepsjournalisten, maar vrijwilligers. In de oprichtingsakte noemen zij zichzelf, ‘gewone krantenlezers.
’ De meeste van hen waren jonge mensen, tussen de 25 en 35 jaar. Zo was tekenaar Albert Blitz 34 jaar en tekenaar Tjebbe van Tijen 28. Vele makers hadden banden met sociale bewegingen in Amsterdam. Het ging om losse organisaties, zoals Provo, Woningburo de Kraker, aktiegroep De Lastige Amsterdammer en Aktiegroep Nieuwmarkt. Van Tijen, had bijvoorbeeld tekeningen gemaakt voor de kraakhandleiding van Provo. Ook de drukpers was in handen van twee mensen die deel waren geweest van de Provobeweging. Dit waren Rob Stol en Lou van Nimwegen. Zij hadden eerder meegewerkt aan de krant Geïllustreerd Bethaniënnieuws. Deze krant werd door historicus Eric Duivenvoorden omschreven als een stedelijke kraakkrant. Rob Stolk had een tijd in de gevangenis besteed voor zijn kraakacties. De betrokkenheid van de makers bij sociale actiebewegingen, verklaart waarom het blad in nauw contact stond met buurt- en actiegroepen. In nummers van het Amsterdams Weekblad, zijn af en toe stukken van dergelijke organisaties te vinden. Zo is er een van Aktiegroep Nieuwmarkt, in nummer zeventien. Aktiegroep Nieuwmarkt kreeg twee pagina’s in het blad, om woningzoekenden op te roepen om zich te vestigen in de Nieuwmarktbuurt. In 1972 stond de buurt in het midden van de belangstelling van de Amsterdamse kraakbeweging. De gemeente was destijds van plan om een metrolijn te creëren, die de wijk Bijlmermeer zou verbinden aan de binnenstad. Gebouwen rondom deze metrolijn zouden moeten wijken, om plaats te maken voor kantoorgebouwen. Het gevolg van deze vooruitzichten, was dat er panden werden gekraakt. Het Amsterdams Weekblad stond achter de krakers. De advertentie van Aktiegroep Nieuwmarkt, is hier een goed voorbeeld van. Maar het weekblad beperkte zich niet tot het pleiten van steun. Krakers konden namelijk ook praktische informatie in het blad vinden. Dit gebeurde onder andere in het negende nummer. Hierin werden de krakers gewaarschuwd voor enquêtes die het Criminologisch Instituut van Amsterdam hield in de stad. De krakers werden verzocht om hier niet aan mee te werken, omdat de gegevens gebruikt konden worden door het Ministerie van Justitie, die een nieuwe wetgeving aan het voorbereiden was om voor een strafbepaling voor krakers te zorgen.

Intenties   

Het Amsterdams Weekblad bleek dus zeer betrokken bij lokale ontwikkelingen. Sterker nog, de oprichting was er aan te danken. In de oprichtingsakte werd hier niet omheen gedraaid. In deze akte staat dat de makers haar lezers wilden informeren over lokale problemen, waardoor zij zich machteloos, bedrogen en uitgebuit voelden. De problemen die zij noemden, waren onder andere de woningsituatie en het stadsbestuur. Hoewel dit vrij vage beschrijvingen zijn, maakt het blad zelf duidelijk wat ermee bedoeld werd. Zo werden er stukken geplaatst over het toenemende aantal woningen dat ontruimd werd, om plaats te maken voor kantoorpanden. En de incompetentie van het stadsbestuur om burgers te beschermen tegen de plannen van bouwbedrijven. Naast de lezers informeren, wilden de makers steun bieden aan inwoners die zich verzetten tegen het stadsbestuur. Door hen in het licht te zetten, wilden zij hen, zichzelf en de lezers een hart onder de riem steken. Het blad moest voor hen dienen als een schriftelijke ontmoetingsplaats. Ook wilden de makers met het blad hun stem laten horen, omdat zij zich niet vertegenwoordigd voelden in grotere nieuwsbladen, zoals het Parool. Door burgers bewust te maken van lokale problemen, hoopten zij dat zij er samen verandering in konden brengen.
Bij het inzien van het blad, wordt het al snel duidelijk dat de intenties van de makers verder gaan dan enkel het informeren van lezers. Het blad lijkt geschreven te zijn om de burgers te activeren. Als actieblad voor de gewone burger, hanteerde het activerend en populistisch taalgebruik. Het activerende taalgebruik blijkt bijvoorbeeld uit een oproep in het nummer van 8 juli 1917, waarin mensen werden opgedragen om elke maandag de fluorwaterkranen open te zetten. Dit diende als protest tegen het stadsbestuur, die niet voldoende fluorideevrij drinkwater verschafte. In de oproep stond, ‘zet uit protest elke maandag al uw fluorideewaterkranen open. Vraag ook uw vrienden en bekenden de kranen van de waterleiding op maandag open te draaien.’ De schrijvers kozen er niet voor om burgers te verzoeken of aan te raden om de kranen aan te zetten. Hier werden woorden gebruikt die direct en bevelend waren. Ondanks de korte lengte van deze oproep, komt hierin ook het populistische taalgebruik naar voren. Er staat namelijk, ‘de gemeenteraad en de regering blijken voor de zoveelste keer geen rekening te houden met de wensen van het volk.’ Uit deze zin blijkt wantrouwen jegens de gevestigde orde. Daarnaast zijn er simpele worden gebruikt, die een gewone burger waarschijnlijk meer zouden aanspreken dan de hoogopgeleide elite. Ook claimt het blad hiermee dat de schrijvers wel luisteren naar de wensen van het volk. Zij pleitten immers voor een protest tegen fluoride in het drinkwater. Het blad presenteert zich als een organisatie die voor het volk opkomt.  Hetzelfde gebeurde in nummer zeventien, waarbij er in een artikel stond, ‘WIJ LEVEN IN EEN DEMOKRATIE??? Nog lang niet.’ Ook in dit voorbeeld gebruikt het blad simpele woorden, om haar frustraties over de gevestigde orde te uiten. In het stuk waarin de woorden stonden, verzette het blad zich tegen de bouw van een toren in de Wibautstraat, waarvoor er panden ontruimd moesten worden. Het kwam opnieuw op voor de belangen van de burgers.

In het hoofd van het Amsterdams Weekblad

De makers verzamelden hun informatie door zelf door de stad te trekken en met mensen te praten. Daarnaast maakten zij gebruik van hun connecties met buurt- en actiegroepen in de stad. Dit komt in verschillende nummers naar voren. Zo had het blad in het elfde nummer contact met Aktiegroep de ‘Sterke Arm’ om aan informatie te komen over een criminologisch onderzoek. In een ander nummer wordt er samengewerkt met een bewoonster van de Zwanenburgwal, om meer te weten te komen over het overheidsbeleid. De schrijvers waren zeer betrokken bij de onderwerpen waar zij over schreven. Niet alleen waren zij zelf inwoners van de stad, maar zij kwamen ook aan informatie door direct contact te zoeken met betrokkenen. Door zelf aanwezig te zijn in de stad, kwamen de schrijvers veelal in contact met gewone Amsterdamse burgers of kleine lieden. Het is dan ook logisch dat zij de meeste aandacht kregen. Naast de doelgroep van het blad, zijn zij namelijk ook haar voornaamste informatiebron. Het blad is in die zin voor en door de gewone Amsterdammer gemaakt. Het kwam voor haar op, en keerde zich tegen grote bedrijven, de overheid en de politiek. Dit is in vele stukken te merken. Er is veel aandacht voor het alledaagse leven van de arbeider. In het zevende nummer werden er meerdere pagina’s gewijd aan de metromedewerkers van Amsterdam. Het onderwerp was de slechte arbeidsomstandigheden van deze arbeiders, waaronder de onhandige werktijden. Maar het spotlicht werd niet slechts op het de arbeider gericht. Ook de actievoerder bleek een belangrijk onderwerp. In vrijwel elke uitgave komen er burgers in beeld die zich verzetten tegen bouwbedrijven of de overheid. In het blad van 30 juni 1973 ging de aandacht bijvoorbeeld naar mevrouw Metz, een bewoonster van de Zwanenburgwal. Mevrouw Mertz schreef een persoonlijke brief naar wethouder Han Lammers, waarin zij hen bekritiseerde voor zijn medewerking aan de ontruiming van haar straat.
Het blad maakte de noodzaak van mensen als Mevrouw Mertz duidelijk in elk nummer. De lezer werd hier aan herinnerd door middel van afbeeldingen. Opvallend is dat talloze afbeeldingen een dystopia tonen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het stripverhaal in vijfde nummer. Het stripverhaal bevindt zich in een toekomstig Amsterdam. De mensen wonen in enorme betonblokken, waar het zonlicht nauwelijks doorheen kan breken. De arbeidersklasse, aangeduid als de ‘kleine’ burger, is slaaf geworden van arbeid en consumptie. De consumptiecultuur wordt subtiel in beeld gebracht aan de hand van het merk Coca-Cola. Haar advertenties zijn te zien op de betonblokken, waar de mensen in wonen. Ironisch genoeg, biedt een bewoner zijn vrouw een blikje cola aan, terwijl zij gehypnotiseerd naar de televisie staart. Beiden zijn zich niet bewust van het dystopia waarin zij zich verkeren. Op gewetenloze wijze voeden zij de bedrijven die hen onderdrukken. De gewetenloosheid van deze ‘kleine burgers’ werd ook gevisualiseerd. Dit gebeurde door middel van een appachtig figuur met schele ogen. Het figuur dankt haar aapachtige karakter aan grote handen en oren. Ook steken zijn mond en neus naar voren in een peervormig uitsteeksel op het gezicht. De ‘kleine burger’ is geen intelligent persoon, maar een achterlijke aap. Een dier, die gecommandeerd wordt door de ‘grote burger.’ Deze is getekend als een achterdochtige man, met kleine ogen zonder pupillen, waardoor het figuur zielloos overkomt. De ‘grote burger’ bedient een computer, terwijl de ‘kleine burger’ er machteloos bij zit. De vijand is aan de macht. De boodschap was duidelijk. De burgers konden niet passief en onwetend blijven. Dit zou een dystopische wereld creëren, waarin de burgers slaven zijn van uitbuiting en consumptie. Levend in een slecht milieu, met grauwe buurten en weinig daglicht, zou de ‘kleine burger’ lijden, terwijl de ‘grote burger’ profiteert van haar onderdrukking. Om dit te voorkomen, konden Amsterdammers nog ingrijpen. Zij moesten hun medeburgers wakker schudden uit hun onwetendheid, en actie ondernemen. De bovengenoemde elementen, geven de illustraties een socialistisch karakter. Uiteraard was de tekenaar, Albert Blitz, een aanhanger van het socialisme. Het linkse karakter van het blad, was merkbaar in elk nummer. Zoals eerdergenoemd, werd er relatief veel aandacht besteed aan arbeiders en de slechte werkomstandigheden, waarin zij zich verkeerden. Uitbuiting van arbeiders was een veelvoorkomend thema in het blad. De titels van stukken over arbeiders, spreken boekdelen. In het elfde nummer stond er een artikel over arbeiders die op een begraafplaats werkten, genaamd ‘Produktiviteit tot in den Dood.’  Ook de illustraties vertonen socialistische kenmerken. Een afbeelding die in het negende nummer gebruikt wordt, toont overeenkomsten met het communistische symbool van de hamer en de sikkel. In deze illustratie is de sikkel vervangen door een koevoet. In een later nummer komt een soortgelijk symbool terug, waar de sikkel vervangen is door een zaag. Op de cover werden regelmatig plaatjes met een links karakter gedrukt. Op het negentiende nummer stond een dystopisch plaatje, waarin ambtenaren en politieagenten een burger met geweld een nieuwbouwwijk in jagen. Op het zevende nummer stond een overvolle metro, die bediend werd door een vermoeid uitziende bestuurder. Opnieuw een verwijzing naar slechte arbeidsomstandigheden, maar misschien ook naar het dystopische toekomstbeeld van Amsterdam. De illustraties en de activerende taal maken tevens duidelijk dat het weekblad een stedelijke sociale beweging was. Het streefde bewust naar stedelijke veranderingen, zoals het tegengaan van de woningnood.
Lang hield het Amsterdams Weekblad het niet vol. Een jaar na de oprichting van het blad, werd er een boekje gepubliceerd waarin de slechte financiële situatie werd besproken. Na een jaar, moesten de schrijvers de drukkosten omlaag brengen door pagina’s in een goedkopere stencilmethode uit te voeren. De lezers werden dringend om een bijdrage gevraagd. Vermoedelijk verbeterde de situatie niet, want in datzelfde jaar hield het blad op met bestaan.

Lessen van het blad

Het Amsterdams Weekblad is een waardevolle historische bron voor onderzoekers van de kraakbeweging. Allereerst legt het blad bloot welke gedachten de ronde deden in de (socialistische) kringen van Amsterdam in de vroege jaren zeventig. Het laat zien hoe ernstig de dreiging van de woningnood en stadsvernieuwing was voor inwoners. Dit helpt om historische context te creëren rondom de kraakbeweging.
Ten tweede geeft het blad precieze informatie over omstandigheden en gebeurtenissen in de stad. Daarbij moet wel gezegd worden dat er rekening gehouden moet worden met tekortkomingen. Zo is het niet altijd duidelijk hoe de krant aan informatie is gekomen. Sommige informatie zijn gehaald uit gespreken met burgers, waarvan de namen niet genoemd zijn. In die gevallen is het lastig te achterhalen of de informatie betrouwbaar is. Omdat de gebeurtenissen vanuit een socialistisch perspectief worden geïnterpreteerd, is het noodzakelijk om bronnen vanuit andere perspectieven te raadplegen. Overigens kan dit leiden tot een geheel nieuw onderzoek, over de verschillende manieren waarop dezelfde gebeurtenissen geïnterpreteerd worden door links en rechts.
Maar het blad is waardevoller voor onderzoekers die geïnteresseerd zijn in ideologische aspecten van de kraakbeweging, in plaats van harde feiten. Het blad laat namelijk zien welke ideologie aan de kraakbeweging ten grondslag ging. Het Amsterdams Weekblad werd uitgegeven toen de kraakbeweging een voorzichtige start aan het maken was.  Het vertelt ons veel over de overtuigingen van mensen in de periode waarin de kraakbeweging zich nog aan het ontwikkelen was. Het blad was immers nauw met de kraakbeweging verbonden. Aan de hand het blad, is het ook makkelijker om te achterhalen, hoe de gemiddelde Amsterdammer tegenover de krakers stond. De lezers waren immers niet allemaal krakers, maar de meesten hadden wel sympathie voor de krakers. In 1982 werd er in Amsterdam een onderzoek gedaan naar wat men van de kraakbeweging vond. Van de 179 ondervraagden, stond 72% positief en 23% negatief tegenover de beweging. Een grote meerderheid bleek kraken acceptabel te vinden. Het Amsterdams Weekblad laat zien waarom dit zo was. Later nam de steun voor de kraakbeweging af. Dit kwam volgens een groot deel van de ondervraagden vanwege het geweld die erbij kwam kijken. De rellen konden in het begin nog gezien worden als incidenten, maar naarmate zij vaker voorkwamen, begonnen Amsterdammers hun begrip te verliezen. Vele mensen bleken dus sympathie te hebben voor de ideeën achter de kraakbeweging. Onenigheid ging veelal over de strategie van de beweging.  In combinatie met andere nieuwsbladen en kranten, vormt het Amsterdams Weekblad ook een completer beeld van de politieke sfeer in Amsterdam als geheel.
In een groter historisch onderzoek kan het Amsterdams Weekblad bijdragen aan dialogen over sociale bewegingen in globaal perspectief. Als het blad vertaald wordt in het Engels, kunnen Nederlandse sociale bewegingen vergeleken worden op internationaal niveau. Aan de hand hiervan kunnen onderzoekers patronen zoeken in motieven en narratief. Of juist verschillen, die Nederlandse sociale bewegingen uniek maakten. Hiernaast past het in een mogelijk onderzoek naar een nieuwe vorm van verslaggeving, die zich tegelijk met de kraakbeweging ontwikkelde. Deze nieuwe vorm van verslaggeving was participerend. Er werkten mensen aan mee die zeer betrokken waren bij de onderwerpen waar zij over schreven. Deze mensen konden zich via het blad vinden en ondersteunen. Het zou interessant zijn om te kijken in welke vormen deze manier van verslaggeving nog meer voorkwam, buiten de kraakbeweging om. En te bestuderen welke invloed het heeft gehad op de journalistiek buiten de kraakbeweging om. Ook hierbij is het interessant om het onderwerp te benaderen vanuit internationaal perspectief.
Ondanks het feit dat het blad historici veel te bieden heeft, krijgt het weinig aandacht in het historisch onderzoek over de kraakbeweging. Er worden veelal grotere kranten geciteerd, zoals het Parool en de Groene Amsterdammer. Kleinere bladen krijgen minder aandacht. Boeken die informatie geven over hoe men over de kraakbeweging dacht, zijn geneigd om krakers of politici op de voorgrond te zetten. De gemiddelde Amsterdammer valt buiten beeld. Zo verdwijnen kleine bewegingen, zoals dit blad, naar de achtergrond. In mijn ogen is dit zonde, want het Amsterdams Weekblad biedt een waardevolle kijk in het hoofd van de rode Amsterdammer.


Conclusie

Het Amsterdams Weekblad werd opgericht als een reactie op het woningtekort en de stadsvernieuwingen. De makers waren socialistische vrijwilligers die gefrustreerd werden van het stadsbeleid. Zij hadden sterke connecties met sociale actiegroepen, zoals Provo. Hierdoor was het weekblad nauw met hen verbonden. Het blad diende als ontmoetingsplaats en spreekbuis voor de makers. Het was bedoeld om mensen te informeren, maar ook om hen te activeren. Om hierin te slagen, zette had blad populistisch en activistisch taalgebruik in. Op deze manier moest de gewone arbeider aangesproken worden. Deze vormde naast een belangrijke informatiebron, namelijk ook de voornaamste doelgroep. In elk nummer maakte de krant de noodzaak van sociale actie duidelijk. Dit gebeurde voornamelijk aan de hand van illustraties met een dystopisch karakter. Hieruit bleek dat de burger niet passief kon blijven, want dit zou lijden tot een toekomst van onderdrukking. Het blad leert ons meer over de Amsterdamse geest en sfeer in de jaren zeventig. Het geeft informatie over precieze gebeurtenissen, de ideologie van de kraakbeweging en hoe de burgers tegenover het kraken stonden. Uiteraard geldt dat hierbij meerdere bronnen gebruikt moeten worden, om een compleet beeld te vormen. In een groter historisch onderzoek kan het blad bijdragen aan onderzoeken over sociale bewegingen (in internationaal perspectief) en de nieuwe vorm van verslaggeving van de zeventiger jaren.

– Manon Samira Awad 


Literatuurlijst

  1. Albert Blitz, ‘Buitenwijken’ in Amsterdams Weekblad 5 (Amsterdam 1972).
  2. Kennedy, J.C. Nieuw Babylon in aanbouw: Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995).
  3. Tijen, van T., The Limping Messenger, https://limpingmessenger.com/tag/amsterdam-weekblad-1972-1974/ (geraadpleegd op 25 januari 2018).