Kinderen van Mokum in de voetsporen van de krakers van de Keijser

‘Te hoge huren? De student kraakt weer’ was de titel van een artikel op nrc.nl op 19 januari jongstleden. De Kinderen van Mokum, een groepje Amsterdamse jongeren, kraakten vier verdiepingen van een pand aan de Prinsengracht in Amsterdam. De kraak is een vorm van protestuiting tegen de te hoge kamerprijzen. In Amsterdam betaalt men gemiddeld 31 euro per vierkante meter in een studentenkamer ten opzichte van 24 euro in de rest van het land. Bang om eruit gezet te worden zijn ze niet. ‘Amsterdam ontruimt niet voor leegstand’, aldus kraker Abel. De gemeente ontruimt pas als er een concrete bestemming is voor het pand. Dit beleid voert de gemeente al jaren en doet terugdenken aan de jaren zeventig en tachtig. Ook toen was er een woningnood en kraakten de hoofdstedelingen leegstaande panden. Hoe was de situatie toen?

De woningnood nu en de gebeurtenis aan de Prinsengracht laten ons nadenken over hoe er in het verleden omgegaan is met dergelijke situaties. Het is daarom relevant om het archief in te duiken en oude bronnen op te sporen. In dit artikel zal er gekeken worden naar een specifieke gebeurtenis uit de krakersgeschiedenis, de bezetting van de Groote Keijser. Een buurtkrant uit de Dapperbuurt schreef hier een artikel over. Andere bronnen die worden bekeken zijn adviezen van hoogleraren aan de burgermeester. Deze adviezen hebben betrekking tot het al dan niet medewerking verlenen bij het ontruimen van de Groote Keijser. Deze bronnen zijn allemaal terug te vinden in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam.

Allereerst zal er een historische context geschetst worden om de situatie in die tijd beter te begrijpen. Daarin wordt er onder andere gekeken naar het werk van Eric van Duivenvoorden en van Lynn Owens. Daarna worden de gevonden bronnen ontleed en gekoppeld aan bestaande theorieën en opvattingen. Dit laatste is belangrijk voor een historicus. Volgens Simon Gunn en Lucy Faire behoort een historisch onderzoek een methode hebben die ‘ruwe’ materialen in verband brengt met theorie. Dat heeft te maken met het feit dat methodologie in verband staat met epistemologie, de kennisleer. Een discipline die niet op kennis is gebaseerd is nauwelijks meer een discipline te noemen. Als laatste wordt er in dit artikel vooruit gekeken naar eventueel verder onderzoek.

In zijn boek Een voet tussen de deur schetste Eric van Duivenvoorden, oud-kraker en oprichter van het archief van de krakersbeweging, de situatie omtrent de krakersbewegingen en woningnood in Amsterdam van de jaren zestig tot en met de jaren negentig. Hij beschreef in zijn eerste hoofdstuk onder andere dat de woningnood niet ontstond bij gebrek aan woningen, maar door een gebrek aan beschikbare en leefbare woonruimtes. Er waren genoeg leegstaande panden voorhanden die uiteindelijk dan ook gekraakt zouden worden door woningzoekenden. Eerst gebeurde dit voorzichtig, maar na verloop van tijd werd er openlijk gekraakt als protestactie tegen de woningnood.

De Groote Keijser

Een zestal panden aan de Keizersgracht groeide uit tot een nationaal symbool van krakersprotest. Deze panden stonden bekend onder de naam de Groote Keijser. Een groep krakers kraakten in 1978 deze panden en aanvankelijk was daar niks bijzonders aan. Totdat op een bepaald moment het ontruimingsbevel kwam en krakers uit de hele stad besloten de Groote Keijser te gaan verdedigen. Zij maakten van de Groote Keijser een goed bewapend fort met onder andere molotov cocktails, rookbommen en zelfs keukenapparatuur dat van het dak gegooid kon worden. Iedereen wilde op de hoogte gehouden worden, vandaar dat er vanuit de kelder de piratenzender ‘De Vrije Keijser’ werd uitgezonden. Deze zender liet de mensen weten wanneer het ontruimen zou gaan beginnen, zodat de luisteraars konden bijspringen om het fort te verdedigen. De gebeurtenissen rondom de Groote Keijser waren volgens Lynn Owens, schrijver van een boek over de neergang van de krakers in Amsterdam, Cracking under pressure, een keerpunt voor de krakers. Zij voelden zich niet meer enkel slachtoffers, maar zagen zichzelf als een erkende eenheid.

 

Geen ontruiming maar ontOgeming

Een artikel in Dappernieuws, ‘Geen ontruiming, maar ontOgeming’ deed verslag over de gebeurtenissen rondom de Groote Keijser. Deze bron is te vinden in het IISG in Amsterdam. Dappernieuws was een lokale krant die werd opgericht door Aktiegroep De Sterke Arm in de Dapperbuurt in Amsterdam. Deze Aktiegroep was er voor bedoeld om inspraak te eisen bij de bestemmingsplannen van de gemeente. In 1978 werd deze groep opgeheven. Vanaf dat moment zetten de Samenwerkende Groepen Dapperbuurt (SGD) het buurtoverleg voort. Zij bleven ook Dappernieuws uitgeven. De krant had als doel om de bewoners in te lichten over de plannen van de gemeente en richtte zich met name op de Dapperbuurt, Transvaalbuurt en de Oosterparkbuurt. De mensen die deel uitmaakten van Aktiegroep De Sterke Arm waren bewoners uit de Dapperbuurt zelf. Na enkele jaren van felle acties werden zij in 1973 erkend als gesprekspartner.

Dappernieuws van 26 januari 1980. Bron: IISG in Amsterdam

De tekst in de buurtkrant was vrij simpel en zeer leesbaar geschreven. Dit had waarschijnlijk als doel om het voor de buurtbewoners toegankelijk te maken om het te lezen. De vraag blijft echter wat voor achtergrond de makers precies hadden. Het waren buurtbewoners die begaan zijn met de stedelijke ontwikkeling in hun omgeving, maar of zij hooggeschoold waren of welk beroep zij uitoefenden blijft in het ongewisse. Ondanks de naam en het doel van de krant stond er toch een artikel in over de Groote Keijser. Dit krakersbolwerk ligt bijna vier kilometer buiten de Dapperbuurt. Veel mensen hielden zich echter bezig met de situatie rondom de Groote Keijser. Vandaar dat ook Dappernieuws er aandacht aan besteedde.

In het artikel stond dat de panden aan de Keizersgracht in handen waren van OGEM, een energiebedrijf. De OGEM spande een kort geding aan om de panden ontruimd te krijgen. De krakers wonnen dit kort geding echter, ondanks de inspanningen van een door OGEM ingehuurde spion, Paul van Wisse. Deze deed zich voor als kraker om zo de namen van de krakers te achterhalen. OGEM ging wel in hoger beroep en ditmaal wonnen zij wel. Aan het einde van het jaar 1979 plakte de deurwaarder het officiële ontruimingsbevel op de gevel. De krakers reageerde door de hal van het hoofdkantoor van OGEM in Rotterdam korte tijd te bezetten en met affiches en spandoeken duidelijk te maken dat zij niet weg zouden gaan uit de Groote Keijser. Een paar dagen daarna gingen zij ook nog eens demonstreren in de raadszaal van het Amsterdamse Stadhuis. ‘De gemeente werd laksheid verweten in de onderhandelingen met OGEM en het zorgen voor een goed huisvestingsbeleid in het algemeen.’ Na afloop gooiden de krakers ook nog wat rookbommen naar binnen om hun woorden kracht bij te zetten.

Het beoogde effect van dit artikel wordt duidelijk na het lezen van de laatste alinea. Naast dat de auteurs van het artikel de geïnteresseerde buurtbewoners op de hoogte wilden houden, spoorden zij de lezers ook aan tot actie. Op diezelfde dag was er om 14.00 een demonstratie gepland op het Amstelveld in Amsterdam. Enkele gemeenteraadsleden hadden aangegeven het ontruimen willen uit te stellen en eerst weer in debat willen gaan. De sympathisanten van de Groote Keijser vertrouwden echter niet op een goede afloop en hadden daarom deze demonstratie gepland. De auteurs van Dappernieuws, de Samenwerkende Groepen Dapperbuurt  stonden duidelijk aan de kant van de krakers.

De SGD hield zich veel bezig met wat er speelde in de buurt. Door inspraak te hebben geëist in de bestemmingsplannen van de gemeente waren zij actief bezig met het vormen van hun buurt. Volgens de theorie van Virginie Mamadouh konden zij als ‘stedelijke sociale beweging’ gezien worden. Mamadouh beschrijft in haar boek De stad in eigen hand uitgebreid wat zij met dit begrip bedoelt en past dit begrip toe op verschillende bewegingen zoals de provo’s, de krakers en de kabouters. Een definitie die zij aan stedelijke sociale bewegingen geeft is: ‘het zijn sociale bewegingen die gericht zijn op stedelijke sociale veranderingen, met name op veranderingen van de bestemming van ruimte, de distributie van voorzieningen en de machtsverdeling in de stad. De SGD hield zich duidelijk bezig met de veranderingen van de bestemming van ruimte in hun buurt. Zij deden dit het meest direct door met de gemeente in gesprek te gaan en inspraak te hebben op de bestemmingsplannen. Daarnaast demonstreerden zij mee met de demonstratie op het Amstelveld tegen de ontruiming van de Groote Keijser.

 

Gemeentebesluit (om het niet te doen)

In het artikel stond vermeld dat de burgermeester van Amsterdam, Polak, advies had gekregen van enkele hoogleraren en van de Rechtswinkel in Amsterdam omtrent het verlenen van het verzoek om agenten in te zetten bij de ontruiming. Deze adviezen zijn terug te vinden in het archief van het IISG in Amsterdam. Een van die hoogleraren die de burgermeester van advies voorzag was C.J. Enschedé. Hij was hoogleraar Strafrecht en strafvordering aan de Universiteit van Amsterdam en tevens raadsheer in de Hoge Raad. Zelf had hij geen belang bij de situatie bij de Groote Keijser. Het advies was dus objectief. Hij gaf in zijn advies aan dat ‘het aan te wenden geweld, in het bijzonder dat tegen personen, zonder schade aan de doelmatigheid van de operatie zoveel doenlijk beperkt zal moeten blijven. Maar het gevaar dat er slachtoffers vallen is nooit geheel uit te sluiten, omdat het afhangt van de vraag in hoeverre de bezetters uiteindelijk in hun verzet zullen volharden.’ Volgens prof. Enschedé mag de burgermeester zelf weten of hij agenten wilt inzetten en hoeveel manschappen. De burgermeester kan zelfs bepalen uiteindelijk gebruik te maken van de Koninklijke Marechaussee of ander krijgsvolk als hij dat nodig acht. Prof. sluit af met ‘de hoop dat ze [de bezetters] op het laatste moment voor rede vatbaar zullen zijn.’

Poster van de krakers in De Groote Keijser

De heren prof. A.M. Donner en G.J. Wiarda deden ook hun uitspraak over deze kwestie. Prof. Donner was hoogleraar van het staatsrecht aan de Universiteit van Groningen en dhr. Wiarda was oud-president van de Hoge Raad. Beide heren hadden niets te maken met de situatie in Amsterdam. Zij konden dus onbevooroordeeld hun advies geven. Samen stelden zij in hun advies dat de burgermeester ‘de rechtsplicht heeft om mee te werken aan de uitvoering van een ontruimingsvonnis.’ Net als Enschedé gaven Donner en Wiarda aan dat mocht de politiemacht niet toereikend zijn, hij gebruik zal moeten maken van alle vormen van assistentie die de Politiewet mogelijk maakt. Mocht de situatie echter dreigen te escaleren, moet de mogelijkheid worden overwogen om het ontruimen uit te stellen. ‘Afstel van de medewerking aan de executie zou dit nooit moeten betekenen.’ De aansprakelijkheid voor de burgermeester blijft namelijk bestaan.

Volgens het artikel in Dappernieuws had de burgermeester inderdaad besloten medewerking te verlenen met het uitvoeren van de ontruiming van de Groote Keijser. Op donderdag 17 januari werd de ontruiming verwacht. Aan de vooravond stuurde burgermeester Polak echter nog een brief waarin hij de bezetters opriep tot bezinning. Hij schreef ‘dat het gemeentebestuur op korte termijn bereid was tot overleg over alle konstruktieve voorstellen die ‘met handhaving van de rechtsorde (ontruiming dus, red.) tot een bevredigende oplossing zou kunnen leiden.” De bewoners van de Groote Keijser wezen het voorstel tot overleg af. Tot een confrontatie kwam het niet bij de Grote Keijser. De krakers wachtten maanden lang op de ontruiming, maar de autoriteiten kozen ervoor om een gewelddadig conflict te vermijden. De gemeenteraad ging op zoek naar alternatieve plannen om het probleem op te lossen.

Dat de gemeente conflicten probeerden te vermijden was niks nieuws. Kennedy beweerde in zijn boek Nieuw Babylon in aanbouw dat vanaf de jaren zestig de Nederlandse autoriteiten geprobeerd hadden een imago op te bouwen dat vriendelijker en minder autoritair was dan voorheen. De Amsterdamse gemeente trachtte in elke situatie het conflict te vermijden. Al bleek dit soms onmogelijk. Bij de rellen op de Dam en de Nieuwmarkt kwamen de burgers en de politie toch met elkaar in conflict. Desondanks bleef er een tolerant klimaat in Amsterdam heersen. Loco-burgermeester Koets zei: ‘Als je tijdig ziet de tekenen des tijds, dan loopt de zaak niet uit de hand.’ Het gebruik van geweld was niet alleen moreel afkeurenswaardig, het werkte ook nog eens averechts. De gemeente ging hun beleid aanpassen op de moderne gevoeligheden. ‘Een beetje chaos leek een beperkte prijs voor het op afstand houden voor een onaanvaardbaar peil van wanorde.’ Deze achtergrond zou kunnen hebben meegespeeld bij het besluit van burgermeester Polak om geen geweld te gebruiken voor de ontruiming van de Groote Keijser. Hij had in ieder geval de zege van verschillende hoogleraren om wel geweld te gebruiken.

Bart van der Steen kwam met een aanvullende verklaring. ‘Gerechtelijke bevelen, zoals de ontruiming van de Groote Keijser aan de Keizersgracht, konden door de gemeente niet worden uitgevoerd, omdat er gevreesd werd voor dodelijke slachtoffers.’ Van der Steen schreef in zijn artikel ‘De papieren van de revolte’ over de ontwikkeling van de onderzoeken naar en de visies op het kraken als politieke beweging. Hij keek hierbij niet alleen naar Nederland, maar betrok ook de rest van Europa erbij. Op meerdere plekken in voornamelijk Noordwest-Europa kwamen jongerenbewegingen in opstand. In Amsterdam kwam het nu geregeld tot rellen en opstootjes tussen krakers en de politie. Journalist Hofland omschreef de situatie in Amsterdam als ware ‘stadsoorlog.’ Deze algehele ontwikkeling in Europa had waarschijnlijk een rol gespeeld bij de gemeente om de situatie omtrent de Groote Keijser niet te laten escaleren.

 

Hoe nu verder?

De situatie rondom de Groote Keijser is al door meerdere auteurs behandeld, maar toch ging dit artikel in op deze specifieke gebeurtenis. Dat heeft te maken met het feit dat de focus nu lag op wat de gemeente besloot om te doen en waarom precies. In het artikel van Dappernieuws die behandeld is in dit artikel kwam de mening van de burgermeester niet erg naar voren. Wel werd duidelijk dat de burgermeester liever geen geweld wilde gebruiken ondanks de mogelijkheid die het recht hem hiertoe gaf. In een groter historisch onderzoek zou ik willen kijken naar de precieze beweegredenen van de burgermeester om al dan niet geweld te gebruiken bij ontruimingen. Bij de ontruiming van Lucky Luijk in 1983 gebruikte de politie wel geweld om het pand te ontruimen. Wat maakte deze situatie anders in de ogen van de gemeente. Om antwoord te krijgen op deze vragen zou ik in het gemeentearchief moeten kijken naar briefwisselingen en besluiten van het college B&W. Daarnaast ben ik geprikkeld door het artikel van Van der Steen. Wat voor invloed heeft de algehele situatie in Europa gehad op de krakers in Nederland? Bestaat er überhaupt een verband tussen de krakers in bijvoorbeeld Duitsland en die in Amsterdam? Daarvoor is het misschien handig om krakers te spreken uit die tijd. Die zouden mij kunnen vertellen wat ze allemaal meekregen van de situatie in de rest van Europa.

‘Amsterdam ontruimt niet voor leegstand’ beweerde kraker Abel vanuit het gekraakte pand aan de Prinsengracht een paar weken terug. De situatie rondom de Groote Keijser is daar een goed voorbeeld van. Al speelde er nu wel andere zaken een rol. De angst voor een te heftige confrontatie zorgde ervoor dat de gemeente besloot om de Groote Keijser niet te ontruimen. Uiteindelijk kocht de gemeente de panden op en liet er leefbare woonruimtes in bouwen. Het is te hopen dat de Kinderen van Mokum misschien wel hetzelfde effect kunnen bewerkstelligen bij de gemeente als de krakers van de Groote Keijser destijds.

 

 

 

Literatuurlijst

Duivenvoorden, Eric van, Een voet tussen de deur (Amsterdam 2000).

Kennedy, James, Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig (Amsterdam 1995).

Mamadouh, Virginie, De stad in eigen hand. Provo’s, kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging (Amsterdam 1992).

Owens, Lynn, Cracking under pressure. Narrating the decline of the Amsterdam squatters’ movement (Amsterdam 2009).

Steen, Bart van der, ‘De papieren van de revolte. De kraakbeweging en haar geschiedschrijving’ in: Stadsgeschiedenis 9 (2014) 166-181.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Nieuwmarkt Revolutie

De kraakbeweging heeft zowel in Nederland als in Europa diepe sporen achtergelaten. Verschillende opvattingen over de indeling van de binnenstad leidde in vele grote Europese steden tot een strijd tussen goedkope huisvesting enerzijds en modernisering anderzijds. In sommige steden mondde dit uit in een guerrilla oorlog tussen burger en overheid. Nergens anders in Nederland woedde deze strijd zo heftig als in de Nieuwmarkt, waar het voortbestaan van de gehele wijk bedreigd werd door plannen voor de aanleg van een metro. De Aktiegroep Nieuwmarkt nam de toekomst van hun buurt in eigen handen door het organiseren en informeren van alle krakers en medestanders uit de omgeving. Door middel van telefoonlijsten, sirenes en tijdschriften werd de buurt continu op de hoogte gehouden van allerlei mogelijke ingrepen door de gemeente. Doordat beide partijen niet wilden toegeven aan elkaar werd het duidelijk dat een grootschalig conflict onontkoombaar was geworden. Ter bestudering van het grootste conflict uit de laatste helft van de 20e eeuw in Nederland bekijk ik de achtergrond van zowel de krakersbeweging als de Aktiegroep Nieuwmarkt. Daarnaast onderzoek ik uitgaven van de Aktiegroep, met daarbij in het bijzonder het Nieuwmarkt Dagblad dat in de dagen voorafgaand aan de metrorellen van 24 maart 1975 werd uitgegeven. Voor dit onderzoek is dankbaar gebruik gemaakt van het Staatsarchief dat is ondergebracht bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.

Provovicatie

Aktiegroep Nieuwmarkt en de kraakbeweging zijn in grote mate ontstaan vanuit de denkbeelden van de provo’s. Door middel van ludieke en provocerende acties verzetten de provo’s zich tegen de gevestigde orde van de jaren ’60. Met name de bijeenkomsten die in confrontaties met de politie uitmondden trokken veel mensen aan. Uiteindelijk haalden zij het wereldnieuws door de huwelijksfestiviteiten van prinses Beatrix en Claus von Amsberg in Amsterdam met rookbommen te verstoren. Ter ondersteuning van hun acties gaven zij een blad uit, genaamd Provo, waarin zij onder andere de woningnood aankaartte. De zevende editie van Provo bevatte de grimmige subversieve brief, dat zich verzette tegen de plannen van de gemeente om de bevolking naar buitenwijken te ‘deporteren’. Met dit taalgebruik wordt natuurlijk een pijnlijke vergelijking met de deportaties van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog gemaakt. Als mogelijke repercussies werd het opblazen van de IJtunnel of het aanvallen van slopers van de oude buurten gesuggereerd. In reactie hierop werd de gehele oplage van de zevende Provo in beslag genomen en werden enkele provo’s opgepakt en veroordeeld tot een gevangenisstraf. Rob Stolk, toenmalig redacteur en drukker van het blad, heeft uiteindelijk vijf weken in de gevangenis overnacht. Hoewel de provo’s zich in 1967 ophieven betekende dat helaas voor de gemeente geen einde aan het burgerlijk verzet.

Het provo-archief werd voor ƒ13.010 gulden aan de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek verkocht. Dit geld werd ondergebracht bij de Stichting Ter Bevordering van een Goed en Goedkoop Leven, dat later zou fungeren als geldschieter van allerlei verschillende krakersactiviteiten. Rob Stolk houdt de strijd tegen woningnood na het ontbinden van de provo’s in leven door Woonburo de Kraker op te richten en namens dit bureau een Handleiding voor Krakers uit te geven. In de zomer van 1970 komt Rob Stolk met Lou van Nimwegen, een andere oudgediende van de Provobeweging, op de Keizerstraat 2A in de Nieuwmarktbuurt terecht. In de kelder van dit pand, dat al spoedig als verzamelplaats voor gelijkgestemden dient, richten zij Aktiegroep Nieuwmarkt op. Hoewel de eerste editie van het Nieuwmarkt Dagblad nog even op zich liet wachten kwam, hield Aktiegroep Nieuwmarkt zich bezig met andere bladen, het verbeteren van de krakersreputatie en het opknappen van de buurt.

Provo’s hebben krakers wellicht geïnspireerd door hun manifestatie tegen de openbare orde door middel van bijeenkomsten en ludieke acties. Hun ergernis aan het huisvestgingsbeleid van de gemeente deelden zij tevens aan de burgers via tijdschriften. Binnen de krakersbeweging werden eveneens vermeende fouten in het gemeentelijk beleid aangekaart en via bladen verspreid om daarvanuit een gelijkgestemde achterban te vormen die voor deze punten strijd. Zoals hierboven beschreven deinsden Provo’s niet terug voor het gebruik van geweld of gewelddadig taalgebruik. Hoewel het Dagblad Nieuwmarkt naar mijn mening weinig gewelddadig taalgebruik hanteert en over het algemeen een nette indruk maakt, staan er wel enkele spotprenten in die een lugubere indruk maken. Op de voorkant van het eerste nummer van het Nieuwmarkt Dagblad staat een afbeelding van een metro met een doodskop, dat op de lezer afdondert. Op het tweede nummer prijkt een enorme stoomwals die een paar hoofden, met daarop ‘Nieuwmarkt’ geschreven, verplettert. Wanneer je beseft dat het slopen van de Nieuwmarktbuurt voor de metro noodzakelijk werd geacht door de gemeente en de inwoners zich niet lieten uitzetten, kan je begrijpen dat de komst van de metro als levensgevaarlijk werd gezien. Een overeenkomst tussen provo’s en krakers lijkt het gebruik van harde woorden en afbeeldingen om een harde werkelijkheid te bestrijden.

Net zoals de provo’s voor hen verzette Aktiegroep Nieuwmarkt zich tegen het gemeentelijk beleid wat betreft huisvesting en stadsinrichting. Waar de gemeente zich een binnenstad voor zakenlieden en toeristen voorstelde, vochten krakers voor de handhaving van goedkope arbeiderswoningen. Als inwoners van hun buurt veronderstelde zij over een zekere invloed over de invulling ervan te beschikken. Wanneer de gemeente in 1968 plannen maakt om een metro door de Nieuwmarktbuurt aan te leggen leidt dat tot het kraken van de voor sloop bestemde woningen. Als de gemeente in 1971 daadwerkelijk voorbereidingen treft voor de aanleg van de metro komt Aktiegroep Nieuwmarkt in actie. Om de sloop van huizen te beperken worden telefoonlijsten opgesteld waarmee buurtbewoners snel gealarmeerd kunnen worden wanneer er een huis gesloopt dreigt te worden. Twee buurtbladen fuseren tot het tweewekelijkse blad Nieuwmarkt, gedrukt en gefinancierd door Rob Stolk en de Stichting voor Goed en Goedkoop Leven, dat bestemd is om de buurt te informeren over de meest recente ontwikkelingen over de metroplannen. Vanwege de enorme toename van het aantal krakers in de Nieuwmarktbuurt en de reëel dreiging van uitzetting brengen zij in 1975 een dagblad uit om alle ontwikkelingen op de voet te volgen, het Nieuwmarkt Dagblad.

Nieuwmarkt in actie

De doelgroep van dit dagblad zijn op de eerste plaats natuurlijk de inwoners van de Nieuwmarktbuurt. Aktiegroep Nieuwmarkt was zich wegens de afnemende reputatie van krakers al enige tijd op de hoogte over de noodzaak van een hechte buurtgemeenschap. Zo organiseerde zij in 1971 al een feestweek, waarbij zelfs kindermiddagen gemoeid waren. Door hun naam te ‘zuiveren’ trachtte zij een geëngageerde wijk te vormen waarmee zij als een eenheid tegen de gemeente konden optreden. De Aktiegroep bleek succesvol in het achterhalen van allerlei vertrouwelijke informatie van de gemeente. Zij rapporteerden over verggaande speculatie van Engelse beleggingsmaatschappijen in hun buurt en uitstapjes van wethouders naar Londen om fondsen te werven.

Het valt uit verschillende teksten en illustraties op dat het dagblad zich richt tot de mensen die zelf op uiteenlopende manieren betrokken waren geraakt bij antikraakacties. Zij roepen politieagenten op om zich niet te laten misbruiken door het stadsbestuur om de Nieuwmarktbuurt met geweld te ontruimen en richten zich tot bouwvakkers die de metro aanleggen met de vraag hun werk neer te leggen. Hierin dringen ze bij deze mensen aan om zich op hun menselijke eigenschappen te beroepen: ‘Laat je niet misbruiken door de gemeente, maar help de Amsterdammers in hun strijd tegen woningnood.’ Hoewel deze personen niet tot de beoogde doelgroep behoorden, lijkt het of het dagblad ervan uitging dat hun boodschap op de een of andere manier bij hen aan zou komen. Daarnaast richtte het blad zich tot mogelijke bijstanders uit andere buurten, die zich betrokken voelden bij hun strijd tegen het huisvestingsbeleid van de gemeente en voor inspraak in eigen buurt. Door de tijden en frequentie van de uitzendingen van Radio Mokum te verstrekken probeerde zij ook mensen buiten de Nieuwmarkt te activeren. Dit bleek zijn vruchten af te werpen toen, tijdens de Nieuwmarktrellen van 24 Maart 1975, een grote groep studenten zich naar de Nieuwmarkt begaf om de inwoners van de Nieuwmarkt tegenover de grote politiemacht bij te staan. Hiermee schapen zij een eenheid tussen krakers, buurtbewoners en overige medestanders tot een strijdbare fractie waarmee zij zich letterlijk en figuurlijk tot een onverzetbaar blok vormde.

In het Nieuwmarkt Dagblad worden de standpunten van de buurtbewoners over de aanleg van de metro en het gemeentelijk beleid duidelijk uiteen gezet. Het metroplan werd volgens de krakers gevormd met nieuwbouwsteden als Purmerend en Almere in het achterhoofd. In hun mening was de gedwongen volksverhuizing van ‘honderd duizend Amsterdammers’ naar deze oorden overbodig omdat er in Amsterdam zelf genoeg woonruimte zou moeten zijn. Wanneer dit benut zou worden is de aanleg van de metro volgens de krakers overbodig. Deze standpunten worden aangehaald bij de verslagen over gemeenteraadsdebatten. Het verslag over het debat van 19 maart 1975 in het tweede nummer van het Nieuwmarkt Dagblad wordt gebruikt om de waarden van de Aktiegroep aan te halen.

Geoorloofd geweld

Hoewel tijdens het debat wederom is gestemd voor de aanleg van de metro dwars door de Nieuwmarktbuurt is dat volgens dit blad niet de plek waar dit debat werkelijk gevoerd wordt. Dit gebeurt volgens Aktiegroep Nieuwmarkt namelijk in buurten en wijken binnen en buiten Amsterdam. Zij leggen hiermee de verantwoordelijkheid van deze beslissingen bij de buurtbewoners zelf. Omdat het besluit van de gemeenteraad tot stand kwam door ‘partijpolitieke manipulaties, het verkrachten van verkiezingsprogramma’s’ achten zij zich niet gebonden door deze uitkomst. ‘Wij zijn het niet die op een harde confrontatie aansturen. Het stadsbestuur luistert niet naar er leeft onder de Amsterdamse bevolking.’ De krakers eigenen zich het recht om gehoord te worden toe. Ze stellen dat het niet hun wens is om een gewelddadig conflict uit te lokken, maar zij laten zich niet door dat vooruitzicht afschrikken. Wanneer de gemeente haar wil aan haar de inwoners probeert op te leggen is buitenparlementaire actie toegestaan.

Daarnaast bestreden zij zich nadrukkelijk tegen vermeend bedrog en valse informatievoorziening van de media en politiek. Vanwege het gebrek aan openheid neemt Aktiegroep Nieuwmarkt de taak op zich om de ‘juiste’ gegevens met haar achterban te delen en haar erop te wijzen wanneer de gemeente haar misleidt. Hiermee verzetten zij zich niet alleen tegen het stadsbestuur, maar ook tegen het welvaartskapitalisme en het politieke bestel. Zij presenteren de harde cijfers van onder andere het aantal huizen dat er sinds de Tweede Wereldoorlog zijn gesloopt en hoeveel er volgens de gemeente nog gesloopt moeten worden. Het verzamelen en delen van deze informatie wijst op een grote zelfstandigheid en gedrevenheid van krakers en de actiegroep Nieuwmarkt. Deze zelfstandigheid is volgens Duco Hellema typerend voor het ik-tijdperk, waarin de maatschappij narcistischer en individualistischer werd. De nadruk lag hierbij volgens hem op het heft in eigen handen nemen. De wens voor inspraak op de eigen woonwijk is hier ook een afgeleide van. Met het plaatsen van de verantwoordelijkheid in de handen van de buurtbewoners willen zij het zelf voor het zeggen hebben. Door de buurt te informeren over gemeenteraadsdebatten, speculatie van Engelse beleggingsmaatschappijen en studeeravonden trachten zij een geïnformeerde, actieve buurt te kweken waarmee zij samen kunnen strijden voor het behoud van hun wijk. Deels dankzij de bijdragen van Aktiegroep Nieuwmarkt ontstond een stedelijke sociale beweging in Amsterdam.

Het Nieuwmarkt Dagblad staat uit een combinatie van getypt en getekend schrift. Bijna iedere tekst bevat wel een spelling –of typefout. Waarschijnlijk gebeurde deze per ongeluk of door een gebrek aan middelen, maar misschien ook wel expres om de indruk van de underdog te vestigen en te verstevigen. In dit collage van krantenknipsels, getekende koppen, krabbeltjes en getypte artikelen is het niet geheel duidelijk of sommige geschreven teksten in de lay-out van het dagblad zijn opgenomen of dat deze er later bijgetekend zijn, maar deze zorgen wel voor een stijl die mij een gemoedelijk gevoel overbrengt. Zo staat er bovenaan een verslag van een gemeenteraadvergadering een tekening van een jongen met een spraakballon erbij: ‘dit was ik nog vergeten te zeggen’, met ernaast een nieuwe oproep voor een demonstratie.

Omdat het iedereen vrij stond om, voor 15:00 bij koffiebar Roodmerk, teksten en illustraties te leveren en deze anoniem gepubliceerd werden is het lastig om auteurs te achterhalen. Vanwege de ervaring met de publicatie van namen van enkele provoleiders, wat leidde tot brandmerking in de Nederlandse pers, werd het werk van Woningburo de Kraker en nu het Nieuwmarkt Dagblad in anonimiteit voltooid.

Hoewel het in eerste opzicht geen nadrukkelijk doel van dit dagblad was om zelfstandige burgers op te leiden, het diende juist als vereniging van alle buurtbewoners tot een strijdbare eenheid, toonde het Nieuwmarkt Dagblad en de Aktiegroep Nieuwmarkt wel dat zij autonoom in staat waren om een vuist te maken tegen de plannen van de gemeente. De krakers van Woningburo de Kraker gaven een handleiding voor krakers uit. Aktiegroep Nieuwmarkt was in staat met weinig middelen, maar grote publieke betrokkenheid de plannen van de gemeente te dwarsbomen en de stad ideologisch te veranderen. Vanuit een historisch standpunt is het indrukwekkend wat enkele gemotiveerde buurtbewoners met een drukpers en een ideologie wisten te bereiken. Voor latere bewegingen die zich, net als de kraakbeweging, tegen grotere en machtigere organisaties verzetten kan dit als inspiratiebron dienen.

Wat mij persoonlijk uit dit onderzoek is bijgebleven, waarvan ik daarvoor niet op de hoogte was, is het belang van de grote maatschappelijke betrokkenheid bij de krakersbeweging. Aangezien de krakers slechts een kleine groep mensen in Amsterdam vertegenwoordigde waren zij voor handhaving op andere mensen aangewezen. Dankzij de steun van overige buurtbewoners, gelijkgestemde studenten, architecten die de luchtbrug bouwden waren zij in staat om een sterke vuist tegen het gemeentelijk beleid te maken en konden daarmee de nationale belangstelling op de woningnood vestigen.

Door het gehele bronnencorpus van Aktiegroep Nieuwmarkt te bestuderen zou men invloeden van de provo’s op de kraakbeweging gedetailleerd kunnen beschrijven. Tegelijkertijd zouden afwijkingen ten opzichte van de provocultuur in kaart gebracht kunnen worden. Vanwege het grote aantal tijdschriften en andere uitgaven waarbij Aktiegroep Nieuwmarkt betrokken is geweest is het interessant om mogelijke kruisbestuiving van andere tijdschriften of groepen krakers te bekijken. Bij onderzoek naar de complete collectie van alle Nieuwmarkt Dagbladen kan men onderzoeken of er in de loop van het blad een verschil in houding optreedt. In het bijzonder voor en na de Nieuwmarktrellen. Ontstond er een andere stemming onder de krakers of de buurtbewoners nadat het geweld in hun buurt is losgebarsten? Was dit het allemaal waard geweest? Gezien het feit dat de gemeente uiteindelijk van de volledige sloop van de buurt afzag is het aannemelijk dat veel deelnemers hiermee instemmen, hoewel afgunst tegen deze geweldsexplosie ook reëel is.

Conclusie

De Aktiegroep Nieuwmarkt heeft haar gedachtengoed, repertoire, leden en financiering te danken gehad aan de provobeweging. Met openbare demonstraties en het uitgeven van ideologisch geladen tijdschriften verspreidde zij hun opvattingen en ronselden medestanders. Met het opknappen van vervallen panden en het organiseren van feestweken werd zowel aangetoond dat zij geen kwaad in de zin hadden als het demonstreren van een andere mogelijkheid ten opzichte van het gemeentelijk beleid. Door panden in de binnenstad weer bewoonbaar te maken hoefden Amsterdammers niet langer naar de periferie uit te wijken.

Door middel van het Nieuwmarkt Dagblad werden constant op de hoogte gehouden van mogelijke uitzettingen of slopingen. Daarnaast was dit blad deels gericht aan tegenstanders, die zij van hun ‘menselijke’ kant wilden overtuigen. Vanwege het simplistische ontwerp, de combinatie van getypt en geschreven tekst, strips, krabbeltjes en tekeningen wordt een ambachtelijke sfeer gecreëerd, waarmee zij hun amateuristische opzet tegenover de machtige gemeente demonstreren. Wanneer het stadsbestuur de wensen van de inwoners niet meer in acht neemt is het toegestaan om op buitenparlementaire acties over te stappen om de wil van de burgers te realiseren. De Aktiegroep Nieuwmarkt werd hierbij, onder andere dankzij het Nieuwmarkt Dagblad, bijgestaan door medestanders uit allerlei verschillende standen. Door het gebruik van minimale middelen in hun strijd tegen vele malen grotere instantie kan deze beweging als inspiratiebron voor vele groeperingen dienen.

Politierapporten van een stadsoorlog

Bastiaan van den Akker

‘Woningnood door Stadgenoot’, stond op een spandoek in de Eerste Oosterparkstraat in september 2016. Toen ik erlangs fietste bedacht ik mij nog niet wat er speelde in mijn straat. Later bleek dat, ondanks de woningnood, een huizenblok gesloopt zou worden om plaats te maken voor 39 luxeappartementen waar dit er eerder 50 waren. Woningnood is al sinds de jaren 1960 een groot probleem in Nederland, met name Amsterdam, en terwijl er tegenwoordig weinig geluid tegen wordt gemaakt was dit vroeger anders. Zoals het kroningsoproer van 30 april 1980 toen toenmalig koningin Beatrix gekroond werd. Rond 1980 woonden er plusminus 5000 krakers in ongeveer 700 kraakpanden. De woningnood was hoog en er was enorme onvrede over de kosten van de kroning. Amsterdam veranderde in een slagveld met aan de ene kant krakers en aan de andere kant de ME. Helikopters vlogen boven de stad en honderden ME’ers, agenten, marechaussees en paarden – 3500 ordehandhavers in totaal – stonden slagorde opgesteld, klaar om in te grijpen. De binnenstad veranderde in een slagveld en oogde alsof er een burgeroorlog was uitgebroken.

Over het kroningsoproer is veel gepubliceerd, hierbij wordt tegenwoordig vooral de kant van de krakers belicht of de schade die de stad heeft opgelopen. Een minder belichte kant is die van de gemiddelde ME’er of agent die die dag aanwezig was in Amsterdam om de orde te handhaven. Vanuit het hele land werden agenten opgetrommeld om te helpen in de hoofdstad, dat blijkt uit meerdere politierapporten die later zijn opgesteld. In dit brononderzoek zal ik onderzoek doen naar deze rapporten van onder meer hoofdinspecteur Jorna van gemeentepolitie Leeuwarden en compagniecommandant van Heusden. De hoofdvraag die ik bij dit brononderzoek stel is: Hoe kan het dat het kroningsoproer zo uit de hand heeft kunnen lopen? In deze analyse zal ik dieper ingaan op de totstandkoming van de bronnen, de motivatie van de schrijvers van de bron alsmede het beoogde publiek, wat de bron ons leert en hoe het bijdraagt aan onze historische kennis over de Nederlandse kraakbeweging. Daarnaast zal ik trachten een antwoord te geven op de vraag hoe ik een groter historisch onderzoek zou vormgeven aan de hand van deze en andere bronnen. Ook zal ik een dieper ingaan op de achtergronden van 30 april 1980.

Afbeeldingsresultaat voor het kroningsoproer

Tanks rijden door de Amsterdamse straten tijdens het kroningsoproer

Achtergronden van de verslagen

‘De hel, dat zijn de anderen,’ zei de Franse filosoof Jean-Paul Sartre ooit. Op 30 april 1980 is voor de politie de hel iedereen die een radiozender heeft, of een stoorzender. De krakers beschikken over een radiozender én een stoorzender. En waar beschikt de politie over? Over een communicatienetwerk dat, mede door de stoorzender, niet werkt en soms totaal vastloopt. Voor de politie geldt die dag in menig opzicht de Wet van Murphy: alles wat mis kan gaan, gaat ook mis. Hoofdonderwerp van dit brononderzoek zijn de politierapporten van hoofdinspecteur van politie Leeuwarden Gerard Jorna en compagniecommandant C.P van Heusden van politie Amsterdam.

Jorna was op 30 april 1980 aanwezig in Amsterdam met een compagnie uit Leeuwarden en schreef zijn rapport naar aanleiding van de gebeurtenissen van 30 april. Onduidelijk is in opdracht van wie het rapport is geschreven, ook wordt nergens een datum van schrijven vermeld. Het rapport betreft een geschreven, ongepubliceerd en primair ooggetuige verslag. Dat er veel mis is gegaan blijkt uit het rapport van Jorna. Direct bij aankomst in Amsterdam blijkt het communicatienetwerk al plat te liggen. Jorna schrijft in zijn rapport: ‘Bij de voorbespreking bleek, dat de pelotons waren voorzien van een portofoonfrekwentie gebaseerd op het op 23 april 1980 uitgereikte verbindingsschema terwijl daarin intussen een verandering was aangebracht, zodanig, dat niet kon worden gecommuniceerd met de verschillende pelotonscommandanten.’ Later schrijft Jorna dat er met de pelotons die geen deel uitmaakten van zijn compagnie überhaupt geen contact mogelijk was. In de taakbeschrijving van Jorna stond dat hij met zijn compagnie in het westelijk deel van de stad zou opereren, uit zijn verslag blijkt echter dat daar niets van terecht is gekomen. Jorna beschrijft uitvoerig de taken die hij die dag heeft uitgevoerd, maar deze zijn vrijwel uitsluitend bij het Waterlooplein, Rokin en de Kloveniersburgwal uitgevoerd. Alleen tussen 11:00 en 13:15 opereerde de eenheid van Jorna op de Bilderdijkstraat, daarna werd er uitgerukt naar de Blauwbrug. De miscommunicatie van de politie wordt hierdoor nogmaals onderstreept.Daarnaast bleken er volgens Jorna ook nog eens onvoldoende gasmaskers aanwezig en, als gevolg van verschillende confrontaties met prostestanten, hadden verschillende voertuigen lekke banden, waren sommige voertuigen total loss en was er sprake van 25 gewonden binnen zijn compagnie.

Afbeeldingsresultaat voor het kroningsoproer

“Geen woning: geen kroning” was een van de meest gebruikte leuzen tegen de kroning

Van C.P. van Heusden is wel duidelijk waarom zijn rapport is geschreven. Van Heusden schrijft in zijn rapport dat het journaal in zijn opdracht is bijgehouden door zijn liaison-onderofficier. Het uiteindelijke rapport dat door hem op 6 mei 1980 is samengesteld wordt op 3 juni 1980 doorgestuurd naar zijn superieuren L. Dorst en W. Berndsen voor evaluatie. Waarom er bijna een maand tussen het opstellen en versturen zit is onduidelijk. Omdat het rapport van C.P. van Heusden is samengesteld door zijn liaison-onderofficier is er sprake van een primaire bron, uit de bron zelf blijkt wel dat van Heusden aanwezig was tijdens het kroningsoproer. Maar omdat het journaal niet door van Heusden zelf is opgesteld zou je kunnen spreken van een secundaire bron met primaire informatie, dit omdat niet overal uit blijkt dat van Heusden aanwezig was tijdens alle ontwikkelingen die beschreven staan in het rapport. Ook van Heusden spreekt van veel problemen die zich op 30 april hebben voorgedaan, voornamelijk communicatieproblemen. Van Heusden was voornamelijk actief op de Blauwbrug en schrijft: ‘Deze demonstratie was een van tevoren bekend gegeven … gebruikelijk is dan om een aantal verkenningseenheden op pad te sturen. Het is best mogelijk dat die er ook zijn geweest, maar dan zijn er twee mogelijkheden: A. ze hebben hun werk niet (goed) gedaan, B. De informatie die ze hebben doorgegeven is om de een of andere reden blijven steken.’  Van Heusden spreekt zijn onvrede uit vanwege de gevolgen die dit communicatieprobleem tot gevolgen heeft gehad. Van Heusden schrijft hierover: ‘Het laatste (en ook belangrijkste), nl. waar de proteststoet zich bevond heb ik van een burger gekregen en toen stond de kop al bijna op de brug … Slechts door razendsnel ingrijpen kon op het nippertje worden voorkomen dat men de Blauwbrug overtrok, maar men was toen al veel te dichtbij en dat heeft al met al 34 gewonden tot gevolg gehad.’

Afbeeldingsresultaat voor het kroningsoproer

De politie voert een charge uit op de Blauwbrug

Zowel het rapport van Jorna als het rapport van C.P van Heusden zijn geschreven aan superieuren, dit blijkt uit de wijze van rapportage en de formele schrijfwijze. Bij van Heusden blijkt dit ook uit de geadresseerden, bij Jorna is hier geen blijk van opgenomen in de bron. Wel schrijft Jorna dat hij een verklaring aflegt, aan wie is onduidelijk. Aan de manier van berichtgeving is wel duidelijk af te lezen dat het rapport niet voor ondergeschikten in te zien is. Daarnaast geven beide auteurs blijk van berichtgeving aan superieuren door de vele tips voor toekomstige rellen die zij geven. Zo schrijft van Heusden: ‘De Bratra groepen zijn zeer goed bruikbaar … Een salvo traangas heeft meer effect dan afzonderlijke schoten. Bovendien is het soort traangas van belang. Traangas met braakeffect heeft meer zin dan het gewone traangas.’ Beide rapportages zijn ongepubliceerde bronnen en bevatten, voor de politie, gevoelige informatie. Alleen al om geen gezichtsverlies te lijden zal de politie dergelijke berichtgeving waarschijnlijk niet snel naar buiten brengen. De leiding bij de politie destijds was überhaupt zo lek als een mandje. Een ME’er schrijft later: ‘Na acht maanden bij district I was ik het enige hogere kaderlid naast de districtschef. Dat is natuurlijk een belachelijke zaak. Hoe oud zal ik geweest zijn, drie-vierentwintig. Acht maanden ervaring en dan de recherche en de verkeersdienst leiden. Nou daar komt natuurlijk geen donder van terecht.’ Dat er veel mis bleek te zijn met de organisatie en de apparatuur van de politie zou krakers en andere prostestanten wellicht hebben kunnen motiveren vaker op te komen voor hun idealen. Eric Duivenvoorden, zelf oud kraker, schrijft dan ook terecht in zijn boek Het kroningsoproer: ‘Veel problemen bij de politie die dag kwamen uit het feit dat het een enorme logistieke operatie was die in relatief korte tijd op poten moest worden gezet. En dan wordt er nog wel eens iets over het hoofd gezien. Ernstiger wordt het als naar voren komt dat die tekortkomingen ertoe hebben geleid dat de politie bijna kopje-onder ging in het tumult.’

De educatieve waarde

Naast de informatieve waarde die een bron kan hebben, kan een bron ook een educatieve waarde hebben. Vragen als in wat voor context de politierapporten van 30 april 1980 later zijn gebruikt en wat de biografie van de bronnen zijn, zijn in dit brononderzoek nog onbeantwoord. Maar ook wat deze bronnen toevoegen aan onze kennis van de Nederlandse kraakbeweging en hoe dergelijke rapporten bij zouden kunnen dragen aan een groter historisch onderzoek zijn de revue nog niet gepasseerd. Dergelijke vragen zal ik in deze paragraaf trachten te beantwoorden.

Uit de politierapporten kunnen veel lessen worden getrokken. Zowel van Heusden als Jorna waren niet tevreden na het kroningsoproer en pleitten voor verbetering. Later zouden er ook veel veranderingen worden doorgevoerd. Duivenvoorden schrijft hierover: ‘Ook voor de politie gaat er na 30 april het nodige veranderen. Dat ligt in de eerste instantie niet voor de hand, want van alle kanten wordt de loftrompet gestoken. … De aanzet voor verandering komt dan ook in de eerste plaats vanuit het politieapparaat zelf.’ ‘Een onbewapende politieman laat zich niet eeuwig op zijn bek slaan.’ Die woorden sprak hoofdcommissaris de Rhoodes naar aanleiding van de onvrede onder het politiekorps na 30 april 1980. Na 30 april worden er grondige evaluaties uitgevoerd onder aanvankelijk de hogere kaders, later tot alle regionen van het politieapparaat die op 30 april actief zijn geweest. De uitkomsten zijn dergelijke rapporten als die van Jorna en van Heusden. In de dagen na de kroning circuleert onder het personeel een brief van politieagent IJs van der Weerd gericht aan ‘alle collega’s bij de Amsterdamse politie en alle politieke leiders binnen onze samenleving’. Tientallen (hoofd)agenten, rechercheurs en inspecteurs ondertekenen deze oproep tot beleidsherziening. ‘De machtsmiddelen die men de politie geeft zijn te vergelijken met een bokser die een wedstijd moet boksen met vastgebonden handen’. Luidt een van de passages.

Naar de klaagzang van de politie is geluisterd door de directie en de opgezette politierapporten zijn zeer serieus genomen. Dit heeft ertoe geleid dat het politieapparaat tegenwoordig veel beter zijn werk doet en uitgerust is. Politievakblad Blauw schrijft hierover: ‘Als we nu opnieuw de Bilderdijkstraat zouden moeten aanpakken hadden we in de voorbereiding al een veel betere informatiepost gehad, verzorgd door de vaste stafofficier informatie. Ook op de dag zelf wordt nu doorlopend informatie verzameld en geanalyseerd. We verkennen veel beter en hebben doorlopend zicht.’ Zowel een betere informatiepost als een betere verkenning zou de miscommunicatie van 30 april 1980 tegengaan. Dit zou destijds de politie enorm geholpen hebben. Ook de uitrusting en kleding is na 30 april 1980 goed versterkt. Het vakblad gaat verder: ‘we hebben na 53 gewonden in de Vondelstraat 1980 direct overal beschermde ijshockeykleding opgekocht als bescherming. Een aantal landelijke korpsen heeft voor de kroning alsnog beschermende kleding gekocht, maar de meeste niet. Dat is nu landelijk gelijk getrokken. De ijshockeykleding is inmiddels vervangen door betere, voor de ME geschikte kleding. Mensen worden nu ook landelijk op dezelfde wijze opgeleid, getraind en uitgerust’. Het aantal gewonde agenten had tijdens het kroningsoproer drastisch minder kunnen zijn als de politie toentertijd al landelijk gelijkgetrokken uitrusting en training door had gevoerd.

Afbeeldingsresultaat voor Mobiele eenheid

De M.E. is tegenwoordig veel beter uitgerust dan tijdens het kroningsoproer

Wat de politierapporten van Jorna en van Heusden ons kunnen leren van de krakersbeweging is vooral hoe professioneel het bijna te noemen is. Met een organisatie die beter lijkt te zijn dan die van de politie destijds wist de krakersbeweging de politieradio af te luisteren en met een stoorzender het politienetwerk plat te leggen. Naast deze organisatorische bekwaamheid had de kraakbeweging een charme wat veel publiek trok: ‘De f-side stond tussen de krakers, en de pooier uit de buurt was mee V&D aan het plunderen’ schrijft Chris van Esterik hierover. Maar wat vooral opvalt in de politierapporten is de razernij waarmee de krakers de ME bevochten. Jorna schrijft hierover: ‘Ook vanaf een bouwwerk tussen het Waterlooplein en de Nieuwe Amstelstraat werden wij zwaar onder “vuur” genomen met grote stenen en staven betonijzer.’ In de Volkskrant van 17 april 2013 wordt later geschreven: ‘Op het Rokin rijden twee motoragenten zich vast in de mensenmassa. Een van hen krijgt van dichtbij een steen in z’n gezicht gegooid. De motoren gaan in vlammen op. “Dit is niet normaal, dit is een stadsoorlog”, noteert een ME’er later in zijn dagboek.’ Ondanks berichten die van tevoren werden gegeven had een deel van de ME’ers niet verwacht dat het er zo hard aan toe zou gaan. Uit onderzoek blijkt dat dit aantal 42% van de aanwezige agenten te zijn. Dit leidde tot onder meer angst onder een aanzienlijk deel van de aanwezige agenten. Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat ruim 30% van de agenten bang was tijdens confrontaties en een kleine 10% zelfs in paniek verkeerde.

Als ik zelf een groter historisch onderzoek zou kunnen verrichten met gebruik van meerdere bronnen zou ik vooral willen kijken naar de psychologische gevolgen die de confrontaties hebben gehad op de aanwezige M.E. en krakers die op 30 april 1980 tegenover elkaar hebben gestaan. Er zullen vast agenten en krakers zijn geweest die er PTSD aan over hebben gehouden. Gesteld kan worden dat voor vele ME’ers het optreden op 30 juli 1980 te Amsterdam niet zonder emoties voorbij is gegaan. Aan het uiten van deze emoties lijkt na afloop van het gebeuren weinig mogelijkheden binnen het werkverband; men heeft het meer moeten zoeken binnen privésfeer. Daarnaast was de overwerk compensatie voor ME en marechaussee erg gering. Waarom werd hier zo weinig aan gedaan en waarom was de compensatie voor de agenten zo weinig? Meerdere ME’ers spraken over een stadsoorlog waarbij meer dan 200 agenten licht of zwaargewond raakten. Graag zou ik hier meer onderzoek naar doen door middel van onderzoek te doen naar de psychologische dossiers van de politie rond 1980 en later.

Conclusie

De kroning van koningin Beatrix op 30 april 1980 had een mooie dag moeten worden, ware het niet dat er een serieuze woningnood heerste in Amsterdam. Er zou gesuggereerd kunnen worden dat de best gehuisveste vrouw van het land gekroond werd in de stad met de slechtste huisvesting. De kroning in Amsterdam voltrekken zou dan ook als provocatie gezien kunnen worden, een provocatie die de krakers met beide handen hebben gegrepen om massaal te protesteren. De politie werd vanuit het hele land op de been gebracht om ondersteuning te bieden in Amsterdam, een troepenmacht van 3500 man in totaal. Toch liep de kroning uit de hand, dit was voor hoofdinspecteur van politie Leeuwarden Gerard Jorna en compagniecommandant C. P. van Heusden aanleiding om rapporten van die dag op te stellen.

De rapporten van Jorna en van Heusden zijn primaire ooggetuigenverslagen die kort na het kroningsoproer zijn opgesteld. Beide rapporten zijn opgesteld voor hun superieuren, dit wordt in het rapport van C.P. van Heusden duidelijk door de geadresseerden, bij Jorna is dit af te lezen aan de vorm van formele berichtgeving en manier van het geven van tips voor toekomstige rellen. Beide rapporten zijn verder ongepubliceerd. De motivatie van beide auteurs is het verschaffen van primaire informatie aan hun superieuren, daarnaast zijn de rapporten een algehele evaluatie van de dag. Wegens deze evaluatie geven beide auteurs hun blijk van wat er goed en fout is gegaan en hoe dit in de toekomst anders zou moeten. De politierapporten van die dag zijn na het kroningsoproer stevig geëvalueerd wat er mede toe heeft geleid dat de politie tegenwoordig op landelijk niveau wordt opgeleid, getraind en uitgerust. Mede de slechte uitrusting van sommige korpsen heeft tot een hoger aantal gewonden geleid bij de politie die dag. Daarnaast hebben de rapporten nog een informatieve waarde, nog steeds wordt over het kroningsoproer geschreven in zowel vakbladen als boeken. Hier worden de politierapporten ook bij betrokken. Wat de rapporten ons vooral leren over de krakersbeweging is hoe professioneel de beweging te noemen was. Middels stoorzenders wisten de krakers immers de politie te verwarren omdat er door de storing geen berichtgeving gedaan kon worden. Maar het leert ons ook de charme die de beweging gehad moet hebben op de bevolking, niet voor niets wisten de krakers zoveel mensen naar Amsterdam te halen. Maar wat de rapporten ons vooral leren is met hoeveel haat en passie de krakers de politie bevochten. Een derde van de aanwezige agenten voelde zich angstig en een tiende verkeerde zelfs in totale paniek door de grote meute stenen gooiende krakers. Als ik de kans zou krijgen een groter historisch onderzoek te leiden zou ik daarom ook vooral willen kijken naar de psychologische gevolgen van het kroningsoproer voor zowel de politie als de krakers.

Om verder te gaan met mijn hoofdvraag: Hoe heeft de kroning zo uit de hand kunnen lopen? Hier op zijn een aantal antwoorden te geven. Ten eerste werkte het communicatienetwerk van de politie niet naar behoren en maakten de krakers gebruik van eens stoorzender waardoor er niet duidelijk gecommuniceerd kon worden tussen de compagniecommandanten. Ook was de politie niet voorbereid op het aantal mensen dat naar Amsterdam trok om te protesteren. Daarnaast was de politie niet bewapend genoeg om de grote meute woedende protestanten in het gering te houden, ook leidde dit tot een hoger aantal gewonden bij de politie. Dit alles zorgde voor een grote chaos bij de politieleiding. De term “stadsoorlog” werd al eerdergenoemd en past wel degelijk bij de gebeurtenissen rondom het kroningsoproer.

NOS live verslag van het kroningsoproer laat goed zien hoe Amsterdam er bij lag die dag